ECLI:NL:RBROT:2022:3615

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
C/10/635646 / KG ZA 22-231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige weigering inschrijving te verwijderen uit het Kadaster in verband met overdracht van een woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, eigenaar van een woning, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die een vordering op eiser heeft betreffende de overdracht van de woning. Eiser vordert dat gedaagde wordt verplicht om alle inschrijvingen bij het Kadaster te verwijderen die de overdracht van de woning belemmeren. Gedaagde heeft in het verleden conservatoir beslag gelegd op de woning en heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin zijn vorderingen zijn afgewezen. Eiser stelt dat de inschrijving van het hoger beroep in het Kadaster onrechtmatig is en dat dit de overdracht aan derden belemmert. Gedaagde voert verweer en stelt dat de inschrijving van het hoger beroep correct is en dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat de notaris onterecht heeft geweigerd mee te werken aan de overdracht van de woning. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat gedaagde onrechtmatig handelt door de inschrijving in het Kadaster niet te laten verwijderen. De vordering van eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/635646 / KG ZA 22-231
Vonnis in kort geding van 9 mei 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. K. el Joghrafi te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.H. de Bruin te Bleiswijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 april 2022 met producties 1 tot en met 3;
  • producties 4 en 5 van [eiser] ;
  • de mondelinge behandeling op 25 april 2022;
  • de pleitnota van [gedaagde] met één productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het appartementsrecht betreffende een woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2.
[gedaagde] meent een vordering betreffende overdracht van de woning te hebben op [eiser] en heeft hem daarom in september 2020 in een bodemprocedure gedagvaard en conservatoir beslag gelegd op de woning.
2.3.
Bij vonnis van 13 januari 2021 zijn de vorderingen van [gedaagde] in de bodemprocedure integraal afgewezen.
2.4.
[gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld van het vonnis van 13 januari 2021. De mondelinge behandeling in hoger beroep staat gepland in september 2022.
2.5.
Het conservatoir beslag op de woning is bij arrest van 26 oktober 2021 van het hof Den Haag op verzoek van [eiser] opgeheven.
2.6.
[gedaagde] heeft nogmaals aan de voorzieningenrechter verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir beslag. Dat verzoek is op 9 november 2021 afgewezen.
2.7.
In november 2021 heeft [gedaagde] in het Kadaster laten inschrijven dat hoger beroep is ingesteld van het vonnis van 13 januari 2021. Deze aantekening luidt als volgt:
AANTEKENINGEN
Publiekrechtelijke beperking Er zijn geen beperkingen bekend in de Basisregistratie Kadaster.
Basisregistratie Kadaster
Overige aantekening Instelling rechtsvordering
Betrokken persoon [eiser]
Afkomstig uit stuk Hyp4 82545/60 Ingeschreven op 16-11-2021 om 09:00
Instelling rechtsvordering

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te gebieden alle inschrijvingen bij het Kadaster te verwijderen ten behoeve van de overdracht van de woning (kadastrale gemeente [plaatsnaam] , sectie [sectie] nummer [nummer] binnen 24 uur na datum van dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Het gaat in dit kort geding om de vraag of [gedaagde] onrechtmatig handelt jegens [eiser] door te weigeren de inschrijving van het door [gedaagde] ingestelde hoger beroep van het vonnis van 13 januari 2021 in het Kadaster te laten verwijderen.
4.2.
[gedaagde] meent aanspraak te kunnen maken op overdracht van de woning en heeft daarom [eiser] in rechte betrokken. Nadat de vorderingen van [gedaagde] in de bodemprocedure met betrekking tot overdracht van de woning integraal zijn afgewezen, heeft [gedaagde] hoger beroep ingesteld en dit rechtsmiddel laten inschrijven in het Kadaster. Dat is een feit dat de rechtstoestand van een registergoed betreft en het is dan ook een in de registers inschrijfbaar feit als bedoeld in artikel 3:17 lid 1 aanhef en onder f BW. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] als belanghebbende bij die inschrijving kwalificeert. Niet valt in te zien dat de inschrijving van het rechtsmiddel in het Kadaster onjuist is en daarom in beginsel ook niet dat het onrechtmatig is om te weigeren die inschrijving te laten verwijderen.
4.3.
Volgens [eiser] heeft de notaris medegedeeld dat hij niet bereid is mee te werken aan de overdracht van de woning door de huidige eigenaar aan de kopers (een derde partij), omdat de inschrijving van het hoger beroep in het Kadaster een beletsel vormt voor de overdracht. In de visie van [eiser] handelt [gedaagde] onrechtmatig door de inschrijving in het Kadaster – die volgens [eiser] onnodig is aangezien alle betrokken partijen op de hoogte zijn van de juridische strijd met betrekking tot de woning – niet te laten verwijderen, zodat overdracht van de woning aan de kopers onmogelijk wordt gemaakt zolang de inschrijving in het Kadaster staat en het hoger beroep loopt. [eiser] heeft echter niet duidelijk gemaakt op grond waarvan de notaris het door [eiser] gestelde standpunt heeft ingenomen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat evenmin. Het is daarom niet mogelijk om in dit kort geding te toetsen of de notaris al dan niet op goede gronden heeft geweigerd mee te werken aan de overdracht. Het is evenwel aan [eiser] om de notaris aan te spreken op dienst ministerieplicht (artikel 21 Wet op het notarisambt). Eerst als vast komt te staan dat de notaris op goede gronden heeft geweigerd mee te werken aan de overdracht, kan mogelijk sprake zijn van eventueel onrechtmatig handelen van [gedaagde] .
4.4.
Aangezien [eiser] niet duidelijk heeft gemaakt op welke gronden de notaris zijn medewerking aan de overdracht heeft geweigerd, kan in dit kort geding niet worden beoordeeld of sprake is van eventueel onrechtmatig handelen van [gedaagde] . De vordering van [eiser] stuit reeds hierop af.
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.330,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2022.