ECLI:NL:RBROT:2022:3721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/10/623219 / HA ZA 21-699
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot beperkte kennisneming van een overeenkomst ter bescherming van bedrijfsgeheimen in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een incident dat betrekking heeft op de beperkte kennisneming van een overeenkomst tussen HGK Dry Shipping GmbH en HKM. De rechtbank oordeelde dat de informatie in de overeenkomst bedrijfsgeheimen bevat en dat de incidentele vordering tot beperkte kennisneming wordt toegewezen. De rechtbank stelde vast dat de advocaten van de verweerders enkel inzage mogen hebben in de overeenkomst, met de verplichting tot geheimhouding. De rechtbank benadrukte dat de vertrouwelijkheid van de informatie niet mag leiden tot een schending van het procesbelang van de verweerders. De eisers in het incident, HGK Dry Shipping, hebben de noodzaak van geheimhouding onderbouwd door te stellen dat de overeenkomst vertrouwelijke informatie bevat die van invloed is op de concurrentiepositie van de betrokken partijen. De rechtbank heeft bepaald dat de advocaat van HGK Dry Shipping twee versies van de overeenkomst moet overleggen aan de advocaten van de verweerders: een gecensureerde en een niet-gecensureerde versie. De rechtbank heeft de kosten van het incident gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De zaak zal op 15 juni 2022 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de verweerders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623219 / HA ZA 21-699
Vonnis in incident van 4 mei 2022
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar Duits recht
HGK DRY SHIPPING GMBH
gevestigd te Duisburg, Duitsland,
eiseres in het incident,
2. de rechtspersoon naar Luxemburgs recht
HGK PUSHBARGING LUX S.A.R.L.
gevestigd te Wasserbillig, Luxemburg,
3. de rechtspersoon naar Duits recht
ESA EUROSHIP GMBH & CO KG UNDERWRITING FOR SHIPPING
gevestigd te Bad Friedrichshall, Duitsland,
4. de rechtspersoon naar Duits recht,
ALLIANZ VERSICHERUNGS-AG
gevestigd te München, Duitsland,
5. de rechtspersoon naar Duits recht
HDI GLOBAL SE
gevestigd te Hannover, Duitsland,
eiseressen in de hoofdzaak,
advocaat mr. D.J.C. van Bemmel te Rotterdam,
tegen

1..DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN WIJLEN [naam erflater],

de erflater, voorheen wonende te [woonplaats erflater],
2.
[naam verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder],
verweerders in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas te Rotterdam.
Eiseressen in de hoofdzaak worden hierna HGK Dry Shipping, HGK Pushbarging, ESA Euroship, Allianz, HDI en (gezamenlijk) HGK c.s. genoemd.
Verweerders sub 1 en 2 worden hierna [naam erflater], [naam verweerder] en (gezamenlijk in mannelijk enkelvoud) [verweerders] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van voortzetting verificatievergadering gehouden op 29 juli 2021 in de zaken met zaaknummer / rekestnummers C/10/592695 / HA RK 20-225 en C/10-593867 / HA RK 20-284, op grond waarvan Imperial Shipping Services GmbH, Imperial Pushbarging Lux S.a.r.l. en Esa Euroship GmbH & Co. KG als eiseressen en [verweerders] als verweerders naar renvooi zijn verwezen tegen de roldatum 4 augustus 2021;
  • de brief van mr. Blussé van Oud-Alblas van 3 augustus 2021, waarin onder meer de identiteit van de erfgenamen van [naam erflater] is toegelicht, met vier bijlagen;
  • de conclusie van eis in incident bescherming bedrijfsgeheim (art. 22a lid 3 Rv), tevens houdende conclusie van eis tot verificatie van 29 september 2021 van HGK c.s., met producties;
  • de brief van mr. Van Bemmel van 28 september 2021, met als bijlage een ter griffie te deponeren overeenkomst met het verzoek deze overeenkomst (als productie E6) toe te voegen aan het procesdossier en de inzage te beperken tot (naast de rechtbank) de betrokken advocaten, te weten mrs. Blussé van Oud-Alblas en Baart;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot bescherming bedrijfsgeheim.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De feiten in het incident

De rechtbank neemt in dit incident de volgende feiten tot uitgangspunt:
2.1.
HGK Dry Shipping droeg tot 28 september 2020 de statutaire naam Imperial Shipping Services GmbH. HGK Dry Shipping is eigenares van het binnenschip de “Herkules XII”.
2.2.
Tussen HGK Dry Shipping en staalproducent Hüttenwerke Krupp Mannesmann GmbH (hierna: HKM) bestaat een bevrachtingsovereenkomst op grond waarvan HGK Dry Shipping verplicht is tot bevoorrading van de industrie in Huckingen (hierna: de overeenkomst).
2.3.
HGK Pushbarging droeg tot 13 oktober 2020 de statutaire naam Imperial Pushbarging Lux S.a.r.l. HGK Pushbarging is de rompbevrachter van de “Herkules XII”.
2.4.
ESA Euroship dan wel Esa Euroship GmbH & Co. KG vertegenwoordigt de risicodragende leidende verzekeraar onder de cascopolis van de “Herkules XII”.
2.5.
[verweerders] zijn gezamenlijk eigenaar van het binnenschip “[naam schip]”. De “[naam schip]” voer ten tijde van de hierna te bespreken aanvaring gekoppeld met de vrachtduwbak “[naam vrachtduwbak]” als koppelverband. De “[naam vrachtduwbak]” is eigendom van een derde partij.
2.6.
Op 8 januari 2019 heeft een aanvaring plaatsgevonden tussen het koppelverband “[naam schip]”/“[naam vrachtduwbak]” en de “Herkules XII”.
2.7.
Bij verzoekschrift van 3 maart 2020 heeft [verweerders] verzocht tot beperking van aansprakelijkheid op grond van artikel 1 lid 3 CLNI en artikel 8:1060 BW. [verweerders] heeft op 3 augustus 2020 voldaan aan het bevel van de rechtbank om het zakenfonds te stellen. HGK Dry Shipping, HGK Pushbarging en ESA Euroship dan wel Esa Euroship GmbH & Co. KG zijn belanghebbenden in deze procedure.

3..De vordering in de hoofdzaak

3.1.
HGK c.s. vordert om bij vonnis in renvooi, mede wegens art. 642x lid 2 Rv uitvoerbaar bij voorraad te verklaren:
I. voor recht te verklaren dat [naam erflater] en [naam verweerder] hoofdelijk, althans [naam erflater] dan wel [naam verweerder], aansprakelijk zijn voor de schade geleden ten gevolge van de aanvaring met d/b “Herkules XII” d.d. 8 januari 2019;
II.a voor recht te verklaren dat de schadevergoedingsverplichting van [naam erflater] en [naam verweerder] hoofdelijk, althans van [naam erflater] dan wel [naam verweerder], zich uitstrekt tot vergoeding van de door HGK Dry Shipping gevorderde bedrijfsschade;
II.b de door HGK Dry Shipping geleden schade vast te stellen op EUR 833.979,40, althans door een gerechtelijk deskundige te doen vaststellen en/of (navolgend) in goede justitie te begroten, vermeerderd met de wettelijke rente per de dag van de aanvaring, althans per de vervaldatum van ieder der overgelegde facturen;
III.a voor recht te verklaren dat de schadevergoedingsverplichting van [naam erflater] en [naam verweerder] hoofdelijk, althans van [naam erflater] dan wel [naam verweerder], zich uitstrekt tot vergoeding van de door HGK Pushbarging gevorderde 1) cascoschade en, althans, 2) bedrijfsschade ten gevolge doorbetaling van huurpenningen in het kader van de rompbevrachtingsovereenkomst ter zake van d/b “Herkules XII” en, althans, 3) bedrijfsschade ten gevolge van tijdverlet van d/b “Herkules XII” in de periode 8 januari 2019 tot en met 7 maart 2019, en, althans, 4) expertisekosten, en, althans advocaatkosten en, althans de kosten van een communicatiedeskundige;
III.b de door HGK Pushbarging geleden schade vast te stellen op 1) EUR 251.767,08 voor cascoschade, en, althans 2) EUR 25.935,68 voor bedrijfsschade ten gevolge van doorbetaalde huur onder de rompbevrachtingsovereenkomst en, althans, 3) EUR 111.612,16 voor bedrijfsschade ten gevolge van tijdverlet, en, althans, 4) de schade ten gevolge van expertise-, advocaat- en communicatiekosten vast te stellen op de waarde van de overgelegde facturen, derhalve totaal EUR 460.087,86, althans de schade genoemd onder 1), 2) en 3) in goede justitie te begroten en de schade genoemd onder 3) door een gerechtelijk deskundige te doen vaststellen en/of (navolgend) in goede justitie te begroten,
vermeerderd met de wettelijke rente over de cascoschade genoemd onder 1) vanaf 8 januari 2019 (de dag van de aanvaring) en over de bedrijfsschade genoemd onder 2) vanaf de dag der voldoening van de overgelegde facturen en over de bedrijfsschade genoemd onder 3) vanaf 8 januari 2019 en over de schade genoemd onder 4) vanaf de dag van verval van ieder der facturen, alles berekend tot en met 24 juli 2020 (de dag van fondsstelling);
IV voor recht te verklaren dat Allianz en HDI als gevolg van subrogatie in de rechten getreden zijn van HGK Pushbarging ten belope van een bedrag van EUR 281.081,75 en ter zake van het door ESA Euroship gevoerde regres tegen [naam erflater] en [naam verweerder],
althans, te bepalen dat de genoemde subrogatie niet wordt geacht voldoende te zijn bewezen, dit geen afbreuk kan doen aan de verhaalsrechten van HGK Pushbarging;
V [naam erflater] en [naam verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[verweerders] heeft nog geen verweer gevoerd in de hoofdzaak.

4..Het geschil in het incident

4.1.
HGK Dry Shipping vordert om bij vonnis in incident, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht te verklaren dat de ten behoeve van dit incident ter griffie gedeponeerde overeenkomst kwalificeert als bedrijfsgeheim in de zin van art. 1 Wet bescherming bedrijfsgeheim;
en
II.a te bepalen dat, met terugwerkende kracht tot instelling van dit incident derhalve 29 september 2021, slechts de advocaat van [naam erflater] en [naam verweerder] inzage zal mogen hebben in genoemde overeenkomst en dat het aan haar/hem zal zijn verboden om de overeenkomst openbaar te maken in de zin van art. 22a lid 3 Rv jo. art. 1019ib lid 2 Rv in verbinding met art. 1019ib lid 1 Rv door de overeenkomst ter beschikking van [naam erflater] en [naam verweerder] en/of derden te stellen, waaronder begrepen door middel van fotokopie en/of aantekeningen en/of adviezen, behoudens dan door het tonen van (de inhoud van) de brief van HKM van 13 februari 2020;
althans
II.b in goede justitie de bescherming van het bedrijfsgeheim te waarborgen;
met compensatie van de kosten van dit incident, althans de aanhouding van de beslissing omtrent de proceskosten tot eindvonnis in de hoofdzaak in renvooi.
4.2.
HGK Dry Shipping heeft ter onderbouwing van haar incidentele vorderingen (samengevat) het volgende gesteld. HGK Dry Shipping heeft een contractuele rechtsverhouding met HKM. De overeenkomst tussen HGK Dry Shipping en HKM is vertrouwelijk en voldoet aan de eisen van het bedrijfsgeheim, zoals genoemd in artikel 1 Wet bescherming bedrijfsgeheimen (hierna: Wbb). Op grond van artikel 9 van de overeenkomst geldt een verplichting tot geheimhouding van de in de overeenkomst opgenomen informatie. De overeenkomst bevat informatie over het productieproces van HKM, zoals grondstoffen, hoeveelheden en werkwijze, schommelingen in productie, kosten en over de specifieke concurrentiepositie van HGK Dry Shipping (de wijze van vlootinzet en dispositie, alsmede verdienste voor HGK Dry Shipping/kostprijs voor HKM). Deze informatie beïnvloedt de marktconcurrentiepositie van zowel HGK Dry Shipping als HKM. De concurrentiepositie van HKM is mogelijk financieel marktgevoelig omdat HKM gedeelde eigendom is van de beursgenoteerde ondernemingen ThyssenKrupp Steel AG, Salzgitter AG en Vallourec Group. HGK Dry Shipping beroept zich in de hoofdzaak op de overeenkomst uit hoofde van een verzwaring van haar verplichting om schadebeperkend jegens [verweerders] te handelen; HGK Dry Shipping riskeert anders een boete en verhaalsvorderingen als bedrijfsschade uit de aanvaring. Alleen de contractuele grondslagen waarop HGK Dry Shipping zich beroept, vormen gronden voor verweer door [verweerders] (en niet de bedrijfsgeheime informatie).
4.3.
[verweerders] wijst erop dat ESA Euroship niet de entiteit lijkt te zijn die naar renvooi is verwezen, nu de vennootschapsnaam in de eis tot verificatie anders luidt dan in de renvooiverwijzing. [verweerders] betoogt ook dat Allianz en HDI geen vordering hebben ingediend en niet naar renvooi (kunnen) zijn verwezen zodat ook hun incidentele vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling in de kosten.
[verweerders] verzet zich inhoudelijk niet tegen de beperkte kennisneming van de overeenkomst. [verweerders] concludeert dat de rechtbank zal bepalen dat de advocaten van [verweerders] vertrouwelijk afschrift zullen krijgen van de overeenkomst en de eventuele bijlagen onder de daaraan in goede justitie door de rechtbank te verbinden voorwaarden, waarbij moet worden bepaald dat het recht op verdediging van [verweerders] – inclusief het recht om zich in geval van geschil over de betekenis en/of gevolgen van de overeenkomst op de (tekst van de) overeenkomst te beroepen – daardoor niet zal worden aangetast, met veroordeling van HGK Dry Shipping in de kosten, uitvoerbaar bij voorraad.

5..De beoordeling in het incident

5.1.
Op het voorblad van de conclusie tot eis in incident bescherming bedrijfsgeheim (art. 22a lid 3 Rv), tevens houdende conclusie van eis tot verificatie van 29 september 2021 van HGK c.s., zijn HGK c.s. allen als (onder meer) eiseressen in incident vermeld. Vervolgens is na het kopje ‘In het incident tot geheimhouding wegens bedrijfsgeheim’ in voormelde conclusie opgenomen: ‘HGK Dry Shipping, eiseres in incident, concludeert eerbiedig van eis in incident als volgt’. Daaruit begrijpt de rechtbank dat alleen HGK Dry Shipping als eiseres in het incident optreedt en de overige partijen aan de zijde van HGK c.s. (zoals vermeld op het voorblad) niet.
Aan de opmerkingen ten aanzien van de identiteit van ESA Euroship en de ontvankelijkheid van Allianz en HDI komt de rechtbank in dit incident niet toe, deze zullen in een later stadium aan de orde komen.
5.2.
Op grond van artikel 22a lid 3 Rv kan de rechter, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wbb onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Op grond van artikel 1 van de Wbb is sprake van een bedrijfsgeheim als de informatie a) geheim is in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie, b) zij handelswaarde bezit omdat zij geheim is, en c) zij door degene die daar rechtmatig over beschikt, is onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.
5.3.
HGK Dry Shipping heeft onderbouwd gesteld dat bepaalde informatie in de overeenkomst kwalificeert als een bedrijfsgeheim in de zin van artikel 1 Wbb. [verweerders] heeft niet betwist, zodat dit vaststaat en feitelijk uitgangspunt is voor de beslissing.
Voor de gevorderde verklaring voor recht op dit punt (incidentele vordering I.) ziet de rechtbank geen aanleiding nu een incident zich daar in het algemeen niet voor leent en HGK Dry Shipping daarbij ook geen voldoende belang heeft gesteld. De daartoe strekkende incidentele vordering zal worden afgewezen.
5.4.
Nu [verweerders] zich niet verzet tegen de door HGK Dry Shipping voorgestane beperkte kennisneming, zal de rechtbank beslissen dat de kennisneming van de als bedrijfsgeheim te behandelen onderdelen van de overeenkomst uitsluitend is voorbehouden aan de advocaten van [verweerders], en dat zij jegens [verweerders] geheimhouding dienen te betrachten met betrekking tot die informatie in de overeenkomst. Het zal hun dan ook zijn verboden om de als bedrijfsgeheim kwalificerende informatie in de overeenkomst te delen met hun cliënten en anderszins, buiten het kader van onderhavige renvooiprocedure, openbaar te maken. De enige uitzonderingen zijn (i) dat onder oplegging van dezelfde vertrouwelijkheid de overeenkomst aan een beëdigd vertaler mag worden overgelegd om een Nederlandse vertaling van de overeenkomst te bekomen en (ii) de brief van HKM van 13 februari 2020 (die partijen reeds bekend is en reeds is overgelegd). Deze uitzonderingen vallen buiten voormeld verbod.
5.5.
Uiteraard is wel van belang dat [verweerders] door het respecteren van de door HGK Dry Shipping verzochte vertrouwelijkheid niet in zijn procesbelang wordt geschaad. Op niet-vertrouwelijk te behandelen onderdelen zal hij zich mogen beroepen, en mogelijk zullen de advocaten van [verweerders] aanleiding zien om ook andere onderdelen in hun processtukken onder de aandacht van de rechtbank te brengen indien zij dat ter ondersteuning van het standpunt van hun cliënten nodig achten.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de advocaat van HGK Dry Shipping aan de advocaten van [verweerders] twee versies van de bewuste overeenkomst (productie E6) zal verstrekken. Het eerste exemplaar dient een kopie te zijn waarin alle informatie leesbaar is. Het tweede exemplaar dient een kopie te zijn waarin alle informatie die HGK Dry Shipping als bedrijfsgeheim bestempelt is weggelakt of zwartgemaakt. Dit tweede ‘gecensureerde’ exemplaar mag door de advocaten van [verweerders] met hun cliënten worden gedeeld en daaruit mag in de processtukken vrijelijk worden geciteerd. Ook de rechtbank dient hiervan kopie te ontvangen.
Indien en voor zover de advocaten van [verweerders] menen dat bepaalde informatie ten onrechte als geheim is gekwalificeerd, kunnen zij daarover met de advocaat van HGK Dry Shipping verstaan om diens toestemming voor het in de processtukken gebruiken daarvan te verkrijgen. Maar ook vertrouwelijke informatie kan onder de aandacht van de rechtbank worden gebracht, door in de processtukken uit de gecensureerde overeenkomst te citeren en erbij te vermelden dat de rechtbank wordt verzocht de betreffende ongecensureerde tekst te lezen.
Indien en voor zover HGK Dry Shipping zelf in haar processtukken informatie onthult die zij in de gecensureerde overeenkomst onleesbaar had gemaakt, mogen ook de advocaten van [verweerders] die informatie in de procedure gebruiken als niet langer vertrouwelijk.
5.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om conform de brief van de advocaat van HGK Dry Shipping van 28 september 2021 louter inzage ter griffie te verstrekken.
Zij ziet zonder nadere toelichting ook niet in waarom het noodzakelijk (en mogelijk) is te bepalen dat de beperkte kennisneming terugwerkt tot de datum van het instellen van het incident, zoals gevorderd in incidentele vordering II.a.
5.7.
Voor het overige zal de incidentele vordering tot beperkte kennisneming van de overeenkomst in goede justitie worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
5.8.
De rechtbank zal de kosten van het incident compenseren, omdat niet gezegd kan worden dat één van partijen overwegend in het ongelijk is gesteld.

6..De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
bepaalt dat kennisneming van de overeenkomst tussen HGK Dry Shipping en HKM uitsluitend is voorbehouden aan de advocaten van [verweerders] en dat de advocaten van [verweerders] zijn gehouden tot geheimhouding, op de wijze als door de rechtbank is bepaald onder 5.4 en 5.5;
6.2.
bepaalt dat de advocaat van HGK Dry Shipping vertrouwelijk afschrift zal verstrekken van de overeenkomst aan de advocaten van [verweerders] en aan de rechtbank, op de wijze als door de rechtbank is bepaald onder r.o. 5.5;
6.3.
compenseert de kosten van dit incident in die zin, dat partijen hun eigen kosten dragen;
6.4.
verklaart het vonnis in dit incident (voor zover nodig) uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het door HGK Dry Shipping anders of meer gevorderde af;
in de hoofdzaak
6.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 juni 2022voor conclusie van antwoord aan de zijde van [verweerders];
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
[3266/1885]