ECLI:NL:RBROT:2022:3623

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
10-004217-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal in vereniging uit voertuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drie diefstallen in vereniging uit voertuigen in de nacht van 4 op 5 januari 2022. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.B.M. Nohl. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, eiste een gevangenisstraf van acht maanden, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte in Zwijndrecht uit drie verschillende voertuigen goederen heeft gestolen. De diefstallen vonden plaats uit een personenauto (merk: Seat Leon), een bedrijfsauto (merk: Opel Vivaro) en een andere personenauto (merk: Audi A7). De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte en de aangiftes van de slachtoffers als bewijs gebruikt. De medeverdachte heeft in zijn verhoor verklaard dat hij samen met de verdachte betrokken was bij de diefstallen, wat de rechtbank als steunbewijs heeft gezien voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 weken, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-004217-22
Datum uitspraak: 14 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. A.B.M. Nohl, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit op de grond dat de verdachte wetenschap noch beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen in de auto waarin hij is aangehouden. De verdachte ontkent de telastegelegde diefstallen te hebben gepleegd. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten de telefoon van de verdachte uit te laten lezen, terwijl daaruit had kunnen blijken dat hij niet ter plaatse was. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de camerabeelden te onduidelijk zijn om verdachte daarin te kunnen herkennen. De verdediging stelt dat de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) bij de politie een leugenachtige verklaring heeft afgelegd.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de aangifte van de heer [naam slachtoffer 1] (betreffende het onder 1 ten laste gelegde), , blijkt dat hij op 5 januari 2022 om ongeveer 2:10 uur wakker werd van een autoalarm. Hij stond op, keek uit zijn raam, en hij zag dat de binnenverlichting van zijn auto brandde. Ook het alarm van de auto van zijn schoonmoeder was afgegaan.
Omstreeks 2:33 uur hebben verbalisanten de melding gekregen dat op een beveiligingscamera is gezien dat twee personen hebben ingebroken in een auto. Daarbij is het adres van aangever [naam slachtoffer 1] doorgegeven alsook de vluchtrichting van de daders. De verbalisanten hebben een zoekslag in de omgeving gemaakt en zagen omstreeks 2:40 uur een Peugeot 107 rijden met daarin twee personen. Het voertuig kreeg een stopteken en werd gecontroleerd. [naam medeverdachte] werd in die auto aangetroffen als bestuurder en de verdachte als bijrijder. Toen de verbalisanten de camerabeelden kregen doorgestuurd, zagen zij dat de daders op beeld, net als deverdachte en [naam medeverdachte] , donkere kleding droegen. Meer specifiek viel op dat één van de daders een jas droeg met een embleem van het merk The North Face op de rug, net als de verdachte, en dat de andere dader een jas droeg met een embleem op de linkermouw, net als [naam medeverdachte] . De verdachte en [naam medeverdachte] zijn vervolgens aangehouden.
In de auto zijn verscheidene goederen aangetroffen, waaronder gereedschap dat toebehoort aan (de werkgever van) de aangever van het onder 2 ten laste gelegde en goederen die toebehoren aan de aangever van het onder 3 ten laste gelegde. In de broekzak van de verdachte zijn pasjes van de aangever van het onder 3 ten laste gelegde aangetroffen.
Verklaring medeverdachte
[naam medeverdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 4 op 5 januari 2022 samen met de verdachte in Zwijndrecht was. Hij heeft toegegeven dat hij de gereedschapsboxen die in zijn auto zijn aangetroffen heeft gestolen. Betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegd heeft hij aanvankelijk ontkend, ook nadat hij was geconfronteerd met de camerabeelden, maar later in het verhoor heeft hij – na kort overleg met zijn advocaat – verklaard dat hij eerder in het verhoor heeft gelogen over zijn betrokkenheid. Hij heeft vervolgens ook met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde een bekennende verklaring afgelegd.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van [naam medeverdachte] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs mag worden gebruikt omdat [naam medeverdachte] zelf in zijn verhoor heeft verklaard dat hij heeft gelogen. De rechtbank volgt de verdediging niet en verwerpt het verweer. Zoals hiervoor is overwogen ziet de leugen van [naam medeverdachte] op zijn eigen betrokkenheid ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft eerst betrokkenheid ontkend, kennelijk in een poging om onder strafvervolging uit te komen. De verklaring die hij daarna ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft afgelegd vindt steun in objectieve onderzoeksresultaten zoals de genoemde camerabeelden. De verklaring van [naam medeverdachte] zal om die reden niet van het bewijs worden uitgesloten.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft bij de politie geen inhoudelijke verklaring willen afleggen. Wel heeft hij zijn betrokkenheid bij de feiten ontkend. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij door [naam medeverdachte] is opgehaald in Den Haag en dat hij bij aankomst in Zwijndrecht is afgezet bij een maatje, waar hij vervolgens is gebleven totdat hij vlak voor zijn aanhouding weer werd opgehaald door [naam medeverdachte] om naar huis te gaan. Over waar hij precies is geweest en wie zijn maatje is heeft de verdachte niet willen verklaren. Hij heeft verklaard dat hij via een app contact heeft gehad met [naam medeverdachte] over het ophalen en hij vermoedt dat hij die berichten inmiddels heeft verwijderd.
De rechtbank overweegt dat de verdachte tegenover de politie niets heeft verklaard over een alibi, het vermeende maatje bij wie hij is afgezet. Dit bevreemdt omdat door het achterwege laten van die verklaring, de politie geen onderzoek heeft kunnen doen naar het geschetste alternatieve scenario, terwijl dat onderzoek de verdachte – als het waar is wat hij zegt – had kunnen vrijpleiten. Even bevreemdend is het dat de verdachte de (berichten in) apps die hem zouden kunnen vrijpleiten zou hebben gewist. De verdachte heeft desgevraagd ter zitting niet willen vertellen hoe zijn maatje heet en waar hij precies is afgezet omdat die informatie volgens hem privé is en hij dat graag zo wil houden. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat die omstandigheid geen afbreuk doet aan het alternatieve scenario omdat het niet in de rede ligt dat die personen zijn alibi zouden bevestigen. De rechtbank volgt dat standpunt niet en oordeelt dat de verklaring van de verdachte niet verifieerbaar is en dermate ongerijmd is dat zijn alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Wat dan overblijft is dat de verdachte samen met [naam medeverdachte] in een auto reed waarin goederen zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met de aangiftes van diefstal van het onder 2 en 3 ten laste gelegde terwijl [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij die avond met de verdachte was. In de broekzak van de verdachte zijn pasjes op naam van de aangever van het onder 3 ten laste gelegde aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat die pasjes in de auto bij [naam medeverdachte] lagen op het moment dat hij weer in de auto stapte en dat hij die pasjes alleen bij zich heeft gestoken om te voorkomen dat ze zoek zouden raken, is – gelet op de verklaring van [naam medeverdachte] – evenmin aannemelijk geworden.
Op basis van de camerabeelden, de aangifte en de verklaring van [naam medeverdachte] blijkt dat de verdachte ook bij het onder 1 ten laste gelegde is betrokken.
Voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde bewezen kan worden geacht, is voorts van belang dat de drie adressen waar de diefstallen zijn gepleegd, op korte afstand van elkaar liggen, dat de verdachte en [naam medeverdachte] in de nabijheid van die adressen zijn aangehouden (terwijl zij niet in de buurt woonden) en dat de gebruikte modus operandi in de genoemde gevallen gelijk lijkt te zijn. In alle drie de gevallen is door de aangevers verklaard dat zij de auto vergrendeld hebben achtergelaten en is het de daders gelukt om goederen uit die auto’s weg te nemen zonder daarbij braakschade te veroorzaken.
4.1.3.
Conclusie
Deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, maken dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 05 januari 2022 te Zwijndrecht, uit een (personen)auto (merk/type: Seat Leon) tezamen en in vereniging met een ander, een horloge (merk: HUBLOT), dat aan [naam slachtoffer 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in de periode van 04 januari 2022 tot en met 05 januari 2022 te Zwijndrecht, uit een (bedrijfs)auto (merk/type: Opel Vivaro) tezamen en in vereniging met een ander, meerdere gereedschapskoffers en gereedschap, goederen, die aan het bedrijf
' [naam bedrijf] ', toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij in de periode van 04 januari 2022 tot en met 05 januari 2022 te Zwijndrecht, uit een (personen)auto (merk/type: Audi A7) tezamen en in vereniging met een ander, een stofzuiger en sleutels en een jas en een portemonnee (inhoudende bankpassen) en een tas en een zonnebril, goederen, die aan [naam slachtoffer 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een medeverdachte in dezelfde nacht uit drie auto’s goederen gestolen. Uit de aangiftes blijkt dat de desbetreffende auto’s door de eigenaren vergrendeld zijn achtergelaten. Het is de verdachte en zijn medeverdachte gelukt om de auto’s te openen zonder braakschade te veroorzaken. Diefstal is een feit dat veel overlast en ergernis veroorzaakt. Zo is bij één van de slachtoffers zijn gereedschap gestolen waardoor hij een dag niet heeft kunnen werken, terwijl bij een ander slachtoffer naast persoonlijke goederen ook huissleutels zijn gestolen. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer zich hierdoor gedwongen heeft gevoeld om de (cilinder)sloten in zijn woning te vervangen. De verdachte heeft zich niets gelegen laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor zijn slachtoffers. De wens om ten koste van anderen snel geld te maken stond bij hem voorop.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de aard en ernst van de feiten is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende reactie. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken, waarbij tevens sprake is van medeplegen, plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en te volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding omdat dat onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de drie kort achter elkaar gepleegde feiten en aldus onvoldoende rekening zou worden gehouden met het strafblad van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 04 januari 2022 tot en met 05 januari 2022 te Zwijndrecht, in/uit een (personen)auto (merk/type: Seat Leon) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (merk: HUBLOT), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 04 januari 2022 tot en met 05 januari 2022 te Zwijndrecht, in/uit een (bedrijfs)auto (merk/type: Opel Vivaro) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere gereedschapskoffers en/of stuks gereedschap, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan het bedrijf
' [naam bedrijf] ', in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 04 januari 2022 tot en met 05 januari 2022 te Zwijndrecht, in/uit een (personen)auto (merk/type: Audi A7) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een stofzuiger en/of sleutels en/of een jas en/of portemonnee (inhoudende een of meer bankpassen) en/of tas en/of zonnebril, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.