In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en een werknemer over de terugvordering van onverschuldigd betaald loon. De werknemer, die van 9 december 2019 tot en met 31 juli 2020 in dienst was bij de werkgever, had zich op 12 februari 2020 ziek gemeld. Gedurende haar ziekte ontving de werknemer zowel loon van de werkgever als een Ziektewetuitkering van het UWV, wat leidde tot een situatie van onverschuldigde betaling. De werkgever vorderde de terugbetaling van het loon dat zij had doorbetaald, omdat de werknemer ook een uitkering van het UWV had ontvangen ter hoogte van hetzelfde bedrag.
De procedure begon met een dagvaarding op 1 december 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 maart 2022. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever recht had op terugvordering van het onverschuldigd betaalde loon, omdat de werknemer niet had aangetoond dat zij de Ziektewetuitkering aan het UWV had terugbetaald. De kantonrechter verwierp ook de argumenten van de werknemer dat de werkgever niet tot terugvordering mocht overgaan op basis van goed werkgeverschap.
De kantonrechter heeft de vordering van de werkgever tot terugbetaling van € 4.173,54 toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de wettelijke bepalingen omtrent loon en uitkeringen bij ziekte en de rechten van werkgevers om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen.