ECLI:NL:RBROT:2022:3730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/3910
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een loongerelateerde werkhervattingsuitkering en de beoordeling van duurzame arbeidsongeschiktheid onder de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.A.S. Maduro, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat haar loongerelateerde WGA-uitkering per 28 april 2021 had beëindigd en haar een loonaanvullingsuitkering had toegekend. Eiseres stelde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin verweerder op basis van medische rapporten tot de conclusie kwam dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam was, ondanks dat zij op de relevante data volledig arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts had geconcludeerd dat er een redelijke verwachting was dat de belastbaarheid van eiseres zou verbeteren, wat de basis vormde voor het bestreden besluit. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de inconsistentie van het medisch rapport, niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk zijn gegaan. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid, waardoor eiseres niet in aanmerking kwam voor de gevraagde IVA-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam].

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2020 (primair besluit 1) heeft verweerder eiser met ingang van 20 oktober 2020 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (loongerelateerde WGA-uitkering), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, toegekend, tot en met 27 april 2021.
Bij besluit van 18 januari 2021 (primair besluit 2) heeft verweerder de loongerelateerde WGA-uitkering per 28 april 2021 beëindigd en eiseres per die datum een loonaanvullingsuitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 4 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2022. Eiseres heeft via een telefoonverbinding deelgenomen aan de zitting. Zij is bijgestaan door haar gemachtigde die in de zittingszaal aanwezig was. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, die werkzaam is geweest als helpende thuiszorg en productiemedewerker, is laatstelijk vanuit een situatie van werkloosheid met ingang van 23 oktober 2018 vanwege lichamelijke en psychische klachten arbeidsongeschikt geworden. Na de voor eiseres geldende wachttijd heeft de verzekeringsarts ten behoeve van de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het rapport van 6 oktober 2020 op basis van dossieronderzoek en door de bedrijfsarts van eiseres bij brief van 7 juli 2020 verstrekte informatie geconcludeerd dat eiseres als gevolg van ziekte of gebrek ‘geen benutbare mogelijkheden’ heeft. Vervolgens heeft verweerder de primaire besluiten genomen.
2. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 3 juni 2021 geconcludeerd dat wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts ten aanzien van de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen, omdat er een redelijke verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daarbij overwogen dat eiseres op 12 oktober 2020 en 18 januari 2021 wel volledig arbeidsongeschikt is maar dat die arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is, zodat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering).
4.1.
Eiseres voert aan dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en recht heeft op een IVA-uitkering. Volgens eiseres heeft verweerder het bestreden besluit gebaseerd op een medisch rapport dat niet zorgvuldig, inzichtelijk en consistent is. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een door haar handgeschreven verklaring van 10 juli 2021 overgelegd en stukken betreffende een bezwaarprocedure over de aan haar met ingang van 20 oktober 2021 toegekende IVA-uitkering. Eiseres stelt dat er niet veel is veranderd in haar situatie tussen 20 oktober 2020 en 20 oktober 2021 en dat haar dus per 20 oktober 2020 al een IVA-uitkering had moeten worden toegekend.
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 1 december 2021 overwogen dat wat eiseres tot dan toe in beroep heeft aangevoerd en aan stukken heeft overgelegd, geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
5.1.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Recht op een IVA-uitkering ontstaat op grond van artikel 47 van de Wet WIA voor de verzekerde die ziek wordt indien hij de wachttijd heeft doorlopen, hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.
5.2.
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896) is bij de vraag of er sprake is van duurzaamheid de inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen van belang. Dit brengt mee dat de beoordeling van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de desbetreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
6. In geschil is of de door verweerder aangenomen volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres per 20 oktober 2020 en 28 april 2021 moet worden geacht duurzaam te zijn, zodat zij op grond van artikel 47 van de Wet WIA per die data recht heeft op een zogeheten IVA-uitkering in plaats van de toegekende WGA-uitkering.
7.1.
De verzekeringsarts heeft op 30 juli 2020 telefonisch contact met eiseres gehad en haar op 14 september 2020 op het spreekuur gezien, waarbij haar zus ook aanwezig was. De verzekeringsarts heeft kennis genomen van het medisch dossier van eiseres. Hij heeft een anamnese afgenomen en een psychisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar onderzoek gebaseerd op dossieronderzoek, is bij de hoorzitting van 6 april 2021 aanwezig geweest en heeft de in bezwaar ontvangen (medische) stukken meegewogen. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat het onderzoek niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
7.2.
De rechtbank heeft ook geen aanleiding om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt onjuist te achten. Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat verweerders verzekeringsartsen een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres op de data in geding (20 oktober 2020 en 28 april 2021). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 3 juni 2021 inzichtelijk gemotiveerd dat wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, geen aanleiding vormt om een ander standpunt in te nemen ten aanzien van de duurzaamheid van de beperkingen van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft over de psychische klachten overwogen dat eiseres een matige depressie had die na diverse heftige life-events (overlijden van dierbaren) een ernstige depressie werd, waardoor de behandeling moest worden opgeschaald. Behandeling is mogelijk en deze vindt ook plaats. De behandeling is aangepast, eiseres wordt nu begeleid door het FACT team, en ook de medicatie is aangepast. Het doel van het FACT team is om weer een stabiele situatie te creëren, waarna weer de `normale behandeling' kan worden opgepakt die waarschijnlijk ook gericht zal zijn op het verwerken van de diverse life-events. De verwachting is dat dit verbetering zal geven van de belastbaarheid, in ieder geval dusdanig dat geen sprake meer is van ‘geen benutbare mogelijkheden’ zoals op dat moment het geval was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft over de fysieke klachten overwogen dat die gedeeltelijk samenhangen met de psychische klachten en dat de pijnspecialist aangeeft dat er een grote psychosomatische component is. Eerder is voorgesteld om een revalidatietraject te starten, maar dit is uitgesteld wegens de ernst van de psychische klachten. De verwachting is dat als de psychische klachten verbeteren, de fysieke klachten ook zullen verbeteren, vooral als dan ook gestart zal worden met een revalidatietraject, want uit onderzoek blijkt dat behalve de gedeeltelijke gescheurde pees in de linkerschouder (waarvan spontaan herstel mogelijk is) en enige slijtage van de wervelkolom geen afwijkingen gevonden werden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er een redelijke verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden, maar dat dit nog wel enige tijd zal duren (zeker gezien de huidige wachtlijsten in zowel de GGZ als de revalidatiezorg), doordat eerst de psychische en daarna de fysieke klachten behandeld zullen moeten worden. Gelet op de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verweerder het standpunt dat eiseres op de data in geding (20 oktober 2020 en 28 april 2021) wel volledig arbeidsongeschikt is maar dat die arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is omdat er een redelijke verwachting is dat de mogelijkheden van eiseres om te werken zullen verbeteren, voldoende onderbouwd.
7.3.
Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, legt tegenover het gemotiveerde medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep inconsistent is, is de rechtbank niet gebleken. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die aanleiding geven om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daar in het aanvullende rapport van 1 december 2021 ook op gewezen en heeft naar aanleiding van de handgeschreven verklaring van eiseres van 10 juli 2021 uitgelegd dat van eiseres niet wordt verwacht dat zij gaat werken. Er is op de data in geding sprake van ‘geen benutbare mogelijkheden’, alleen is deze situatie niet duurzaam. Dat de depressie verergerd is na diverse life events acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep heel begrijpelijk, maar dat maakt niet dat de (ernstige) depressie niet behandelbaar is. Uit de beschikbare informatie blijkt dat er voor de psychische en de lichamelijke klachten van eiseres nog behandeling mogelijk is, waardoor verbetering van de belastbaarheid zal (kunnen) optreden. De rechtbank ziet geen reden de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen.
7.4.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er ten aanzien van de gezondheid van eiseres op de data in geding geen sprake was van een medisch stabiele of verslechterende situatie of van een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat en dus geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, tweede lid of derde lid, van de Wet WIA, zodat eiseres niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering.
7.5.
Dat aan eiseres inmiddels per 20 oktober 2021 wel een IVA-uitkering is toegekend doet daar niet aan af.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 15 maart 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.