Op 29 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam en betrof een betrokkene die sinds september 2021 op eigen verzoek was gestopt met medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene, hoewel zorgwekkend, niet voldoende ernstig was om te voldoen aan de criteria voor verplichte zorg. Tijdens de mondelinge behandeling zijn er geen recente incidenten of aangiften gepresenteerd die het verzoek konden onderbouwen. De rechtbank heeft wel erkend dat de situatie van de betrokkene in de toekomst kan verslechteren, maar op het moment van de uitspraak was er onvoldoende bewijs voor ernstig nadeel. De rechtbank heeft het verzoek om zorgmachtiging afgewezen en betrokkene aangemoedigd om zijn medicatie opnieuw te overwegen. De beslissing is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 4 mei 2022.