ECLI:NL:RBROT:2022:3522

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
10-342550-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Medeplegen van straatroof. Oplegging van werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie. Gedeeltelijke toewijzing vordering benadeelde partij.

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van het medeplegen van straatroof. De zaak vond plaats op 10 december 2021 in Dordrecht, waar de verdachte samen met een ander een paar airpods heeft weggenomen van een vijftienjarig slachtoffer, onder bedreiging met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een jeugddetentie van 24 dagen geëist, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. De rechtbank heeft echter besloten om een werkstraf van 60 uur op te leggen, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 14 dagen, en bijzondere voorwaarden zoals het volgen van onderwijs en een meldplicht bij de jeugdreclassering.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van deskundigen. De verdachte heeft geen strafblad en er zijn zorgen over zijn schoolverzuim en de invloed van zijn gezinssituatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straffen passend zijn, gezien de ernst van de straatroof en de impact op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 200,-- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in het deel van de vordering dat betrekking heeft op materiële schade, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-342550-21
Datum uitspraak: 22 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2004 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. F. Folkers, advocaat te Gorinchem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 24 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan JBwest tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 10 december 2021 te Dordrecht
op de openbare weg, te weten de Galileilaan
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig goed toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
-een mes aan die [naam slachtoffer] heeft getoond en voorgehouden en vervolgens met dat mes een stekende beweging in de richting van de buik van die [naam slachtoffer] heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Hij heeft een doosje waarin airpods zouden zitten onder bedreiging van een mes van het vijftienjarige slachtoffer weggenomen. Door zo te handelen hebben de verdachte en zijn mededader zich het eigendom van een ander toegeëigend en diens lichamelijke integriteit bedreigd. Zij hebben hierbij alleen gedacht aan hun eigen gewin en niet aan de gevolgen die een straatroof bij het slachtoffer of omstanders teweeg kan brengen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. Daarnaast leveren straatroven gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving op. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 april 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De Raad ziet zorgen op het domein van school, gezin, relaties en in mindere mate ten aanzien van de houding van de verdachte. De ouders van de verdachte hebben een oorlogsverleden en er zijn veel zorgen geweest vanwege het ontslag van vader. Het gezin ervaart hierdoor nog steeds veel stress. Desondanks betreft het een hecht en zorgzaam gezin. De verdachte verzuimt van school in de afgelopen maanden. Dat is zorgelijk. De verdachte heeft het contact met de medeverdachte in onderhavige zaak verbroken en onderhoudt nu contact met zijn schoolvrienden, kennissen en met familie. Indien het aandeel van de verdachte in het ten laste gelegde groter is dan hij aangeeft, dan vindt de Raad dit zeer zorgelijk. Met name als het gaat om gewetensvorming, moreel besef en beïnvloedbaarheid.
Bij bewezenverklaring adviseert de Raad een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte een opleiding volgt en naar school gaat en een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding heeft, waarbij aan JBwest opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
JBwest heeft een plan van aanpak over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 januari 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Namens JBwest is ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. JBwest maakt zich zorgen over het schoolverzuim van de verdachte. Hij lijkt hierin sturing nodig te hebben. JBwest sluit zich aan bij het advies van de Raad.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal gelet op de adviezen van de deskundigen afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. In plaats daarvan wordt een werkstraf voor de duur van 60 uur opgelegd en een voorwaardelijke jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij JBwest, de verplichting onderwijs te volgen en een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding te hebben, alsook een contactverbod met de medeverdachte. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod met het slachtoffer op te leggen. Voor deze inperking van de persoonlijke bewegingsvrijheid van de verdachte bestaat onvoldoende aanleiding. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de genoemde straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 185,-- aan materiële schade en een bedrag van € 750,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de materiele schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Uit het dossier blijkt niet of de airpods zijn weggenomen en het verband tussen het treinkaartje en het strafbare feit is onduidelijk. Ook ten aanzien van de immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Niet duidelijk is of de airpods zijn weggenomen en de aangehaalde jurisprudentie ter onderbouwing van de immateriële schade is niet vergelijkbaar met deze zaak.
8.3.
Beoordeling
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schade is onvoldoende onderbouwd en levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengt mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 december 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 17 (zeventien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
14 (veertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te Dordrecht te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam medeverdachte] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte] ;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en naar school gaat;
- gedurende de proeftijd een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding heeft;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te Dordrecht tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 200,--(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Kuilenburg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en K.T.F. Chocolaad-de Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2022.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij
op of omstreeks 10 december 2021 te Dordrecht
op de openbare, te weten de Galileilaan
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar airpods
(merk Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van vermeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
-een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) met dat mes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, een stekende beweging in de richting van de buik van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt;
Subsidiair
hij,
op of omstreeks 10 december 2021 te Dordrecht
op de openbare, te weten de Galileilaan
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een paar airpods (merk Apple),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
aan die [naam slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of voor te houden en/of (daarbij) met dat/dit mes/voorwerp een stekende beweging te maken richting de buik van die [naam slachtoffer]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.