ECLI:NL:RBROT:2022:3729
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake afdoening van een ZW-uitkering en de noodzaak van fysiek spreekuurcontact
Op 16 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 17 december 2020, waarin was afgezien van een fysiek spreekuurcontact. In de tussenuitspraak van 22 november 2021 had de rechtbank verweerder de gelegenheid gegeven om een motiveringsgebrek in het besluit te herstellen. Verweerder heeft hierop gereageerd met een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarin werd uiteengezet waarom een fysiek spreekuurcontact niet noodzakelijk was. Eiseres heeft haar zienswijze gegeven op deze rapportage, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de eerdere motiveringsgebreken herhaald en beoordeeld of de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op zorgvuldige wijze had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts deugdelijk had gemotiveerd dat er voldoende informatie in het dossier aanwezig was om de belastbaarheid van eiseres vast te stellen, zonder dat een fysiek spreekuurcontact nodig was. De rechtbank oordeelde dat de functionele mogelijkheden van eiseres correct waren vastgesteld en dat zij in staat was om met gangbare arbeid ten minste 65% van het maatmaninkomen te verdienen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bepaalde dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Sahin, griffier, en is openbaar gemaakt op 16 mei 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.