ECLI:NL:RBROT:2022:3534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
9677976
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van transitievergoeding na ontslag op staande voet en beoordeling van ernstig verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Aldora Dienstverlening B.V. [verzoeker] was sinds 4 april 2016 in dienst als teamleider bij Aldora, maar werd op 24 december 2021 op staande voet ontslagen. Aldora stelde dat [verzoeker] had geweigerd om te werken en dat dit de reden was voor het ontslag. [verzoeker] betwistte deze lezing en voerde aan dat hij op tijd was gekomen en bereid was om te werken, maar dat er een conflict was ontstaan met zijn leidinggevende.

De kantonrechter heeft de procedure op 19 april 2022 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat Aldora geen bewijs heeft geleverd voor de stelling dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat Aldora de transitievergoeding van € 4.527,96 bruto aan [verzoeker] moest betalen, omdat het ontslag niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker]. Daarnaast werd Aldora veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over de transitievergoeding en tot het verstrekken van een bruto/netto-specificatie. De vordering van [verzoeker] tot betaling van gederfde inkomsten werd afgewezen, omdat hij berustte in het ontslag en geen aanspraak kon maken op loon na de ontslagdatum. Aldora werd als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9677976 \ VZ VERZ 22-1058
Uitspraak: 10 mei 2022
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[verzoeker]
woonplaats: [woonplaats verzoeker]
verzoeker,
gemachtigde: [naam 1],
tegen
Aldora Dienstverlening B.V.,
woonplaats: Vlaardingen,
verweerster
gemachtigde: mr. D.A.M. Lagarrigue.
Partijen zullen hierna “[verzoeker]” en “Aldora” worden genoemd.

1..De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 februari 2022;
  • het verweerschrift met bijlagen;
  • de bij brief van 14 april 2022 in het geding gebrachte bijlage aan de zijde van Aldora;
  • de pleitnota van Aldora.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2022. [verzoeker] is in persoon op de zitting verschenen, bijgestaan door [naam 2] namens de gemachtigde van [verzoeker]. Namens Aldora is haar gemachtigde verschenen.

2..De feiten

2.1.
[verzoeker], geboren op [geboortedatum verzoeker], is op 4 april 2016 in dienst getreden bij Aldora in de functie van teamleider.
2.2.
Op 24 december 2021 heeft Aldora [verzoeker] op staande voet ontslagen. In een WhatsAppbericht van die datum heeft Aldora het volgende aan [verzoeker] geschreven:
“Je bent weg gelopen van het werk en je weigert om te werken en daarom ben je hierbij op staande voet ontslagen en per direct niet meer werkzaam voor Aldora”.
2.3.
[verzoeker] heeft als volgt via WhatsApp op dat bericht gereageerd:
“ik kwam op tijd aan ik wilde werken ik vroeg of ik tot 12.00 uur aan het werk was en je was boos ik handelde onder invloed van emoties ik denk niet dat een klein conflict een reden zou zijn om mij te ontslaan”.

3..Het geschil

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht - na vermindering van eis - bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
Aldora te veroordelen aan [verzoeker] te betalen de transitievergoeding van € 5.538,46 bruto;
Aldora te veroordelen aan [verzoeker] te betalen € 1.643,27 aan gederfde inkomsten;
Aldora te veroordelen aan [verzoeker] een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto-specificatie te verstrekken, waarin betaling van de transitievergoeding verwerkt is, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na betekening van de beschikking dat Aldora niet voldoet aan de beschikking;
Aldora te veroordelen de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK aan [verzoeker] te betalen;
Aldora te veroordelen aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag der algehele voldoening;
Aldora te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
3.2.
Het verweer van Aldora strekt tot afwijzing van het verzoek en de vorderingen van [verzoeker].
3.3.
Op de stellingen en standpunten van partijen wordt, voor zover van belang, in de beoordeling ingegaan.

4..De beoordeling

de transitievergoeding
4.1.
Allereerst ligt ter beoordeling de vraag voor of Aldora aan [verzoeker] een transitievergoeding verschuldigd is. Uit artikel 7:673 lid 1 aanhef sub a sub 1 BW in verbinding met artikel 7:673 lid 7 aanhef en sub c BW volgt dat een werkgever aan een werknemer een transitievergoeding verschuldigd is, indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd en de opzegging niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, behoudens in casu niet van toepassing zijnde uitzonderingen.
4.2.
Aldora heeft zich in haar verweerschrift op het standpunt gesteld dat van verschuldigdheid van de transitievergoeding geen sprake kan zijn, omdat naar de mening van Aldora sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. De kantonrechter verwerpt dit standpunt. Uit rechtspraak van de Hoge Raad (Hoge Raad 30 maart 2018, ECLI:HR:2018:484) volgt dat indien bepaald handelen of nalaten als een dringende reden voor onverwijlde opzegging wordt gekwalificeerd, dit niet zonder meer betekent dat de werknemer ook een ernstig verwijt van dat handelen of nalaten gemaakt kan worden. In het onderhavige geval kan in het midden blijven of er sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, nu [verzoeker] niet heeft verzocht de opzegging te vernietigen of om een billijke vergoeding heeft verzocht omdat het ontslag niet rechtsgeldig zou zijn gegeven.
[verzoeker] heeft aldus in het ontslag berust, overigens zonder daarmee erkend te hebben Aldora een dringende reden te hebben gegeven voor onverwijlde opzegging.
4.3.
Aldora heeft ook aangevoerd dat de beëindiging van het dienstverband op
24 december 2021 het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 7 aanhef en sub c BW, zodat betaling van de transitievergoeding niet aan de orde is. Daarmee komt het aan op beantwoording van de vraag wat zich precies heeft afgespeeld tussen partijen op laatstgenoemde datum, hetgeen heeft geleid tot het ontslag op staande voet.
4.4.
Volgens Aldora heeft op 24 december 2021 het volgende zich voorgedaan tussen partijen.
[verzoeker] diende op 24 december 2021 te werken van 08:00 uur tot 12:00 uur. Nadat [verzoeker] op het werk was verschenen, weigerde hij om daadwerkelijk werkzaamheden te gaan verrichten, terwijl Aldora erop aandrong dat hij werkzaamheden zou gaan verrichten. Hij volhardde in deze weigering, ook nadat Aldora hem had gewaarschuwd voor mogelijke nadelige consequenties voor het dienstverband tussen partijen. Vervolgens heeft [verzoeker] de sleutels van de bus waarin hij reed naar degene die de leiding had namens Aldora op de werkplek ([naam 3]) gegooid en is hij vertrokken vóór het einde van de werktijd. Nadat [verzoeker] was weggelopen is namens Aldora telefonisch contact opgenomen met [verzoeker] met nogmaals het verzoek aan het werk te gaan, maar [verzoeker] weigerde om alsnog aan het werk te gaan.
4.5.
[verzoeker] heeft op zijn beurt deze door Aldora gestelde feiten uitdrukkelijk betwist. [verzoeker] heeft de volgende lezing gegeven van wat zich heeft voorgedaan tussen partijen op 24 december 2021.
Naar de kantonrechter heeft begrepen betoogt [verzoeker] het navolgende. [verzoeker] was op tijd op het werk en wilde werkzaamheden verrichten. Hij heeft aan [naam 3] gevraagd tot hoe laat hij zou moeten werken, waarop [naam 3] boos werd en ruzie maakte met [verzoeker]. [verzoeker] heeft de sleutels van de bus waarin hij reed afgegeven aan [naam 3] en niet naar hem gegooid. [verzoeker] was bereid om tot 12:00 uur te werken, maar wist niet tot hoe laat de werkdag zou duren.
4.6.
De kantonrechter is op de zitting voldoende duidelijk geworden dat er tussen partijen op 24 december 2021een escalatie heeft plaatsgevonden. Wie het gelijk aan zijn of haar zijde heeft over wat er precies is gebeurd, is echter onduidelijk gebleven. Beide partijen hebben geen onderbouwing gegeven van hun stellingen en hebben geen opgave gedaan van eventuele getuigen.
Indien Aldora volledig gelijk heeft ten aanzien van wat tussen partijen precies is voorgevallen op 24 december 2021, dan is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen jegens Aldora door te volharden in de hardnekkige werkweigering, terwijl gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] een rechtvaardigende reden had voor zijn gedrag. [verzoeker] had in dat geval onder de geven omstandigheden zich bewust moeten zijn van het onbehoorlijke karakter van zijn gedrag
Op Aldora als werkgeefster rust de bewijslast van het door haar gestelde feitenverloop, omdat zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept. Aldora heeft echter geen bewijsaanbod gedaan en de kantonrechter ziet geen aanleiding Aldora ambtshalve tot bewijslevering toe te laten. In rechte kan er dan ook niet van worden uitgegaan dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] door Aldora op 24 december 2021 het gevolg is geweest van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker]. Aldora is derhalve de transitievergoeding verschuldigd aan [verzoeker].
4.7.
Partijen twisten over de hoogte van de transitievergoeding die [verzoeker] toekomt. Dit geschilpunt komt voort uit het feit dat partijen niet uitgaan van hetzelfde maandloon. [verzoeker] heeft gesteld dat zijn weekloon € 511,60 bruto bedroeg, te vermeerderen met € 36,16 bruto per week, derhalve € 2.373,62 bruto per maand inclusief vakantietoeslag. Aldora is daarentegen uitgegaan van een gemiddeld maandloon van € 1.906,58 bruto op basis van de wekelijkse salarisbetalingen in het jaar 2021. Uit het laatste loonstrookje dat is overgelegd blijkt dat [verzoeker] een uurloon had van € 12,79 en uit de overgelegde arbeidsovereenkomst blijkt dat hij een dienstverband op basis van 40 uur per week had bij Aldora. Dit levert een weekloon van € 511,60 bruto op, zoals [verzoeker] heeft gesteld. In het overzicht van de wekelijkse betalingen aan [verzoeker] die Aldora heeft overgelegd, komt dat weekloon ook meerdere keren voor. Aldora heeft geen plausibele verklaring kunnen geven voor het feit dat in dat overzicht ook lagere weeklonen voorkomen én op basis waarvan er van een gemiddeld loon moet worden uitgegaan, in plaats van een vast salaris op basis van het bruto-uurloon vermenigvuldigd met de contracturen.
Aldora heeft geen specifiek verweer gevoerd ten aanzien van de door [verzoeker] gestelde vakantietoeslag, terwijl uit het overzicht blijkt dat Aldora uitging van een hogere vakantietoeslag dan de vakantietoeslag die [verzoeker] heeft gesteld. Nu [verzoeker] hier verder niet op in is gegaan, zal in rechte worden uitgegaan van de vakantietoeslag waar [verzoeker] van is uitgegaan, derhalve € 36,16 bruto per week. Het loon van € 511,60 bruto per week, te vermeerderen met € 36,16 aan vakantietoeslag is gelijk aan een brutoloon van € 2.373,62 per maand inclusief vakantietoeslag. Op basis van een berekening aan de hand van dit maandloon en de duur van het dienstverband, komt de kantonrechter uit op een transitievergoeding van € 4.527,96 bruto. Dit bedrag zal worden toegewezen.
gederfde inkomsten/ achterstallig loon?
4.8.
De kantonrechter begrijpt dat [verzoeker] met zijn vordering tot betaling van gederfde inkomsten over drie weken vanaf de datum van het ontslag op staande voet bedoelt het achterstallige loon over die periode, omdat hij in zijn verzoekschrift in dit kader heeft gesteld dat het ontslag op staande voet “pas vanaf 10-1-2022 omgezet kon worden in een vaststellingsovereenkomst” en dat hij “3 weken geen salaris ontvangen” heeft. Wat ook zij van gesprekken tussen partijen over een eventueel te sluiten vaststellingsovereenkomst, vast is komen te staan dat partijen geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Nu [verzoeker] heeft berust in het ontslag op 24 december 2021 én de arbeidsovereenkomst dan ook op die datum is geëindigd, kan hij geen aanspraak maken op loon vanaf de ontslagdatum. De vordering tot betaling van het loon over drie weken vanaf de ontslagdatum is dan ook niet toewijsbaar.
[verzoeker] heeft overigens naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gesteld voor toewijzing van gederfd loon als schadevergoeding.
de wettelijke rente
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf 25 januari 2022.
bruto/netto-specificatie
4.10.
De vordering tot het verstrekken van een bruto/netto-specificatie, waarin de transitievergoeding en de betaling daarvan is verwerkt, wordt als onweersproken toegewezen, met dien verstande dat de termijn daarvoor zal worden gesteld op twee dagen na de betekening van deze beschikking. De daarbij toe te wijzen dwangsom zal worden vastgesteld op € 50,00 per dag en zal worden gemaximeerd op € 1.500,00.
buitengerechtelijke kosten
4.11.
De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, nu [verzoeker] ter onderbouwing van deze vordering in het lichaam van het verzoekschrift niets heeft gesteld.
proceskosten
4.12.
Aldora wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Ook de wettelijke rente daarover en de nakosten worden toegewezen, zoals onder de beslissing vermeld.

5..De kantonrechter:

kent aan [verzoeker] ten laste van Aldora een transitievergoeding toe van € 4.527,96 bruto en veroordeelt Aldora om deze transitievergoeding aan [verzoeker] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf 25 januari 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Aldora om aan [verzoeker] binnen twee dagen na de betekening van deze beschikking een deugdelijke bruto/netto-specificatie te verstrekken waarin het bedrag en de betaling van de transitievergoeding is verwerkt, op straffe van een door Aldora te verbeuren dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat Aldora vanaf de derde dag na de betekening van deze beschikking in gebreke blijft met voldoening aan deze veroordeling, met een maximum van € 1.500,00;
veroordeelt Aldora tot betaling van de proceskosten aan [verzoeker] die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 244,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen met ingang van de vijftiende dag na de uitspraak van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt Aldora in de na dit vonnis te maken kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten als Aldora niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de beschikking heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.I. Mentink, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
757