ECLI:NL:RBROT:2022:3549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
9607164
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering zorgverzekeraar wegens onjuiste toepassing imputatieregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap AnderZorg N.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering van AnderZorg op de gedaagde voor het betalen van een zorgpremie van € 218,31, die volgens AnderZorg niet was voldaan. De gedaagde stelde echter dat zij de premie voor de maand september 2021 wel degelijk had betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een zorgverzekeringsovereenkomst tussen partijen bestond, waarbij de gedaagde verplicht was om maandelijks premie te betalen. De gedaagde had in de maanden augustus tot en met december 2021 in totaal € 918,- aan AnderZorg betaald, maar zonder betalingskenmerk, wat leidde tot een geschil over de toerekening van deze betalingen.

De centrale vraag was of de gedaagde de premie van september 2021 had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de premie inderdaad had betaald, omdat volgens artikel 6:43 BW, bij het ontbreken van een betalingskenmerk, de betaling moet worden afgeboekt op de oudste openstaande vordering. AnderZorg had de betalingen onterecht toegewezen aan nieuwere vorderingen, waardoor de premie van september open bleef staan. De kantonrechter wees de vordering van AnderZorg af, omdat de premie al was voldaan ten tijde van de dagvaarding. Ook de vorderingen tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten werden afgewezen. AnderZorg werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die voor de gedaagde op nihil werden vastgesteld, aangezien zij zonder gemachtigde procedeerde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9607164 \ CV EXPL 21-43181
uitspraak: 29 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
AnderZorg N.V.,
gevestigd in Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde]
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna AnderZorg en [gedaagde] genoemd.

1..Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met producties van 16 december 2021;
  • de e-mails van [gedaagde] van 22 en 24 december 2021;
  • de brief van [gedaagde] , ontvangen op 18 januari 2022;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de e-mail van [gedaagde] van 21 maart 2022.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Tussen partijen is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Op basis van die overeenkomst is [gedaagde] gehouden om maandelijks bij vooruitbetaling premie te betalen aan AnderZorg.
2.2.
De premie van de maand september 2021 bedroeg € 182,-.
2.3.
[gedaagde] heeft in de maanden augustus tot en met december 2021 diverse betalingen aan AnderZorg verricht, van in totaal € 918,-. Bij al deze betalingen heeft zij geen betalingskenmerk vermeld.

3..Het geschil

3.1.
AnderZorg heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 218,31, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft AnderZorg het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft de premie van september 2021 ter hoogte van € 182,- niet betaald. Dat moet zij alsnog doen. AnderZorg maakt verder aanspraak op de wettelijke rente daarover, die berekend tot 8 december 2021 € 0,91 bedraagt, en op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 48,40. Op de laatstgenoemde vergoeding brengt AnderZorg een betaling van € 13,- in mindering, zodat een vordering van in totaal € 218,31 resteert.
3.3.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij de premie van de maand september 2021 wel degelijk heeft betaald, namelijk in september en oktober 2021. Om die reden stelt zij dat de vorderingen van AnderZorg moeten worden afgewezen.

4..De beoordeling

4.1.
De centrale vraag in deze procedure is of [gedaagde] de premie van de maand september 2021 heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. Van belang daarbij is dat uit artikel 6:43 BW (kort gezegd) volgt dat wanneer geen betalingskenmerk bij een betaling wordt vermeld, de betaling moet worden afgeboekt op de oudste openstaande vordering. AnderZorg heeft zich niet aan dat uitgangspunt gehouden. Zij heeft er namelijk voor gekozen om de betalingen van [gedaagde] (2.3) af te boeken op de nieuwere vorderingen van oktober, november en december 2021, waardoor de maand september 2021 open is blijven staan. Daartoe was zij op grond van artikel 6:43 BW niet gerechtigd. De door haar aangevoerde omstandigheid dat zij de vordering voor de maand september 2021 toen al uit handen had gegeven aan haar gemachtigde, maakt niet dat zij eigenhandig van die wettelijke regeling kan afwijken.
4.2.
De conclusie is dat de premie van de maand september 2021 ten tijde van de dagvaarding al ruimschoots was betaald. Aangezien AnderZorg specifiek de premie van de maand september 2021 vordert, wordt de gevorderde hoofdsom afgewezen.
4.3.
Voor zover AnderZorg heeft willen stellen dat er ongeacht de wijze waarop de betalingen van [gedaagde] worden toegerekend sprake is van een betalingsachterstand, heeft zij haar vorderingen onvoldoende onderbouwd. Zij had dan dienen te stellen en te onderbouwen vanaf welk moment de overeenkomst tussen partijen is ingegaan, welk bedrag [gedaagde] maandelijks verschuldigd is, welke betalingen [gedaagde] heeft verricht, op welke wijze die zijn afgeboekt en wat het openstaande saldo is. Dat alles heeft zij echter nagelaten. Ook in dat opzicht is er daarom geen aanleiding voor toewijzing van de gevorderde hoofdsom.
4.4.
De vorderingen tot betaling van de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten volgen hetzelfde lot als de hoofdsom en worden afgewezen.
4.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt AnderZorg veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil, omdat zij zonder gemachtigde procedeert.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt AnderZorg in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
33394