ECLI:NL:RBROT:2022:3526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
83/147772-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke vervolging van een rechtspersoon na dodelijk arbeidsongeval op bouwplaats

Op 11 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bouwbedrijf (de B.V.) naar aanleiding van een dodelijk ongeval op een bouwplaats in Den Haag. Op 22 mei 2019 vond er een tragisch voorval plaats waarbij de machinistenlift van torenkraan 2, waarin kraanmachinist [naam slachtoffer] zich bevond, door de giek van torenkraan 3 werd geraakt. De lift viel van een hoogte van ongeveer 60 meter naar beneden, wat leidde tot het overlijden van de machinist. De rechtbank oordeelde dat de B.V. zich schuldig had gemaakt aan het niet naleven van veiligheidsvoorschriften uit de Arbeidsomstandighedenwet, waaronder het nalaten van een risico-inventarisatie en het treffen van adequate veiligheidsmaatregelen. De rechtbank concludeerde dat de B.V. opzettelijk had gehandeld door de veiligheid van haar werknemers niet te waarborgen, wat resulteerde in de fatale afloop van het ongeval. De officier van justitie had een geldboete van € 60.000,- geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een boete op van € 80.000,-, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd de B.V. verplicht om een bedrag van € 40.000,- over te maken aan Stichting KEV, onder de voorwaarde dat deze stichting door de Belastingdienst als ANBI wordt erkend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/147772-21
Datum uitspraak: 11 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[naam verdachte rechtspersoon] (hierna ook te noemen: de B.V.):
ter terechtzitting rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [naam persoon] ,
gevestigd: [vestigingsadres] , [postcode] [vestigingsplaats] ,
raadsman mr. M.J. Smit, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 april en 11 mei 2022 (op laatstgenoemde datum is het onderzoek ter terechtzitting gesloten).

2..Tenlastelegging

Aan de B.V. is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (ten aanzien van beide feiten partieel vrijspraak voor medeplegen);
  • veroordeling van de B.V. tot een geldboete van € 60.000,-, waarvan € 20.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de B.V. wordt verplicht een geldbedrag van € 40.000,- over te maken naar de Stichting KEV .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft voor beide tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de B.V. niet kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de handelingen die door de B.V. zijn verricht en/of nagelaten, zoals tenlastegelegd, niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt van enige betrokkenheid van een ander, zodat de B.V. vrijgesproken moet worden van het medeplegen. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van opzet dan wel voorwaardelijke opzet op de verweten gedragingen, nu de B.V. zich heeft laten bijstaan door professionele partijen en mocht afgaan op de door hun uitgevoerde controles en werkzaamheden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat de gedragingen niet aan de B.V. toegerekend kunnen worden. Verder is geen sprake van medeplegen en kan niet worden aangenomen dat sprake is van schuld in de zin van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
4.2.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De toedracht van het ongeval
Sinds 2018 was de B.V., als hoofdaannemer, in opdracht van een projectontwikkelaar bezig met de bouw van woonblokken, genaamd “ [naam project] ”. Op de bouwlocatie, gelegen tussen de [naam locatie 1] en de [naam locatie 2] in Den Haag, stonden drie torenkranen opgesteld waarmee bouwmaterialen werden verplaatst, waaronder de torenkranen 2 en 3. Op 22 mei 2019 was kraanmachinist [naam slachtoffer] werkzaam op torenkraan 2. Toen zijn werkdag was afgelopen, is hij in de machinistenlift van zijn torenkraan gestapt om naar beneden te gaan. Op het moment dat [naam slachtoffer] zich in de machinistenlift bevond, heeft de kraanmachinist van torenkraan 3 met de giek van die torenkraan de machinistenlift van torenkraan 2 geraakt, waardoor de machinistenlift uit de bevestigingsrail is geraakt. Vervolgens is de machinistenlift van ongeveer 60 meter hoogte naar beneden gevallen. [naam slachtoffer] is, als gevolg van de opgelopen verwondingen door het neerstorten van de machinistenlift, ter plaatse overleden.
Overige vaststaande feiten
Op 30 oktober 2019 is de machinistenlift van torenkraan 2 op verzoek van de B.V. door [naam bedrijf 1] omgehangen naar de zuidwestzijde van torenkraan 2, omdat de machinistenlift op zijn oorspronkelijke plek in de weg zat nadat daar een steiger was opgebouwd. Na het omhangen van de machinistenlift is deze niet opnieuw gekeurd door een onafhankelijk keuringsinstituut.
Op 18 februari 2019 is torenkraan 3 is opgebouwd en deze is op 19 februari 2019 door TÜV Nederland gekeurd. In het rapport van die keuring heeft de keuringsmeester op het laatste blad, onder ‘Ruimte voor eventuele opmerkingen’, het volgende vermeld: ‘Werk instruktie dat de lift omlaag moet bij kraan 2 voordat de werkzaamheden aanvangen’.
Bij ingebruikname van torenkraan 3 was bij de B.V. bekend dat de giek van torenkraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 kon raken. Vanwege dit risico is met medeweten van de uitvoerder een mondelinge afspraak gemaakt tussen de kraanmachinisten. Deze afspraak hield in dat de kraanmachinist die de machinistenlift van torenkraan 2 wilde gebruiken, dit via de portofoon zou doorgeven aan de kraanmachinisten van de andere torenkranen. Eerst daarna kon hij de machinistenlift gebruiken. Als de kraanmachinist boven in torenkraan 2 was aangekomen, zou hij de lift tien meter lager “parkeren”, zodat de giek van torenkraan 3 bij het draaien de machinistenlift van torenkraan 2 niet zou kunnen raken.
Het risico dat de giek van torenkraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 kon raken noch de mondelinge afspraak is met een veiligheidskundige gecommuniceerd en evenmin vastgelegd in een risico-inventarisatie en -evaluatie (hierna: RI&E).
4.2.1.
Bewijsoverwegingen feit 1
Het werkgeversbegrip
De B.V. was de hoofdaannemer van het project “ [naam project] ” in Den Haag. De werkzaamheden op de bouwplaats werden verricht door werknemers die bij de B.V. in loondienst waren en door personeel dat was geregeld door onderaannemers. Een van de onderaannemers, [naam bedrijf 2] ., regelde in opdracht van de B.V. de kraanmachinisten. Het slachtoffer [naam slachtoffer] was een van die kraanmachinisten.
Namens de B.V. was een kraancoördinator op de bouwplaats aangesteld die onder andere belast was met de dagelijkse leiding van de hijswerkzaamheden en het dagelijks doornemen van de hijsplannen met de kraanmachinisten.
Gelet op die feitelijke gang van zaken waren de kraanmachinisten, waaronder het slachtoffer, onder gezag van de B.V. werkzaam. Dat [naam bedrijf 2] . een startgesprek voerde met kraanmachinisten maakt dit oordeel niet anders. Dit betrof, zo begrijpt de rechtbank uit onder meer de verklaring van de getuige [naam getuige] van [naam bedrijf 2] , een eenmalig gesprek op het moment dat de machinist de torenkraan voor de eerste keer in gebruik nam, werd de dagelijkse aansturing van de machinisten uitgevoerd door de B.V. en was [naam bedrijf 2] verder niet betrokken bij de afspraken over de werkzaamheden op de bouwplaats.
Het voorgaande brengt met zich dat de B.V. ten aanzien van bedoelde werkzaamheden moet worden aangemerkt als werkgever in de zin van artikel 1, lid 1, sub a, onder 2 van de Arbeidsomstandighedenwet.
Juridisch kader
De B.V. is als werkgever onderworpen aan veiligheidsregels die onder meer voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hierin is vastgelegd dat een werknemer recht heeft op een veilig en gezonde werkplek en dat de verantwoordelijkheid hiervoor primair bij de werkgever ligt. Daartoe rust op de werkgever de verplichting een deugdelijk arbeidsomstandighedenbeleid, gericht op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers, te voeren. Die zorgplicht houdt mede in dat de werkgever zijn werknemers moet beschermen tegen eigen fouten of onvoorzichtigheden.
De in de tenlastelegging genoemde veiligheidsvoorschriften
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde veiligheidsvoorschriften overweegt de rechtbank het volgende.
- artikel 3 lid 1 onder a en/of b Arbeidsomstandighedenwet (feit 1, eerste gedachtestreepje)
Deze bepaling verplicht de werkgever om de arbeid zodanig in te richten dat daarvan geen nadelig invloed uitgaat op de veiligheid en gezondheid van de werknemer en om gevaren en risico’s voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zo veel mogelijk bij de bron daarvan te voorkomen of te beperken.
Ter terechtzitting is vast komen te staan dat de kraanmachinisten en de B.V. bekend waren met het risico dat de giek van torenkraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 zou kunnen raken. De torenkranen zijn in opdracht van de B.V. opgesteld door [naam bedrijf 1] en de keuze voor de definitieve opstelling van de torenkranen op de bouwplaats is gemaakt door de B.V. De B.V. heeft naar het oordeel van de rechtbank bij die keuze de veiligheid van haar werknemers onvoldoende gewaarborgd. De B.V. had de bouwplaats anders kunnen inrichten door torenkraan 3 op meer afstand van torenkraan 2 op te laten stellen danwel de giek van torenkraan 3 in te korten. De B.V. heeft echter gekozen voor de huidige opstelling van de torenkranen 2 en 3 en heeft daarbij vervolgens onvoldoende adequate maatregelen getroffen ter voorkoming van een botsing. De rechtbank begrijpt dat het implementeren van zonebegrenzing of een antibotssysteem in onderhavige zaak geen adequate maatregel was geweest, omdat deze systemen worden ingesteld op de last die aan de giek van de torenkraan hangt en niet op het bereik van de punt van de giek van de torenkraan. Dit laat echter onverlet dat door de B.V. andere technische maatregelen getroffen hadden kunnen en moeten worden. De rechtbank denkt daarbij aan maatregelen, zoals bijvoorbeeld een ingebouwde lagere stopplaats van de machinistenlift van torenkraan 2 en de aanwezigheid van adequate communicatiemiddelen buiten de kraancabine en in de machinistenlift, waardoor een kraanmachinist ook daar -storingsvrij- contact kan houden met machinisten van de andere torenkranen. Weliswaar had de B.V. storingsvrije portofoons beschikbaar gesteld waarmee de kraanmachinisten onderling met elkaar konden communiceren, maar deze portofoons zaten alleen in de kraancabine zelf.
Door de torenkranen zodanig op de bouwplaats op te (laten) stellen/monteren dat zij in elkaars draaibereik stonden en elkaar konden raken en vervolgens na te laten de arbeid zodanig te organiseren en maatregelen te treffen om risico’s in te dammen betreffende de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en het risico bij de bron te voorkomen, heeft de B.V. gehandeld in strijd met de voorschriften van de Arbeidsomstandighedenwet.
- artikel 5 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet (feit 1, tweede gedachtestreepje)
Deze bepaling legt aan de werkgever de verplichting op om bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid, in een inventarisatie en evaluatie, schriftelijk vast te leggen welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie (hierna: RI&E) dient ook een beschrijving te bevatten van de gevaren, de risico-beperkende maatregelen en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers.
Nadat de machinistenlift van torenkraan 2 naar de zuidwestzijde is omgehangen, is er geen nieuwe of aanvullende RI&E opgemaakt. Dit had wel moeten gebeuren, want met het omhangen van de machinistenlift is er een nieuwe situatie op de bouwplaats ontstaan welke mogelijk nieuwe risico’s meebrengt. Vervolgens is torenkraan 3 opgebouwd en ook dat heeft niet geleid tot een nieuwe of aanvullende RI&E. Zelfs niet toen het de B.V. bleek dat de giek van deze torenkraan de machinistenlift van torenkraan 2 kon raken. Dat torenkraan 3 was goedgekeurd door TÜV Nederland, ontslaat de B.V. niet van die verplichting, nog daargelaten dat TÜV een opmerking in het keuringsrapport had geplaatst met een werkinstructie over het verplaatsen van de lift. Met de bouw van torenkraan 3 is wederom een nieuwe veiligheidssituatie op de bouwplaats ontstaan op grond waarvan de risico’s opnieuw geïnventariseerd en geanalyseerd hadden moeten worden. De B.V. heeft ten onrechte gedacht te kunnen volstaan met het maken van een mondelinge afspraak om het risico op een botsing te voorkomen. De B.V. miskent daarmee het belang van een (onafhankelijke) risico-inventarisatie waarbij alle voor- en nadelen van eventuele te maken afspraken en/of maatregelen in kaart worden gebracht. Niet voor niets is dit een duidelijke verplichting in artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet. De rechtbank constateert dat de B.V. niet aan die verplichting heeft voldaan.
- artikel 8 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet (feit 1, derde gedachtestreepje)
Deze bepaling legt de werkgever de verplichting op de werknemers doeltreffend in te lichten over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de kraanmachinisten bij de aanvang van hun werkzaamheden op de bouwplaats mondeling werden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden. Ook blijkt dat de kraanmachinisten op de hoogte waren van het botsrisico en van de mondelinge afspraak die erop was gericht om dit risico te voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat een mondelinge afspraak met een werkinstructie over hoe te handelen om het risico op een botsing te voorkomen onvoldoende is om te kunnen spreken van een “doeltreffende” inlichting door de B.V. Mondelinge afspraken zijn vatbaar voor verschillende interpretaties en gebleken is ook dat de afspraken onvoldoende sluitend en gedetailleerd zijn geweest, bijvoorbeeld waar het ging om de tijd die gewacht moest worden na een melding van het gebruik van de machinistenlift. Door te volstaan met een mondelinge afspraak heeft de B.V. de machinisten naar het oordeel van de rechtbank te lichtvaardig – en daarmee niet doeltreffend – ingelicht over de maatregelen die erop gericht waren het botsingsrisico te voorkomen.
- artikel 2.35 lid 1 onder a en/of d en artikel 7.4a lid 1 en/of 2 Arbeidsomstandighedenbesluit (feit 1, vierde gedachtestreepje)
Artikel 2.35 van het Arbeidsomstandighedenbesluit verplicht de werkgever, die bij de totstandbrenging van een bouwwerk arbeid doet verrichten, doeltreffende maatregelen te nemen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers. Artikel 7.4a van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie na de installatie en voordat het de eerste maal in gebruik wordt genomen, wordt gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren (lid 1). Ook na elke montage op een nieuwe locatie of nieuwe plek moet er een keuring plaatsvinden (lid 2).
Ten aanzien van de machinistenlift van torenkraan 2 geldt dat, na de verplaatsing en voor de ingebruikname van deze lift, geen keuring heeft plaatsgevonden naar de specifieke risico’s die die verplaatsing tot gevolg kon hebben voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. De verplaatsing van de machinistenlift is een nieuwe montage en had ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel moeten leiden tot een nieuwe keuring. De B.V. heeft dus in strijd gehandeld met hetgeen haar was voorgeschreven in voornoemd artikel.
- artikel 7.18a lid 2 en/of 8 en/of 9 Arbobesluit (feit 1, vijfde gedachtestreepje)
Deze bepaling verplicht de werkgever dat, wanneer twee of meer hijs-of hefwerktuigen zodanig op een werkplek worden geïnstalleerd of gemonteerd dat hun werkgebieden elkaar overlappen, er doeltreffende maatregelen genomen moeten worden om botsingen tussen de lasten of delen van deze werktuigen te voorkomen (lid 2), de handelingen voor het hijsen of heffen correct worden gepland teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen (lid 8) en dat de handelingen, bedoeld in het achtste lid, onder doeltreffend toezicht worden uitgevoerd (lid 9).
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat torenkranen niet-geleide lasten hijsen. Op het hijsen van niet-geleide lasten is artikel 7.18a, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.
Om het risico te ondervangen dat de giek van torenkraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 zou kunnen raken, is een mondelinge afspraak gemaakt dat de kraanmachinisten elkaar zouden informeren bij het gebruik van de machinistenlift van torenkraan 2. De kraanmachinist van torenkraan 3 zou tijdelijk stoppen met draaien en als de machinist van torenkraan 2 met de lift boven in torenkraan 2 was aangekomen en de lift daarna tien meter lager had geparkeerd, kon torenkraan 3 weer vrijuit draaien. De B.V. heeft toegestaan dat deze werkafspraak op de bouwplaats tussen de kraanmachinisten werd gehanteerd en heeft hiermee nagelaten zelf doeltreffende maatregelen te nemen om botsingen tussen delen van de torenkranen te voorkomen.
Ingevolgde artikel 7.18a, achtste lid, Arbeidsomstandighedenbesluit moeten alle handelingen voor hijsen correct worden gepland om de veiligheid van werknemers te garanderen. Bij gecompliceerde werkzaamheden moet een hijsplan worden opgesteld. Bij de onder de B.V. in beslag genomen bescheiden is geen hijsplan aangetroffen. Wel is er een ‘werkplan meerdere kranen op de bouwplaats’ aangetroffen, maar dit werkplan dateert van 20 juni 2018 en is dus opgemaakt vóór het omhangen van de machinistenlift van torenkraan 2 en vóór het opbouwen van torenkraan 3 en is nadien niet geactualiseerd.
Tot slot volgt uit de bewijsmiddelen dat geen sprake is geweest van doeltreffend toezicht op het uitvoeren van de hijshandelingen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen. Ook ten aanzien van dit onderdeel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring.
Toerekening rechtspersoon
Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit als de gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de verboden gedraging. In het uittreksel van de Kamer van Koophandel van juni 2019 betreffende de B.V. staat als activiteiten van de B.V. vermeld ‘Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw’. Op 22 mei 2019 verrichte het slachtoffer werkzaamheden voor de bouw van de woonblokken. De B.V. was op die dag dus bezig met de reguliere uitoefening van haar bedrijf en van de B.V. mocht daarom gevergd worden dat zij ervoor zorgde dat haar werknemers op een veilige arbeidsplaats onder veilige werkomstandigheden hun werkzaamheden konden uitvoeren. De gedragingen hebben dus plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon en worden toegerekend aan de B.V.
Opzet
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt dat de B.V. op een aantal punten niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht die volgt uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit waarbij het ging het om veiligheidsmaatregelen die te maken hebben met het werken met torenkranen. Het werken met torenkranen is naar zijn aard zeer risicovol en gevaarlijk. Daarbij past dat zeer streng de hand wordt gehouden aan de geldende voorschriften en maatregelen die voortvloeien uit die zorgplicht.
De B.V. moest naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs weten dat als gevolg van het nalaten zich te houden aan de geldende voorschriften levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was. Het is immers evident dat wanneer maatregelen achterwege worden gelaten die gericht zijn op een veilige arbeidsplaats en het, in dit geval, voorkomen van een botsing van een giek met een machinistenlift, een ongeluk kan gebeuren met ernstige gezondheidsschade of de dood tot gevolg. Het levensgevaar voor werknemers heeft zich hier ook daadwerkelijk verwezenlijkt door de val van de machinistenlift en het – als gevolg daarvan – overlijden van [naam slachtoffer] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de B.V. het onder 1 ten laste gelegde feit opzettelijk heeft begaan.
4.2.2.
Bewijsoverwegingen feit 2
Voor het aannemen van schuld als bedoeld in artikel 307 Sr moet het ten minste gaan om een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid van de zijde van de B.V. Vast moet komen te staan dat de B.V. anders moest handelen (verwijtbaarheid) en ook anders kon handelen (vermijdbaarheid). Daarbij zijn de concrete tenlastegelegde gedragingen leidend. Daarnaast moet in het concrete geval steeds een causaal verband tussen de verweten gedraging(en) en het ingetreden gevolg worden vastgesteld.
Zoals uit de overwegingen onder 4.2.1. blijkt, stelt de rechtbank vast dat de B.V. tekort is geschoten in haar wettelijke zorgplicht, in het bijzonder het treffen van maatregelen met het oog op de veiligheid en gezondheid van haar werknemers, terwijl zij redelijkerwijs moest weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten viel. De B.V. heeft immers nagelaten het werk met betrekking tot torenkraan 2 op een veilige manier te organiseren en afdoende maatregelen te nemen om botsgevaar tussen de giek van torenkraan 3 en de machinistenlift van torenkraan 2 te voorkomen, terwijl de B.V. dergelijke maatregelen had kunnen nemen. Dit valt haar te verwijten. Het ongeval staat bovendien in een direct verband met het nalaten door de B.V. De rechtbank duidt het nalaten van de B.V. als aanmerkelijk nalatig handelen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat het aan de schuld van de B.V. is te wijten dat de machinistenlift met daarin het slachtoffer door een giek van een andere torenkraan geraakt kon worden, de machinistenlift naar beneden kon vallen en het slachtoffer vervolgens hierdoor is komen te overlijden. Daarmee kan ook het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden, een en ander zoals hierna onder ‘De bewezenverklaring’ nader zal worden beschreven.
4.2.3.
Vrijspraak medeplegen
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, zodat de B.V. van het bij beide feiten tenlastegelegde medeplegen zal worden vrijgesproken.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de B.V. zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde (met uitzondering van het “medeplegen”).
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de B.V. het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
zij op 22 mei 2019 te Den Haag, op een bouwplaats gelegen tussen
[naam locatie 1] en de [naam locatie 2] aldaar,
als werkgever, bij het laten verrichten van arbeid bestaande uit het verplaatsen van
bouwmaterialen met torenkranen op die bouwplaats waarbij met
meerdere torenkranen werd gewerkt,
opzettelijk handelingen heeft nagelaten in strijd
met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen, door
in strijd met artikel
- artikel 3 lid 1 onder a en b van de Arbeidsomstandighedenwet niet te zorgen
voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers, inzake alle
met de arbeid verbonden aspecten en daartoe niet een beleid te voeren dat is
gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en daarbij niet, gelet op de
stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, de arbeid zodanig te
organiseren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid of de
gezondheid van die werknemer en de gevaren en risico's voor de veiligheid of
de gezondheid van die werknemer niet zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de
bron daarvan te voorkomen of te beperken, immers heeft zij, verdachte nagelaten de op de bouwplaats opgestelde torenkranen 2 en 3 en de
daaraan bevestigde machinistenlift zodanig op te (laten) stellen en samen te
(laten) stellen en te (laten) monteren dat de giek van toren kraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 niet zou kunnen
raken en nagelaten (technische) maatregelen te (laten) treffen om te voorkomen
dat de giek van torenkraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 kon raken en
- artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet als werkgever bij het voeren
van het arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie of een
vergelijkbaar document schriftelijk vast te leggen welke risico's de arbeid voor de
werknemers met zich meebrengt, immers heeft zij, verdachte nagelaten na het verplaatsen van de machinistenlift van torenkraan
2 en het opbouwen van torenkraan 3 het risico dat hierdoor ontstond, te weten dat
de giek van torenkraan 3 de
machinistenlift van torenkraan 2 kon raken, schriftelijk te inventariseren en
evalueren en (daarbij) de gevaren en risico-beperkende maatregelen te
beschrijven en
- artikel 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor te zorgen dat
een of meer werknemers doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten
werkzaamheden, te weten het verplaatsen van bouwmaterialen met torenkranen en de daaraan verbonden risico's en maatregelen die erop
gericht waren deze risico's te beperken of te voorkomen, immers heeft zij,
verdachte nagelaten die werknemers doeltreffend in te
lichten over het risico dat de giek van torenkraan 3 de
machinistenlift van torenkraan 2 kon raken en over de
maatregelen om dat risico te beperken of te voorkomen en
- artikel 2.35. lid 1 onder a en d van het Arbeidsomstandighedenbesluit jo art 7.4a
eerste en tweede lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit bij het doen
verrichten van arbeid bij de totstandkoming van een bouwwerk na te laten om
doeltreffende maatregelen te nemen ter bescherming van de veiligheid en de
gezondheid van werknemers, immers heeft zij, verdachte nagelaten om na het verplaatsen van de machinistenlift van
torenkraan 2 en het opbouwen van torenkraan 3, ten gevolge waarvan de giek
van torenkraan 3 de machinistenlift
van torenkraan 2 kon raken, voor inbedrijfstelling van kraan 3 de bouwplaats te
controleren op (specifieke) risico’s die de veiligheid en de gezondheid van
werknemers in gevaar kunnen brengen en kraan 3 (eveneens) te (laten) keuren
op goed en veilig functioneren gelet op de omgevingsfactoren, te weten het risico
dat de giek van torenkraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 kon raken en
- artikel 7.18a lid 2 en lid 8 en lid 9 van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
terwijl twee of meer hijswerktuigen die dienden voor het hijsen of
heffen van niet-geleide lasten zodanig op een werkplek waren geïnstalleerd en/of
gemonteerd dat hun werkgebied elkaar overlapten, na te laten om doeltreffende
maatregelen te nemen om botsingen tussen delen van deze
werktuigen te voorkomen en om alle handelingen voor het hijsen
correct te plannen teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen en
om die handelingen onder doeltreffend toezicht uit te (laten) voeren, immers
heeft zij, verdachte toegestaan dat de maatregel werd genomen dat mondeling tussen een of meer uitvoerders en de op de bouwplaats werkzame kraanmachinisten werd afgesproken dat als de kraanmachinist van torenkraan 2 de machinistenlift ging gebruiken hij dit aan de kraanmachinist van torenkraan 3 kenbaar maakte en dat de kraanmachinist van torenkraan 3 vervolgens niet met torenkraan 3 in het bereik van torenkraan 2 zou komen,
en was er geen technische maatregel genomen om die botsing te voorkomen en was er geen hijsplan dat de veiligheid van de werknemers garandeerde en was er geen doeltreffend toezicht op de werkzaamheden van de op kraan 2 en kraan 3 werkzame
werknemers,
terwijl daardoor naar zij redelijkerwijs had moeten weten telkens levensgevaar en ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers te verwachten was.
(art 32 Arbeidsomstandighedenwet)
2
zij op 22 mei 2019 te Den Haag aanmerkelijk nalatig, heeft gedragen door, op een bouwplaats
gelegen tussen [naam locatie 1] en de [naam locatie 2] aldaar, [naam slachtoffer]
en andere op die bouwplaats werkzame kraanmachinisten arbeid te laten verrichten, bestaande uit het verplaatsen van bouwmaterialen met torenkranen op die bouwplaats, waarbij met meerdere torenkranen werd
gewerkt die zodanig waren opgesteld en samengesteld en gemonteerd
dat de giek van torenkraan 3 de
machinistenlift van torenkraan 2 kon raken, terwijl zij verdachte
heeft nagelaten in een inventarisatie en evaluatie of een vergelijkbaar document
schriftelijk vast te leggen welke risico's de arbeid die zij, verdachte, door die [naam slachtoffer]
en andere op die bouwplaats werkzame kraanmachinisten heeft laten verrichten
met zich meebrengt, immers heeft verdachte nagelaten na het verplaatsen van de machinistenlift van torenkraan 2 en het
opbouwen van torenkraan 3 het risico dat hierdoor ontstond, te weten dat de giek
van torenkraan 3 de machinistenlift
van torenkraan 2 kon raken, schriftelijk te inventariseren en evalueren en (daarbij) de gevaren en risico-beperkende maatregelen te beschrijven en
er niet voor heeft gezorgd dat die [naam slachtoffer] en andere op die bouwplaats werkzame
kraanmachinisten doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten
werkzaamheden, te weten het verplaatsen van bouwmaterialen met
torenkranen en de daaraan verbonden risico's en/of maatregelen die erop
gericht waren deze risico's te beperken of te voorkomen, immers heeft zij,
verdachte nagelaten die werknemers doeltreffend in te
lichten over het risico dat de giek van torenkraan 3 de
machinistenlift van torenkraan 2 kon raken en over de
maatregelen om dat risico te beperken of te voorkomen en
heeft nagelaten om doeltreffende maatregelen te nemen om te voorkomen dat de
giek van torenkraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 kon raken en heeft nagelaten correct te plannen
teneinde de veiligheid van die [naam slachtoffer] en andere op die bouwplaats werkzame
kraanmachinisten te garanderen en heeft nagelaten om het verplaatsen van
bouwmaterialen met torenkranen op die bouwplaats onder
doeltreffend toezicht uit te (laten) voeren, immers heeft zij, verdachte toegestaan dat de maatregel
werd genomen dat mondeling tussen een of meer uitvoerders en de op de bouwplaats werkzame kraanmachinisten werd afgesproken dat als de kraanmachinist van torenkraan 2 de machinistenlift ging gebruiken hij dit aan de kraanmachinist van torenkraan 3 kenbaar maakte en dat de kraanmachinist van torenkraan 3 vervolgens niet met torenkraan 3 in het bereik van torenkraan 2 zou komen
,en was er geen
technische maatregel genomen om die botsing te voorkomen en was er
geen hijsplan dat de veiligheid van de werknemers garandeerde en was er geen
doeltreffend toezicht op de werkzaamheden van de op kraan 2 en kraan 3 werkzame
werknemers,
waardoor het aan haar schuld te wijten is dat de machinistenlift waarin [naam slachtoffer]
zich bevond werd geraakt door de giek van torenkraan 3, ten gevolge waarvan de machinistenlift met daarin die [naam slachtoffer]
ongeveer 60 meter naar beneden is gevallen, waardoor
die [naam slachtoffer] zodanig letsel, te weten inwendig letsel en diverse botbreuken en
een gat in de borstkas en inwendige schade van het hoofd, heeft bekomen dat
deze aan gevolgen hiervan is overleden.
(art 307 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover er in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De B.V. is daardoor niet in haar belangen geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De B.V. moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
overtreding van een voorschrift gesteld bij en krachtens artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
2.
aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn, gepleegd door een rechtspersoon
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid B.V.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de B.V. uitsluiten.
De B.V. is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de B.V. wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de draagkracht van de B.V.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De B.V. heeft als hoofduitvoerder van bouwproject “ [naam project] ” in Den Haag in strijd gehandeld met de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, waardoor levensgevaar voor werknemers ontstond. Op de bouwplaats van het project heeft de giek van een torenkraan de machinistenlift van een andere torenkraan geraakt. Op dat moment stond het slachtoffer in de machinistenlift. De machinistenlift met daarin het slachtoffer is van een hoogte van ruim zestig meter naar beneden gevallen als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden.
Uit onderzoek is gebleken dat de B.V. opzettelijk heeft verzuimd ervoor zorg te dragen dat de arbeidsomstandigheden aan de in acht te nemen veiligheidsnormen voldeden. De torenkranen 2 en 3 stonden opgesteld in elkaars draaibereik en de B.V. heeft nagelaten maatregelen te treffen om te voorkomen dat de giek van torenkraan 3 de machinistenlift van torenkraan 2 kon raken. De risico’s die hiermee gepaard gaan, zijn door de B.V. niet geïnventariseerd en geëvalueerd en evenmin schriftelijk vastgelegd. Ook werden de werknemers bij de hijswerkzaamheden niet doeltreffend ingelicht door de B.V. en ontbrak het aan doeltreffend toezicht. Tot slot heeft de B.V. nagelaten de torenkraan 2, na verplaatsing van de machinistenlift, te onderwerpen aan een keuring en was op de bouwplaats geen hijsplan aanwezig terwijl dit wel is vereist.
De B.V. is met dit alles tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens de werknemers, in het bijzonder jegens het slachtoffer. Door de aanmerkelijke nalatigheid van de B.V. heeft een tragisch arbeidsongeval kunnen plaatsvinden, met het overlijden van het slachtoffer als gevolg.
Het slachtoffer, [naam slachtoffer] , was een jonge man van 24 jaar en beginnend kraanmachinist. Zijn volkomen onverwachte overlijden heeft veel verdriet en leed veroorzaakt bij zijn vader, moeder en zus en andere nabestaanden. De moeder en vader van het slachtoffer hebben het verdriet en de impact op hun dagelijks leven op aangrijpende wijze verwoord ter zitting. De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, dit leed niet ongedaan zal kunnen maken.
De moeder van het slachtoffer heeft voorgesteld, indien door de rechtbank een geldboete zal worden opgelegd, het geld beschikbaar te stellen aan Stichting KEV . Deze stichting zet zich in voor verplichte nascholing voor kraanmachinisten met het doel de bouwplaats veiliger te maken en zodoende in de toekomst levens te kunnen redden.
De vertegenwoordiger van de B.V. heeft ter zitting verteld dat het ongeval en het leed van de nabestaanden ook op hem en de werknemers van zijn bedrijf een grote indruk hebben gemaakt. Hij heeft contact gehad met de nabestaanden en een aantal beslissingen zijn na gezamenlijk overleg genomen, zoals het planten van een boom ter nagedachtenis van het slachtoffer.
De vertegenwoordiger van de B.V. heeft verder naar voren gebracht dat na het ongeval een intern onderzoek heeft plaatsgevonden binnen het bedrijf en dat dit onderzoek heeft geleid tot het doorvoeren van verbeteringen betreffende de veiligheid en bovendien inmiddels ook een extra veiligheidsadviseur is aangesteld.
7.3.
Rechtspersoonlijke omstandigheden
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2022, waaruit blijkt dat de B.V. niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ter zitting is aangevoerd dat bij de B.V. ongeveer honderdtwintig werknemers werkzaam zijn en de vertegenwoordiger van de B.V. heeft desgevraagd medegedeeld dat de B.V. financieel gezond is en een geldboete kan dragen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de B.V. een rechtspersoon is, heeft de rechtbank geen andere mogelijkheid dan aan de B.V. een geldboete op te leggen als hoofdstraf. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank acht geslagen op geldboetes die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt er in enigszins strafmatigende zin rekening mee dat de B.V. haar veiligheidsbeleid heeft aangescherpt en dat zij zich betrokken heeft getoond bij de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank houdt eveneens rekening met het tijdsverloop tussen de gepleegde strafbare feiten en de behandeling daarvan ter terechtzitting.
De rechtbank vindt het belangrijk dat aan de B.V. een behoorlijk deel van de op te leggen geldboete in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd. Het voorwaardelijk strafdeel beoogt te bewerkstelligen dat de B.V. in de toekomst ervan wordt weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen door de veiligheidsvoorschriften niet in acht te nemen. Ook vormt dit een prikkel voor het te betalen bedrag in het kader van de bijzondere voorwaarde, zoals hieronder wordt overwogen. Om die prikkel daadwerkelijk te realiseren, wijkt de rechtbank iets af van de geldboete zoals door de officier van justitie geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete van € 80.000,-, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.
De rechtbank staat er voor open om de B.V. als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen straf een bedrag te laten betalen aan de Stichting KEV . De rechtbank heeft evenwel – anders dan een uittreksel van de Kamer van Koophandel – geen informatie over de betreffende stichting, zoals bijvoorbeeld een beleidsplan, een verslag van de uitgeoefende activiteiten en informatie met betrekking tot een financiële verantwoording. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank het thans niet verantwoord om de B.V. te verplichten een betaling aan de Stichting KEV te doen. Dat is anders indien en zodra de stichting door de Belastingdienst wordt aangewezen als een Algemeen nut beogende instelling (ANBI).

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de reeds genoemde artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23, 51, 57 en 307 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 3, 5, 8 en 32 van de Arbeidsomstandighedenwet;
- 2.35, 7.4 a en 7.18a van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 80.000,00 (tachtigduizend euro);
bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte, groot
€ 50.000,00 (vijftigduizend euro),niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde rechtspersoon de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde rechtspersoon gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde rechtspersoon zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde rechtspersoon zal een bedrag van
€ 40.000,00 (veertigduizend euro)overmaken op een nader te bepalen rekeningnummer van Stichting KEV , doch alleen indien de Stichting binnen 18 maanden na het ingaan van de proeftijd door de Belastingdienst wordt aangewezen als Algemeen nut beogende instelling (ANBI). Zodra de stichting als ANBI is aangewezen, doet zij daarvan mededeling aan de veroordeelde rechtspersoon en de officier van justitie onder overlegging van de daartoe strekkende bescheiden van de Belastingdienst. Binnen twee maanden na toezending van die bescheiden aan de veroordeelde rechtspersoon zal de veroordeelde rechtspersoon het bedrag voldoen, waarbij deze de officier van justitie in dit arrondissement een bewijs van die betaling doet toekomen onder vermelding van parketnummer 83/147772-21.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. M. van Seventer en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte rechtspersoon wordt ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 22 mei 2019 te Den Haag, op een bouwplaats gelegen tussen
[naam locatie 1] , de [naam locatie 2] en de [naam locatie 3] aldaar,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, als werkgever,
bij het laten verrichten van arbeid bestaande uit het verplaatsen van
bouwmateria(a)l(en) met (een) (toren)kra(a)n(en) op die bouwplaats waarbij met
meerdere (toren)kranen werd gewerkt,
al dan niet opzettelijk (een) handeling(en) heeft verricht en/of nagelaten in strijd
met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, door
in strijd met artikel
- artikel 3 lid 1 onder a en/of b van de Arbeidsomstandighedenwet niet te zorgen
voor de veiligheid en/of de gezondheid van een of meer werknemers, inzake alle
met de arbeid verbonden aspecten en/of daartoe niet een beleid te voeren dat is
gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en/of daarbij niet, gelet op de
stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, de arbeid zodanig te
organiseren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid of de
gezondheid van die werknemer(s) en/of de gevaren en risico's voor de veiligheid of
de gezondheid van die werknemer(s) niet zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de
bron daarvan te voorkomen of te beperken, althans daarbij geen doeltreffende
maatregelen te treffen die waren gericht op collectieve bescherming en/of
individuele bescherming, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar
mededader(s) nagelaten de op de bouwplaats opgestelde (toren)kranen 2 en 3 en de
daaraan bevestigde machinistenlift(en) zodanig op te (laten) stellen en/of samen te
(laten) stellen en/of te (laten) monteren dat de giek van, althans een onderdeel van,
(toren)kraan 3 de machinistenlift en/of liftrails van (toren)kraan 2 niet zou kunnen
raken en/of nagelaten (technische) maatregelen te (laten) treffen om te voorkomen
dat de giek van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de machinistenlift en/of
liftrails van(toren)kraan 2 kon raken en/of
- artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet als werkgever bij het voeren
van het arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie of een
vergelijkbaar document schriftelijk vast te leggen welke risico's de arbeid voor de
werknemers met zich meebrengt, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar
mededader(s) nagelaten na het verplaatsen van de machinistenlift van (toren)kraan
2 en het opbouwen van (toren)kraan 3 het risico dat hierdoor ontstond, te weten dat
de giek van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de liftrails en/of de
machinistenlift van (toren)kraan 2 kon raken, schriftelijk te inventariseren en
evalueren en/of (daarbij) de gevaren en/of risico-beperkende maatregelen te
beschrijven en/of
- artikel 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor te zorgen dat
een of meer werknemers doeltreffend werd(en) ingelicht over de te verrichten
werkzaamheden, te weten het verplaatsen van bouwmateria(a)l(en) met (een)
torenkra(a)n(en) en/of de daaraan verbonden risico's en/of maatregelen die erop
gericht waren deze risico's te beperken of te voorkomen, immers heeft/hebben zij,
verdachte en/of haar mededader(s) nagelaten die werknemers doeltreffend in te
lichten over het risico dat de giek van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de
machinistenlift en/of de liftrails van (toren)kraan 2 kon raken en/of over de
maatregelen om dat risico te beperken of te voorkomen en/of
- artikel 2.35. lid 1 onder a en/of d van het Arbeidsomstandighedenbesluit jo art 7.4a
eerste en/of tweede lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit bij het doen
verrichten van arbeid bij de totstandkoming van een bouwwerk na te laten om
doeltreffende maatregelen te nemen ter bescherming van de veiligheid en de
gezondheid van werknemers, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar
mededader(s) nagelaten om na het verplaatsen van de machinistenlift van
(toren)kraan 2 en het opbouwen van (toren)kraan 3, ten gevolge waarvan de giek
van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de machinistenlift en/of de liftrails
van (toren)kraan 2 kon raken, voor inbedrijfstelling van kraan 3 de bouwplaats te
controleren op (specifieke) risico’s die de veiligheid en de gezondheid van
werknemers in gevaar kunnen brengen en/of kraan 3 (eveneens) te (laten) keuren
op goed en/of veilig functioneren gelet op de omgevingsfactoren, te weten het risico
dat de giek van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de machinistenlift en/of
de liftrails van (toren)kraan 2 kon raken en/of
- artikel 7.18a lid 2 en/of lid 8 en/of lid 9 van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
terwijl twee of meer hijs- of hefwerktuigen die (mede) dienden voor het hijsen of
heffen van niet-geleide lasten zodanig op een werkplek waren geïnstalleerd en/of
gemonteerd dat hun werkgebied elkaar overlapten, na te laten om doeltreffende
maatregelen te nemen om botsingen tussen de lasten en/of delen van deze
werktuigen te voorkomen en/of om alle handelingen voor het hijsen en/of heffen
correct te plannen teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen en/of
om die handelingen onder doeltreffend toezicht uit te (laten) voeren, immers
heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) de maatregel om die
botsing(en) te voorkomen genomen dat (mondeling) tussen een of meer van haar
uitvoerders en de op de bouwplaats werkzame kraanmachinisten, althans tussen de
op de bouwplaats werkzame kraanmachinisten, werd afgesproken dat als de
kraanmachinist van (toren)kraan 2 de machinistenlift ging gebruiken hij dit aan de
kraanmachinist van (toren)kraan 3, althans aan de andere kraanmachinisten,
kenbaar maakte en/of dat de kraanmachinist van (toren)kraan 3 (vervolgens) niet
met (een onderdeel van) (toren)kraan 3 in het bereik van (een onderdeel van)
(toren)kraan 2 zou komen, althans heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
toegestaan dat deze maatregel werd genomen en/of was er geen aparte en/of
storingsvrije portofoonverbinding en/of 27 mc verbinding waarmee de
kraanmachinisten (onderling) konden communiceren en/of waren/was er geen
technische maatregel(en) genomen om die botsing(en) te voorkomen en/of was er
geen hijsplan dat de veiligheid van de werknemers garandeerde en/of was er geen
doeltreffend toezicht op de werkzaamheden van de op kraan 2 en kraan 3 werkzame
werknemers,
terwijl daardoor naar zij wist of redelijkerwijs had moeten weten (telkens)
levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer
werknemers, te weten [naam slachtoffer] , ontstond en/of te verwachten was;
(art 32 Arbeidsomstandighedenwet)
2
zij op of omstreeks 22 mei 2019 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, zich grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig,
onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig, heeft gedragen door, op een bouwplaats
gelegen tussen [naam locatie 1] , de [naam locatie 2] en de [naam locatie 3] aldaar, [naam slachtoffer]
en/of andere op die bouwplaats werkzame kraanmachinisten arbeid te laten verrichten, bestaande uit het verplaatsen van bouwmateria(a)l(en) met (een)
(toren)kra(a)n(en) op die bouwplaats, waarbij met meerdere (toren)kranen werd
gewerkt die zodanig waren opgesteld en/of samengesteld en/of gemonteerd en/of
dat de giek van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de liftrails en de
machinistenlift van (toren)kraan 2 kon raken, terwijl zij verdachte, en/of haar
mededader(s)
heeft nagelaten in een inventarisatie en evaluatie of een vergelijkbaar document
schriftelijk vast te leggen welke risico's de arbeid die zij, verdachte, door die [naam slachtoffer]
en/of andere op die bouwplaats werkzame kraanmachinisten heeft laten verrichten
met zich meebrengt, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s)
nagelaten na het verplaatsen van de machinistenlift van (toren)kraan 2 en het
opbouwen van (toren)kraan 3 het risico dat hierdoor ontstond, te weten dat de giek
van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de liftrails en/of de machinistenlift
van (toren)kraan 2 kon raken, schriftelijk te inventariseren en evalueren en/of
(daarbij) de gevaren en/of risico-beperkende maatregelen te beschrijven en/of
er niet voor heeft gezorgd dat die [naam slachtoffer] en/of andere op die bouwplaats werkzame
kraanmachinisten doeltreffend werd(en) ingelicht over de te verrichten
werkzaamheden, te weten het verplaatsen van bouwmateria(a)l(en) met (een)
torenkra(a)n(en) en/of de daaraan verbonden risico's en/of maatregelen die erop
gericht waren deze risico's te beperken of te voorkomen, immers heeft/hebben zij,
verdachte en/of haar mededader(s) nagelaten die werknemers doeltreffend in te
lichten over het risico dat de giek van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de
machinistenlift en/of de liftrails van (toren)kraan 2 kon raken en/of over de
maatregelen om dat risico te beperken of te voorkomen en/of
heeft nagelaten om doeltreffende maatregelen te nemen om te voorkomen dat de
giek van, althans een onderdeel van, (toren)kraan 3 de machinistenlift en/of de
liftrails van (toren)kraan 2 kon raken en/of heeft nagelaten correct te plannen
teneinde de veiligheid van die [naam slachtoffer] en/of andere op die bouwplaats werkzame
kraanmachinisten te garanderen en/of heeft nagelaten om het verplaatsen van
bouwmateria(a)l(en) met (een) (toren)kra(a)n(en) op die bouwplaats onder
doeltreffend toezicht uit te (laten) voeren, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of
haar mededader(s) de maatregel genomen dat (mondeling) tussen een of meer van
haar uitvoerders en de op de bouwplaats werkzame kraanmachinisten, althans
tussen de op de bouwplaats werkzame kraanmachinisten, werd afgesproken dat als
de kraanmachinist van (toren)kraan 2 de machinistenlift ging gebruiken hij dit aan
de kraanmachinist van (toren)kraan 3, althans aan de andere kraanmachinisten,
kenbaar maakte en/of dat de kraanmachinist van (toren)kraan 3 (vervolgens) niet
met (een onderdeel van) (toren)kraan 3 in het bereik van (een onderdeel van)
(toren)kraan 2 zou komen, althans heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
toegestaan dat deze maatregel werd genomen en/of was er geen aparte en/of
storingsvrije portofoonverbinding en/of 27 mc verbinding waarmee de
kraanmachinisten (onderling) konden communiceren en/of waren/was er geen
technische maatregel(en) genomen om die botsing(en) te voorkomen en/of was er
geen hijsplan dat de veiligheid van de werknemers garandeerde en/of was er geen
doeltreffend toezicht op de werkzaamheden van de op kraan 2 en kraan 3 werkzame
werknemers,
waardoor het aan haar schuld te wijten is dat de machinistenlift waarin [naam slachtoffer]
zich bevond werd geraakt door de giek van, althans een onderdeel van,
(toren)kraan 3, ten gevolge waarvan de machinistenlift met daarin die [naam slachtoffer]
ongeveer 60 meter, althans van grote hoogte, naar beneden is gevallen, waardoor
die [naam slachtoffer] zodanig letsel, te weten inwendig letsel en/of diverse botbreuken en/of
een gat in de borstkas en/of inwendige schade van het hoofd, heeft bekomen dat
deze aan gevolgen hiervan is overleden.
(art 307 lid 1 Wetboek van Strafrecht)