In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drie diefstallen in vereniging uit voertuigen in de nacht van 4 op 5 januari 2022. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.B.M. Nohl. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, eiste een gevangenisstraf van acht maanden, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte in Zwijndrecht uit drie verschillende voertuigen goederen heeft gestolen. De diefstallen vonden plaats uit een personenauto (merk: Seat Leon), een bedrijfsauto (merk: Opel Vivaro) en een andere personenauto (merk: Audi A7). De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte en de aangiftes van de slachtoffers als bewijs gebruikt. De medeverdachte heeft in zijn verhoor verklaard dat hij samen met de verdachte betrokken was bij de diefstallen, wat de rechtbank als steunbewijs heeft gezien voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 weken, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn.