ECLI:NL:RBROT:2022:3637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/1985
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van WIA-besluit afgewezen wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot herziening van een eerder WIA-besluit van het UWV. Eiseres, die als beveiliger werkte, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een herbeoordeling in 2019 kreeg zij een WIA-uitkering, maar zij verzocht om herziening van het eerdere besluit van 12 februari 2018, omdat er volgens haar nieuwe medische informatie was die haar situatie zou kunnen veranderen.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten het verzoek tot herziening af te wijzen. De rechtbank stelde vast dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. Het enkele feit dat er een nieuwe diagnose was gesteld, werd niet als voldoende beschouwd om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank benadrukte dat de verzekeringsarts bij de eerdere beoordeling al rekening had gehouden met de beperkingen van eiseres en dat de diagnose op zich geen nieuw relevant feit vormde.

De rechtbank concludeerde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat het bestreden besluit niet evident onredelijk was. Eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep, wat betekende dat de proceskosten niet vergoed zouden worden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1985

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.M.M. Verwijmeren),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Met het besluit van 30 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres meegedeeld dat hij niet terugkomt van het besluit van 12 februari 2018 waarbij eiseres is meegedeeld dat zij geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Met het besluit van 12 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als beveiliger. Op 15 september 2015 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiseres zich op 7 januari 2016 bij het UWV ziekgemeld, waarna zij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Eiseres heeft op 14 oktober 2017 een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) gedaan.
3. Bij besluit van 5 december 2017 heeft het UWV eiseres meegedeeld dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt.
4. Eiseres heeft vervolgens een herbeoordeling aangevraagd. Na onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige heeft het UWV bij besluit van 12 februari 2018 eiseres meegedeeld dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit staat in rechte vast.
5. Op 23 oktober 2019 heeft eiseres opnieuw een verzoek tot herbeoordeling ingediend. Een arts [1] van een UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen zijn van eiseres per 23 oktober 2019. Zij heeft vastgesteld dat de beperkingen van eiseres zijn toegenomen door dezelfde ziekteoorzaak, binnen een periode van vijf jaar na de vorige schatting. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 38,64% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 61,36%. Daarom krijgt eiseres per 23 oktober 2019 een WIA-uitkering naar dit percentage.
6. Eiseres heeft een verzoek ingediend tot herziening van het besluit van het UWV van 12 februari 2018. Een arts [2] van het UWV heeft op basis van het dossier en de ontvangen informatie gekeken of de benutbare mogelijkheden van eiseres ten tijde van haar eerdere beoordeling zijn gewijzigd. Zij heeft overwogen dat het feit dat het klachtenpatroon en de mogelijkheden/ onmogelijkheden een andere oorzaak blijken te hebben dan in 2017 is aangenomen, niet betekent dat de beperkingen zoals vastgesteld in de FML van 23 oktober 2019 ook aan de orde moeten zijn in de FML van 20 december 2017. Het beloop van de stoornis is ook niet constant. Het UWV heeft eiseres daarom bij besluit van 30 november 2020 meegedeeld dat het besluit van 12 februari 2018 in stand blijft.
7. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens haar is er geen reden de belastbaarheid onjuist te achten, enkel vanwege het feit dat er een andere oorzaak ten grondslag ligt aan de klachten en belastbaarheid. Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

8. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij vindt dat het UWV het besluit van 12 februari 2018 over haar WIA-beoordeling moet herzien.

Waarover het gaat in deze zaak

9. De vraag is of het UWV het verzoek tot herziening van het in rechte vaststaande besluit van 12 februari 2018 terecht heeft afgewezen.

Juridisch kader

10. Op grond van het bepaalde in artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan herziening worden gevraagd van een in rechte vaststaand besluit als sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Om tot herziening te kunnen leiden moet dan ook sprake zijn van zodanige nieuwe feiten of omstandigheden dat het bestuursorgaan daarin aanleiding moet zien het oorspronkelijke besluit te herzien.
Het UWV heeft op het verzoek van eiseres beslist met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:201 6:4872 en de uitspraak van de CRvB van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:201 6:5115).

Wat de rechtbank vindt

11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd heeft beslist dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die tot een herziening van het besluit van 12 februari 2018 moeten leiden. De rechtbank zal dat uitleggen.
12. In beginsel is het voldoende als nieuw aangevoerde feiten of omstandigheden bij de vorige beoordeling niet bekend waren. Volgens rechtspraak van de CRvB is het enkele feit dat er een diagnose is gesteld hiervoor echter onvoldoende. [3] Van belang is namelijk ook of er bij de eerdere beoordeling al beperkingen voor de betreffende klachten zijn aangenomen door de verzekeringsarts. Het stellen van een diagnose als oorzaak van al aangenomen beperkingen wordt niet gezien als een nieuw relevant feit.
13. Eiseres vindt dat de diagnose ‘autistische spectrumstoornis’ nieuwe medische informatie is. Omdat deze informatie bij de herbeoordeling van 23 oktober 2019 tot een urenbeperking heeft geleid, en gezien de beperkingen die in het rapport van de verzekeringsarts van 6 november 2017 al zijn aangenomen, vindt zij dat deze urenbeperking ook met terugwerkende kracht in het besluit van 12 februari 2018 moet worden meegenomen. Daarom moet het besluit volgens eiseres worden herzien.
14. De rechtbank volgt eiseres hier niet in. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat in de beoordeling die ten grondslag ligt aan het besluit van 12 februari 2018, uitgebreide beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, en een urenbeperking. De belastbaarheid wordt niet op basis van een diagnose alleen aangegeven. Het feit dat het klachtenpatroon en de belastbaarheid van eiseres die hebben geleid tot het aannemen van deze beperkingen nu een andere oorzaak hebben, vormen geen reden om de belastbaarheid per januari 2018 onjuist te achten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank kan deze motivering volgen.
15. De rechtbank vindt het onderzoek van de arts en de verzekeringsarts ook zorgvuldig. Zij hebben het dossier van eiseres onderzocht en uitgebreid gerapporteerd.
16. In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd ziet de rechtbank ook geen grond aan te nemen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.

De conclusie van de rechtbank

17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 mei 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het medisch onderzoek is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Het medisch onderzoek is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
3.Bijvoorbeeld CRvB 2 februari 2015,