ECLI:NL:RBROT:2022:3523

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
10-332723-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Medeplegen van straatroof met voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Oplegging van leerstraf, werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren in 2004, werd beschuldigd van het medeplegen van een straatroof die plaatsvond op 10 december 2021 in Dordrecht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte. De verdachte had een actieve rol gespeeld in de straatroof, waarbij hij samen met de medeverdachte een vijftienjarige jongen onder bedreiging met een mes dwong om een doosje met airpods af te geven. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij het delict bewezen, ondanks zijn verweer dat zijn rol te klein was om van medeplegen te kunnen spreken.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 27 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een leerstraf van 20 uur en een werkstraf van 20 uur opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met de medeverdachte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank vond het belangrijk dat de verdachte begeleid zou worden om herhaling van delictgedrag te voorkomen.

Tevens werd een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van € 200,-- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in het deel van de vordering dat betrekking had op materiële schade, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van straatroven en de impact daarvan op slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding voor jongeren die in aanraking komen met de strafrechtelijke justitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-332723-21
Datum uitspraak: 22 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2004 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.B. Spaargaren, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 27 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan JBwest tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uur, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit de leerstraf Tools4U voor de duur van 20 uur, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging en standpunt officier van justitie
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de rol van de verdachte te klein is geweest om te kunnen spreken van medeplegen. Er is geen sprake geweest van een gemeenschappelijke uitvoering, de intensiteit van de samenwerking was beperkt en de verdachte had een ondergeschikte rol.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen kan worden. De dag voor de beroving is met de telefoon van de verdachte al contact gezocht met het slachtoffer, de verdachte heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan de straatroof door uit de bosjes te komen op het moment dat het slachtoffer achter de medeverdachte aanrende en de verdachte heeft de buit mee naar huis genomen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) gericht op het gezamenlijk uitvoeren van het delict.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, overweegt de rechtbank over de betrokkenheid van de verdachte bij het primair ten laste gelegde het volgende.
De verdachte is bij zijn verklaring gebleven dat hij de medeverdachte een uur voor de beroving toevalligerwijs is tegengekomen, de medeverdachte hem toen vroeg of hij een bericht met de telefoon van de verdachte mocht sturen naar aangever omdat zijn telefoon uit was en dat hij toen pas op de hoogte raakte van de plannen voor de beroving. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig en vindt hiervoor geen enkele steun in het dossier. Uit de verklaring van de aangever volgt dat hij op 9 december 2021 via snapchat airpods te koop heeft aangeboden. Daarop is binnen enkele uren via een snapchataccount met de username ‘ [username] ’ gereageerd door een persoon die als naam bij de account “ [alias verdachte] ” gebruikte maar zichzelf “ [voornaam verdachte] ” noemde. Deze snapchataccount en berichten via die account aan aangever zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte, die [voornaam verdachte] heet. Ook het alias ‘ [alias verdachte] ’ is aangetroffen op de telefoon van de verdachte, welk alias daar was voorzien van de aanduiding “(ik)”. Uit de verklaring van de aangever volgt dat de dag voor de beroving de afspraak is gemaakt om de volgende dag af te spreken in Dordrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring van de aangever te twijfelen, te meer nu de verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven voor deze omstandigheden die er op wijzen dat de verdachte al de dag voor de beroving samen met de medeverdachte betrokken was bij de voorbereidingen van de beroving van de dag erop.
Uit de aangifte én de verklaring van de verdachte is vervolgens af te leiden dat hij op de dag van de beroving volgens afspraak met de medeverdachte in de bosjes heeft gewacht terwijl de medeverdachte het doosje waarin de airpods zouden zitten van het slachtoffer heeft weggenomen onder bedreiging met een mes. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van het mes. Zelfs als de verdachte daarin gevolgd zou worden, heeft hij kennelijk ook na het zien van het mes in handen van de medeverdachte zijn taak uitgevoerd en is hij uit de bosjes gekomen op het moment dat het slachtoffer achter de medeverdachte aanrende en zijn kant op kwam. De verdachte heeft zich dus in het geheel niet gedistantieerd. Voor de aangever vormde dat handelen van de verdachte de aanleiding om niet langer achter de medeverdachte aan te gaan, maar om weg te rennen. Tenslotte heeft de verdachte de buit mee naar huis genomen. Dat niet vastgesteld kan worden dat in het weggenomen doosje ook daadwerkelijk airpods hebben gezeten ten tijde van de beroving, doet daar niet aan af.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte is wezenlijk en van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 10 december 2021 te Dordrecht
op de openbare weg, te weten de Galileilaan
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig goed toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader
-een mes aan die [naam slachtoffer] heeft getoond en voorgehouden en vervolgens met dat mes een stekende beweging in de richting van de buik van die [naam slachtoffer] heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. De aangever heeft een doosje waarin airpods zouden zitten te koop aangeboden via snapchat maar tijdens de afspraak die voor de transactie was gemaakt hebben de verdachte en medeverdachte onder bedreiging van een mes het hele doosje van het vijftienjarige slachtoffer afgenomen. Door zo te handelen hebben de verdachte en zijn mededader zich het eigendom van een ander toegeëigend en diens lichamelijke integriteit bedreigd. Zij hebben hierbij alleen gedacht aan hun eigen gewin en niet bij de gevolgen die een straatroof bij het slachtoffer of omstanders teweeg kan brengen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. Daarnaast leveren straatroven gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving op. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 februari 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De Raad ziet bovenal beschermende factoren die de kans op herhaling van delictgedrag verkleinen en enkele risicofactoren. De verdachte houdt zich vooralsnog goed aan zijn schorsende voorwaarden en het onderhouden van contact met de reclassering. De risicofactoren die de kans op herhaling kunnen vergroten zijn de problematische schoolgang van de verdachte en zijn sociale contacten. De Raad is daarom van mening dat de verdachte gebaat is bij de leerstraf Tools4U waarmee de verdachte vaardigheden worden aangeleerd om risicovolle situaties tijdig in te schatten en hier afstand van te nemen, maar ook om in de toekomst slechts contact te hebben met prosociale jongeren. De Raad acht het daarnaast van belang dat de jeugdreclassering betrokken blijft om de schoolgang van de verdachte te monitoren en hem te motiveren voor het behalen van zijn diploma.
De Raad adviseert daarom een onvoorwaardelijke leerstraf in de vorm van Tools4U op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke werkstraf, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte verboden wordt contact te leggen of te laten leggen met de medeverdachte en waarbij aan JBwest opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
JBwest heeft een gezinsplan over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 maart 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Namens JBwest is ter zitting naar voren gebracht dat het op dit moment goed gaat met de verdachte. JBwest sluit zich aan bij het advies van de Raad en adviseert om naast een contactverbod met de medeverdachte ook een behandelverplichting bij Cirya te Dordrecht als bijzondere voorwaarde op te leggen. De verdachte is daartoe bereid en hij is hiervoor ook al aangemeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal echter gelet op de adviezen van de deskundigen afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. In plaats daarvan wordt de leerstraf Tools4U opgelegd voor de duur van 20 uur in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij JBwest, behandeling bij Cirya en een contactverbod met de medeverdachte. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod met het slachtoffer op te leggen. Voor deze inperking van de persoonlijke bewegingsvrijheid van de verdachte bestaat onvoldoende aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de genoemde straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 185,-- aan materiële schade en een bedrag van € 750,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de materiele schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Uit het dossier blijkt niet of de airpods zijn weggenomen en het verband tussen het treinkaartje en het strafbare feit is onduidelijk. Ook ten aanzien van de immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Meer subsidiair is ten aanzien van de immateriële schade verzocht de vordering deels toe te wijzen en dit bedrag niet hoofdelijk op te leggen maar te verdelen naar rato van de grootte van de rol van de verdachten.
8.3.
Beoordeling
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schade is onvoldoende onderbouwd en levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengt mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd en bij medeplegen uitgegaan mag worden van een gelijkwaardige rol van de verdachten, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. De positie van de benadeelde partij rechtvaardigt dat mogelijke verhaalsproblematiek bij één van de mededaders komt en niet voor rekening van de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 december 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 27 (zevenentwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
14 (veertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te Dordrecht te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam medeverdachte] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte] ;
- zal meewerken aan behandeling bij Cirya te Dordrecht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te Dordrecht tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstraf voor de duur van
20 (twintig) uur,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
20 (twintig) uur, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject Tools4U van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 200,--(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Kuilenburg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en K.T.F. Chocolaad-de Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2022.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij
op of omstreeks 10 december 2021 te Dordrecht
op de openbare, te weten de Galileilaan
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar airpods
(merk Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van vermeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
-een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) met dat mes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, een stekende beweging in de richting van de buik van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt;
Subsidiair
hij,
op of omstreeks 10 december 2021 te Dordrecht
op de openbare, te weten de Galileilaan
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een paar airpods (merk Apple),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
aan die [naam slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of voor te houden en/of (daarbij) met dat/dit mes/voorwerp een stekende beweging te maken richting de buik van die [naam slachtoffer]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.