ECLI:NL:RBROT:2022:3620

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
C/10/624242 / HA ZA 21-767
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur en schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Euro HTS Trade B.V. (hierna: HTS) betaling van een openstaande factuur van € 58.486,37 van de gedaagden, die gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd. HTS stelde dat de gedaagden, waaronder [naam gedaagde 1], een overeenkomst met haar hadden gesloten voor de levering en installatie van horeca-apparatuur. HTS voerde aan dat [naam 3], de broer van [naam gedaagde 2], de schijn had gewekt dat hij bevoegd was om namens [naam gedaagde 1] op te treden. De rechtbank oordeelde echter dat HTS onvoldoende had aangetoond dat [naam gedaagde 1] de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid had gewekt. De rechtbank concludeerde dat [naam gedaagde 1] pas in april 2020 was opgericht en dat [naam 3] voor die tijd niet als vertegenwoordiger kon optreden. HTS had geen bewijs geleverd dat [naam gedaagde 1] de handelingen van [naam 3] achteraf had bekrachtigd. De vordering van HTS werd afgewezen, en HTS werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/624242 / HA ZA 21-767
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EURO HTS TRADE B.V.,
gevestigd te Zwanenburg,
eiseres,
advocaat mr. S.T. Caylak te Haarlem,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1],
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
3.
[naam gedaagde 3],
wonende te Vlaardingen,
gedaagden,
advocaat mr. R.J.G. Pronk te Oud-Beijerland.
Eiseres wordt hierna HTS genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd en afzonderlijk [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2], [naam gedaagde 3].

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 augustus 2021, met twaalf producties,
  • de nagezonden missende productie 7, een aanvulling op productie 12 en productie 13 aan de zijde van HTS,
  • de conclusie van antwoord, met twee producties,
  • de nagezonden productie 3 aan de zijde van [gedaagden],
  • de nagezonden productie 14 aan de zijde van HTS,
  • de nagezonden aanvulling op productie 14 aan de zijde van HTS,
  • de mondelinge behandeling van 17 maart 2022; van deze zitting is geen
proces-verbaal opgemaakt,
- de spreekaantekeningen aan de zijde van HTS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
HTS houdt zich bezig met het renoveren en verbouwen van restaurants.
2.2.
In november 2019 heeft HTS in opdracht en voor rekening van [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) horeca apparatuur geleverd en aangebracht in het afhaalrestaurant dat zij drijft aan de [adres 1]. [naam bedrijf 1] is door de vennoten [naam gedaagde 2] en [naam 1] op 1 september 2018 opgericht. Op 9 december 2020 is [naam gedaagde 2] als vennoot van [naam bedrijf 1] vervangen door zijn vader [naam 2]. Tussen HTS en [naam bedrijf 1] loopt momenteel een gerechtelijke procedure over de nakoming van deze overeenkomst.
2.3.
Op 1 april 2020 is [naam 3], de broer van [naam gedaagde 2], een eenmanszaak onder de naam [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]) begonnen. Op 9 april 2020 is de onderneming geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.
2.4.
Op 6 april 2020 hebben [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 2] [naam gedaagde 1] opgericht. De onderneming van [naam gedaagde 1] is een afhaalrestaurant dat gevestigd is te [plaatsnaam] aan de [adres 2].
2.5.
Op 1 juni 2020 heeft HTS de volgende factuur (hierna: de factuur) gestuurd aan het adres van de vestiging van [naam gedaagde 1]:
“Aan: [naam gedaagde 1]
[adres 2] Bij betaling vermelden:
[postcode] Factuur #2020243
(…)
Factuurdatum Vervaldatum Referentie
1-06-2020 7-06-2020 Offerte #2020.099
Artikelnr. Omschrijving Aantal Stukprijs Bedrag
1. spc. op maat vitrine volgens 1 € 16.575,00 € 16.575,00
tekening gekoeld + on gekoeld
+ bainmarie+ gekoeld werk
tafel met zwart graniet 185cm
+ 340cm +300com U model
2 vrieskast 2 deurs 1 € 2.733,84 € 2.733,84
3 woktafel op maat 290cm 1 € 7.002,00 € 7.002,00
4 friteus elek. 12 + 12ltr. 1 € 1.400,00 € 1.400,00
5 Binnen architecten tekening 2D
en 3D 1 € 1.500,00 € 1.500,00
6 montage werkzaamheden en 1 € 1.350,00 € 1.350,00
aansluiting materialen voor gas,
elektra en bouw
7 induxi wand model afzuigkap 1 € 6.500,00 € 6.500,00
350cm + motor + regelaar +
bijhorende materialen +
montage werkzaamheden,
toevoer gaat via raam natuurlijk
komen met rooster
8 1 m afzuigkap en bijbehorende 1 € 1.650,00 € 1.650,00
materialen toevoer motor, 5 stand
regelaar en bijhorende materialen
9 kanaalwerkzaamheden buiten deel 1 € 5.500,00 € 5.500,00
tot de dak montage en
werkzaamheden
10 koelcel motor, digitaal regelaar, 1 € 3.850,00 € 3.850,00
verdamper en compleet installatie
11 magneet gas klep 1 € 275,00 € 275,00
SUBTOTAAL :€ 48.335,84
BTW 21% :€ 10.150,53
TOTAAL TE VOLDOEN : € 58.486,37
(geprint op 17-06-2020)
Wij verzoeken u vriendelijk om het factuurbedrag
binnen 6 dagenna factuurdatum over te maken op rekeningnummer (…) van
Euro HTS Trade B.V.onder vermelding van het factuurnummer
#2020243.
(…)
** Alle goederen zijn eigendom van Euro HTS Trade B.V. totdat de betaling volledig voldaan zijn.
*** Op alle diensten, producten, offertes en facturen zijn onze algemene voorwaarden van toepassing.
https://htstrade.nl/algemene-voorwaarden.html
2.6.
Op 6 juli 2020 heeft [naam gedaagde 2], voor zover relevant, de volgende e-mail gestuurd aan het incassobureau Cannock (hierna: het incassobureau), met bijgevoegd een factuur van [naam bedrijf 2] en een stuk getiteld “geldleningsovereenkomst”:
“Beste [naam 4],
Bij deze maak ik bezwaar van de rekeningen die u heeft gestuurd namens Euro HTS onder dossiernummer: ZX9BCGBB.
Reden hier van is dat wij [naam gedaagde 1] [adres 2] nooit opdracht hebben gegeven aan Euro HTS daarom begrijpen wij niet waar de rekeningen vandaan komen, want wij hebben zaken gedaan met een ander bedrijf, [naam bedrijf 2]. [naam bedrijf 2] heeft de zaak turnkey compleet ingericht en afgeleverd. Ik stuur bij deze ook de factuur en overeenkomst van [naam bedrijf 2]. (…)”
2.7.
In de bij de e-mail van 6 juli 2020 meegezonden factuur van [naam bedrijf 2] is, voor zover relevant, het volgende vermeld:

FACTUUR Factuurdatum: 8-4-2020
Factuurnummer: 20200408
Omschrijving bedrag totaal BTW
Toonbank Inc, Saladette € 4.590,00 € 4.590,00 21%
Friteuse Dubbel € 1.099,00 € 1.099,00 21%
Vrieskast € 2.480,00 € 2.480,00 21%
Woktafel 6 spits Gebruikt € 3.155,00 € 3.155,00 21%
Bain Marie RVS inbouw € 2.469,00 € 2.469,00 21%
Koelcel Motor € 1.879,00 € 1.879,00 21%
Koelcel Verdamper € 899,00 € 899,00 21%
Rational Steamer 380V Gebruikt € 845,00 € 845,00 21%
Koelwerkbank € 999,00 € 999,00 21%
Afzuig Systeem 3.5m Inc, Motor,
Regelaar, gasklep gebruikt € 3.999,00 € 3.999,00 21%
Afzuigkap 1m Gebruikt € 399,00 € 399,00 21%
Stucwerk-, Tegelwerk-,
Vloerwerkzaamheden € 11.700,00 € 11.700,00 21%
Muur uitbreken met materiaal € 1.200,00 € 1.200,00 21%
In bedrijf stellen van apparatuur,
Bijbehorende werkzaamheden
(montage, demontage) en zaak
gebruiksklaar maken € 2.000,00 € 2.000,00 21%
Subtotaal € 37.713,00
21% BTW € 7.919,73
Totaal € 45.632,73
Betaald voor aanvang werkzaamheden 8-04-2020 Contant € 15.632,73
Restant te betalen per maand 500 euro gedurende
60 maanden met ingang van 1 augustus 2020 30.000,00
Betalingen ver[r]ichten op bankrekening (…) t.n.v. [naam 3]”
2.8.
In de bij de e-mail van 6 juli 2020 bijgesloten “geldleningsovereenkomst” is het volgende vermeld:
“Overeenkomst van geldlening
[naam gedaagde 2], (…), verder schuldenaar genoemd,
en
[naam 3], (…), verder schuldeiser genoemd,
komen een leningsovereenkomst overeen met de volgende voorwaarden:
1. Hoofdsom
De schuldeiser heeft op 01-08-2020 een geldlening verstrekt ten bedrage van € 30.000,- zegge: dertigduizend euro aan goederen en gedane werkzaamheden in [naam gedaagde 1] [adres 2].
2. Doel van de lening
De lening is bedoeld voor de gedane werkzaamheden en geleverde go[e]deren in [naam gedaagde 1] [adres 2] en zal uitsluitend hiervoor worden gebruikt.
3. Rente lening
Deze lening is renteloos.
4. Looptijd en aflossing
De totale schuld, dat wil zeggen hoofdsom plus rente, moet zijn afgelost op 01-08-2025. De hoofdsom wordt afgelost in 60 termijnen met een bedrag van € 500 per maand. De termijnbetaling wordt elke maand per eerste van de maand betaald, voor het eerst per 01-08-2020.
5. Vervroegd aflossen
De schuldenaar mag vervroegd aflossen tot een maximum van het totaalbedrag per kalenderjaar.
Bij een vervroegde aflossing: wordt de looptijd evenredig verkort.
(handtekening schuldenaar) (handtekening schuldeiser)
[naam gedaagde 1] [naam bedrijf 2]
(…)
08-04-2020, Rdam 08-04-20, Rdam”
2.9.
Op 2 augustus 2021 heeft HTS met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Takeaway.com Central Core B.V., ABN AMRO Bank N.V. en de Coöperatieve Rabobank U.A.

3..Het geschil

3.1.
HTS vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om de openstaande factuur van € 58.486,37 inclusief btw te betalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 7 juni 2020,
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.359,86 te betalen aan HTS,
III. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, waaronder de kosten van de beslaglegging, vermeerderd met € 131,00 (€ 199,- in geval van betekening) aan nakosten, alles vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
3.2.
HTS legt aan haar vordering ten grondslag dat [naam gedaagde 1] gehouden is tot nakoming van de betalingsverbintenis ter hoogte van € 58.486,37 uit de overeenkomst met [naam gedaagde 1]. Zij voert hiertoe – kort samengevat – het volgende aan.
HTS heeft van [naam 3], [naam gedaagde 2] en [naam 1] eerst de opdracht gekregen om de vestiging van [naam bedrijf 1] aan de [adres 1] in te richten met horeca apparatuur. Nadat deze opdracht was uitgevoerd heeft HTS van [naam 3] de opdracht gekregen om ook de vestiging van [naam gedaagde 1] aan de [adres 2] te voorzien van horeca apparatuur. [naam 3] was de contactpersoon voor beide opdrachten en hij maakte voor beide vestigingen de beslissingen. Hij liet HTS denken dat beide vestigingen van één onderneming waren. [naam gedaagde 1] is pas in april 2020 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. HTS kon daarom niet weten dat [naam 3] geen vennoot was van [naam gedaagde 1]. HTS heeft een eerste offerte voor de inrichting van het afhaalrestaurant aan de [adres 2] van [naam gedaagde 1] op 25 januari 2020 en een aangepaste offerte op 2 februari 2020 gestuurd aan [naam 3]. [naam gedaagde 1] is met de aangepaste offerte akkoord gegaan. Het is onduidelijk wie de offerte met zijn handtekening heeft geaccordeerd, omdat [naam 3] en [naam gedaagde 2] telkens andere handtekeningen zetten. [naam gedaagde 2] en [naam 3] hebben de schijn gewekt dat [naam 3] vertegenwoordigingsbevoegd was om namens [naam gedaagde 1] een overeenkomst met HTS te sluiten, zodat [naam gedaagde 1] gebonden is aan de overeenkomst met HTS. Ondanks meerdere aanmaningen heeft [naam gedaagde 1] tot op heden niet betaald. [naam gedaagde 1] is daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen.
3.3.
[gedaagden] betwisten dat zij een overeenkomst met HTS hebben gesloten. Zij voeren daartoe – kort samengevat en voor zover van belang – het volgende aan.
In november 2019 heeft [naam bedrijf 1] een overeenkomst gesloten met HTS voor de levering, montage en installatie van keukenapparatuur en benodigdheden voor de inrichting van het restaurant aan de [adres 1]. [naam bedrijf 1] was niet tevreden over de nakoming van deze overeenkomst door HTS, omdat de geleverde producten niet, dan wel gebrekkig, zijn geleverd en gemonteerd. Toen [naam gedaagde 2] met [naam gedaagde 1] een restaurant wilde openen en inrichten is om die reden ervoor gekozen [naam bedrijf 2], de onderneming van de broer van [naam gedaagde 2], daarvoor opdracht te geven en is niet met HTS gecontracteerd. De vennoten van [naam gedaagde 1] hebben nooit met HTS contact gehad omtrent het aangaan van een overeenkomst voor de inrichting van het restaurant. HTS heeft alleen contact gehad met [naam 3], maar [naam 3] is niet bevoegd om [naam gedaagde 1] te vertegenwoordigen. [naam 3] is namelijk geen vennoot van [naam gedaagde 1]. Ook is er geen sprake van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid of volmachtverlening die aan [naam gedaagde 1] kan worden toegerekend. De vennoten van [naam gedaagde 1] hebben immers geen verklaringen gedaan of gedragingen verricht waaruit HTS de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 3] mocht afleiden. De overeenkomst tussen HTS en [naam 3] is ook nimmer bekrachtigd door [naam gedaagde 1].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil betreft de vraag of HTS een overeenkomst heeft gesloten met [naam gedaagde 1]. Uit het betoog en de overgelegde stukken van HTS volgt dat zij voor het sluiten van de overeenkomst voornamelijk contact heeft gehad met [naam 3], omdat zij in de veronderstelling was dat [naam 3] bevoegd was om namens [naam gedaagde 1] een overeenkomst te sluiten.
4.2.
Nu [naam gedaagde 1] pas in april 2020 is opgericht kon [naam 3] daarvóór niet als de vertegenwoordiger van [naam gedaagde 1] zijn aangesteld en kon [naam 3] daarvóór dus ook geen overeenkomst namens [naam gedaagde 1] hebben gesloten. Daarom moet beantwoord worden de vraag of HTS feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [naam gedaagde 1] het handelen van [naam 3] achteraf heeft bekrachtigd.
4.3.
HTS heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat één van de vennoten van [naam gedaagde 1] de indruk heeft gegeven dat [naam 3] namens haar, [naam gedaagde 1], is opgetreden en dat hij ook namens haar mocht handelen. HTS heeft geen stukken overgelegd waaruit dit kan worden afgeleid. HTS heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij niet weet wie de handtekening heeft geplaatst op de offerte die zij naar [naam 3] heeft gestuurd. HTS heeft dus op eigen risico niet geverifieerd of de handtekening afkomstig was van één van de vennoten van [naam gedaagde 1]. Dat [naam 3] en [naam gedaagde 2], volgens HTS, telkens andere handtekeningen zetten maakt dat niet anders. De rechtbank gaat voorbij aan het aanbod van HTS ter zitting om kopieën van Whatsappgesprekken te overleggen die zouden zijn gevoerd tussen de directeur van HTS en [naam gedaagde 2] over de installatie in het restaurant van [naam gedaagde 1]. Het had op de weg van HTS gelegen om specifiek aan te geven wanneer die gesprekken zouden zijn gevoerd en wat door [naam gedaagde 2] in die Whatsappgesprekken zou zijn gezegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [naam gedaagde 1] de overeenkomst met HTS achteraf heeft bekrachtigd. Zij heeft dat echter niet gedaan en daarom kan niet geverifieerd worden of het zin heeft dat zij die kopieën van Whatsappgesprekken alsnog in het geding brengt, nog daargelaten dat zij die stukken ook eerder had kunnen en moeten overleggen als deze van belang zouden zijn geweest.
4.4.
Uit het feit dat de horeca apparatuur in het restaurant van [naam gedaagde 1] door HTS is geleverd en geïnstalleerd, kan, zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, geen bekrachtiging door [naam gedaagde 1] van een onbevoegd gegeven opdracht door [naam 3] worden afgeleid. [gedaagden] betwisten niet dat de apparatuur door HTS is geleverd en geïnstalleerd. Zij voeren echter aan dat HTS deze apparatuur klaarblijkelijk in opdracht van [naam bedrijf 2] heeft geleverd en geïnstalleerd, nu [naam gedaagde 1] uitsluitend met [naam bedrijf 2] heeft gecontracteerd, zoals blijkt uit de op 6 juli 2020 toegezonden factuur en geldleningsovereenkomst van 8 april 2020. Uit het enkele feit dat HTS, zoals zij stelt, de apparatuur voor het restaurant al in maart 2020 heeft geleverd, terwijl de factuur en geldlening op 8 april 2020 zijn getekend, volgt niet dat dit anders is, nu de opdracht van [naam gedaagde 1] aan [naam bedrijf 2] volgens haar eerder mondeling is gegeven. Ook uit de stelling van HTS ter zitting dat [naam gedaagde 2] de deur van het restaurant van [naam gedaagde 1] een keer heeft geopend voor een medewerker van HTS volgt niet dat [naam gedaagde 1] achteraf een opdracht tot levering en inrichting van de apparatuur in het restaurant aan HTS heeft gegeven of deze achteraf heeft bekrachtigd of goedgekeurd.
4.5.
De rechtbank concludeert op grond van het hiervoor overwogene dat de vordering van HTS tegen [gedaagden] tot betaling van de door haar op 1 juni 2020 verzonden factuur niet kan worden toegewezen. Nu de hoofdvordering zal worden afgewezen, is er geen grond voor vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
4.6.
HTS wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 4.304,00 (€ 2.076,00 aan griffierecht en € 2.228,00 aan salaris advocaat (2 punten x
€ 1.114,00 (tarief IV)).

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt HTS in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 4.304,00,
5.3.
veroordeelt HTS in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat HTS niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar. Het is ondertekend door de rolrechter en op 4 mei 2022 uitgesproken in het openbaar.
3360/2083/3152