ECLI:NL:RBROT:2022:3481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
9748747 VV EXPL 22-120
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft Jeeko B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel de ontruiming van een huurwoning in Rotterdam. De huurder, [gedaagde], wordt beschuldigd van het veroorzaken van overlast, waaronder het urineren tegen de deur van een buurvrouw en het gooien van afval op gemeenschappelijke ruimtes. Jeeko heeft eerder een officiële waarschuwing gegeven aan [gedaagde], maar het overlastgevende gedrag is niet gestopt. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2022 heeft de kantonrechter de zaak besproken en op 29 april 2022 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat Jeeko een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat het gedrag van [gedaagde] de leefbaarheid voor andere huurders in gevaar brengt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zijn verplichtingen als huurder heeft geschonden en dat er geen uitzicht is op verbetering van de situatie. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van één maand voor de ontruiming. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van Jeeko toegewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9748747 VV EXPL 22-120
uitspraak: 29 april 2022
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
Jeeko B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. C.J.M. Stubenrouch te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘Jeeko’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 maart 2022, met producties;
  • de akte van depot d.d. 30 maart 2022 naar aanleiding van het deponeren van een usb-stick door de gemachtigde van Jeeko;
  • het e-mailbericht van de gemachtigde van [gedaagde] d.d. 13 april 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 15 april 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 15 oktober 2021 van Jeeko de woning aan het adres [adres 1] , vierde etage achterzijde, in Rotterdam (hierna: ‘de woning’ en/of ‘gehuurde’). De woning bevindt zich in een pand met 4 zelfstandige woningen.
2.2.
In de brief van Jeeko van 14 februari 2022 gericht aan [gedaagde] is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Naar aanleiding van onderstaande klachten die wij hebben ontvangen van de bewoners van de [adres 2] , geven wij jou hierbij een officiele waarschuwing.
- Op 1 februari 2022 ben jij dronken thuis gekomen en heb je luid schreeuwend tegen de deur van mw [naam persoon] geurineerd. Mevrouw [naam persoon] heeft zich uit angst stil gehouden. Een andere bewoner uit het pand heeft jou aangesproken op je gedrag. Jouw reactie was, ik doe wat ik wil en doe dit weer en weer.
- 10 februari 2022 Jij hebt alle spullen uit het washok en uit de algemene ruimtes voor de deur van een medebewoner gezet, de bewoner heeft je verzocht de spullen terug te zetten maar dat weigerde jij. Het wordt als provocerend gedrag beschouwd door jouw medebewoner.
- 14 februari 2022. Op straat ben jij een medewerker van Jeeko (ondergetekende) tegengekomen op straat toen jij jouw pand verliet. Toen de medewerker van Jeeko jou aanspraak over het incident nam je gelijk een agressieve houding aan. Je kwam dichtbij staan om te roepen dat dit niet op straat gezegd mocht worden. Vervolgens begon je te schelden met “Kankerzemmel” en “kankerhollander”. Twee aannemers van Jeeko stonden erbij en zijn vervolgens tussenbeide gekomen. Zij kunnen verklaren dat jij je agressief hebt opgesteld.
Mocht er nog een incident plaatsvinden waarbij jij een medebewoner of een medewerker van Jeeko lastig valt of bedreigt dan zullen wij een uitzettingsprocedure beginnen en je huurovereenkomst beëindigen. (…)”
2.3.
In een e-mailbericht van de heer mr. M. Veljović, advocaat bij Veljović Advocatuur, van 12 april 2022 gericht aan de gemachtigde van [gedaagde] is - voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Bij deze bevestig ik dat uw cliënt de heer [gedaagde] (…) géén enkel contact heeft met zijn familie en tevens ook geen opvangmogelijkheden heeft. (…)”

3..Het geschil

3.1.
Jeeko vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
I. [gedaagde]
primairte veroordelen om binnen een week na betekening van dit vonnis de in huur hebbende bebouwde onroerende zaak (woonruimte), staande en gelegen aan de [adres 1] , 4e etage achter, te Rotterdam, met al het zijne en de zijnen en al diegenen die met en/of zonder toestemming van Jeeko in de onroerende zaak verblijven volledig en behoorlijk te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels en al hetgeen tot de onroerende zaak behoort ter vrije en algehele beschikking van Jeeko te stellen, zonodig met behulp van de sterke arm;
Subsidiaireen zodanige voorziening te treffen die de kantonrechter ten deze juist acht, bijvoorbeeld een ordemaatregel, inhoudende de waarschuwing als bedoeld in randnummer 12 van de dagvaarding;
II. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Jeeko - samengevat - het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van overlast en gedraagt zich niet als een goed huurder. De overlast bestaat onder meer uit het gooien van brood en een dode rat op het balkon van de buurvrouw, het smeren van pastasaus op de deur van de buurvrouw, het urineren tegen de deur van de buurvrouw en het plaatsen van troep op de gang. [gedaagde] heeft een formele waarschuwing gehad van Jeeko, maar het overlastgevende gedrag is nog niet gestopt. Jeeko wil de woning daarom ontruimen.
3.3.
Jeeko heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van het gehuurde. Zij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat [gedaagde] ondanks de afgegeven laatste waarschuwing door blijft gaan met overlast veroorzaken. Bovendien wordt het huurgenot van de overige (kwetsbare) huurders geschonden door het gedrag van [gedaagde] .
3.4.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van Jeeko en voert daartegen -samengevat - het volgende aan. Naar aanleiding van een geweldsincident, waarbij [gedaagde] door zijn buurvrouw mevrouw [naam persoon] is aangevallen met een appelboor en een stok met spijkers en waarvan hij aangifte heeft gedaan bij de politie, heeft hij inderdaad een en ander gedaan waar hij nu spijt van heeft. Mevrouw [naam persoon] is hiervan echter de aanstichter geweest. [gedaagde] bevindt zich in een moeilijke fase van zijn leven. Het contact met zijn familie is onlangs, gelet op zijn geaardheid, verbroken en naar aanleiding daarvan is hij enige tijd dakloos geweest. Vanwege persoonlijke omstandigheden wil [gedaagde] graag in de woning blijven.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil is of [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt en of hij daarom de woning moet verlaten.
4.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van de eisende partij bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor de gedaagde partij als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Jeeko een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorlopige voorziening, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
4.4.
De huurder is verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW). Dit houdt onder meer in dat de huurder zich moet onthouden van gedragingen die overlast veroorzaken. Een dergelijke bepaling is ook opgenomen in artikel 13.2 van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst.
4.5.
[gedaagde] heeft de door Jeeko gestelde overlast gedeeltelijk betwist. Zo stelt [gedaagde] geen pastasaus, maar zoetzure saus met brood op de deur van de buurvrouw te hebben gesmeerd. Verder is het brood niet op het balkon van de buurvrouw terecht gekomen omdat hij dat heeft gegooid, maar omdat de duiven dat hebben gedaan als hij deze op zijn balkon voert. De dode rat kan hij niet op haar balkon hebben gegooid, omdat hij al zo’n anderhalve maand niet in de woning slaapt en daar alleen af en toe komt om de was te doen, aldus [gedaagde] . Tot slot zou hij vanwege zijn geaardheid nooit iemand ‘kankerzemmel’ noemen.
4.6.
Tegenover de betwistingen door [gedaagde] staat dat hij wel heeft erkend dat hij in een beschonken toestand tegen de deur van zijn buurvrouw heeft geürineerd. Het incident met de brandslang – wat op videobeelden is vastgelegd die door Jeeko in het geding zijn gebracht – kan hij zich niet meer herinneren. Verder heeft [gedaagde] niet betwist dat hij – ook na het krijgen van de laatste waarschuwing - geluidsoverlast heeft veroorzaakt door midden in de nacht met veel lawaai thuis te komen en om 7.00 uur ’s ochtends in de gemeenschappelijke gang de was te doen. [gedaagde] stelt spijt te hebben van zijn acties en dat zijn gedrag een reactie was op gedragingen van de buurvrouw en een onjuiste benadering door de verhuurder, die hem midden op straat in het bijzijn van anderen weinig respectvol aansprak op zijn gedrag.
4.7.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet vast is komen te staan dat – zoals [gedaagde] stelt – de buurvrouw de aanstichter is geweest van de overlast die hij heeft veroorzaakt. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om hiervan bewijsstukken in het geding te brengen, zoals een aangifte bij de politie, maar dat heeft hij niet gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog aangeboden videobeelden in het geding te brengen waaruit zou blijken dat hij door de buurvrouw is aangevallen, maar de kantonrechter zal hem in dit stadium van de procedure daartoe niet meer in de gelegenheid stellen. Een kort geding procedure leent zich immers niet voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering.
4.8.
Los van de vraag wie de aanstichter van de overlastproblematiek is geweest, is wel vast komen te staan dat [gedaagde] op verschillende momenten ongewenst gedrag heeft vertoond, dat hij met zijn gedragen overlast voor omwonenden heeft veroorzaakt en daarmee is doorgegaan na het krijgen van een laatste waarschuwing. [gedaagde] heeft de door Jeeko geschetste gang van zaken immers slechts gedeeltelijk betwist. Ongeacht of de gedragingen van [gedaagde] een actie of een reactie zijn geweest geldt daarom dat hij zijn verplichting op grond van de wet en de huurovereenkomst om zich als een goed huurder te gedragen heeft geschonden.
4.9.
Ten aanzien van de vraag of het veroorzaken van overlast de ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen, geldt het volgende. Uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt, dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze ‘tenzij’-uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. In dit kader wordt vooropgesteld dat Jeeko een zwaarwegend belang heeft bij het optreden tegen overlastgevend gedrag. Zij is gehouden om bij te dragen aan de leefbaarheid van de woonomgeving en moet instaan voor een rustig woongenot voor de andere huurders. Daar tegenover staat het belang van [gedaagde] bij behoud van zijn woning, mede gelet op de door hem aangevoerde persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter acht het vooralsnog echter niet aannemelijk dat het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning in een bodemprocedure zwaarder zal wegen dan het gerechtvaardigde belang van Jeeko. Hierbij heeft de kantonrechter rekening gehouden met het feit dat eerdere pogingen om de overlast een halt toe te roepen niet succesvol zijn gebleken. Bovendien heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij al zo’n anderhalve maand alleen thuis is gekomen om even snel de was te doen en de meeste tijd bij verschillende personen in Utrecht is verbleven. Hieruit valt af te leiden dat [gedaagde] - in tegenstelling tot voornoemde verklaring van mr. Veljović – wel degelijk een of meerdere plekken heeft waar hij kan verblijven als de ontruiming van de woning wordt uitgesproken.
4.10.
Gelet op het voorgaande is de conclusie gerechtvaardigd dat - voorlopig oordelend - sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] in zijn verplichtingen als huurder tegenover Jeeko, met substantiële overlast voor omwonenden tot gevolg. De kantonrechter acht het op grond hiervan boven redelijke twijfel verheven dat de rechter in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de woning zal overgaan. Daarnaast is sprake van een zodanig ernstige tekortkoming, zonder uitzicht op verbetering van de overlastgevende situatie, dat van Jeeko niet gevergd kan worden de situatie te laten voortduren. De in dit kort geding door Jeeko ingestelde ontruimingsvordering zal dan ook - vooruitlopend op de beëindiging van de huurovereenkomst - worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op één maand na betekening van dit vonnis om partijen desgewenst nogmaals in de gelegenheid te stellen met elkaar in overleg te treden over het al dan niet voortzetten van de huurrelatie. Een dergelijk overleg heeft, hoewel partijen daartoe in de gelegenheid zijn gesteld tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling, niet tot resultaat geleid, wellicht ook door de gemoedstoestand van [gedaagde] op dat moment. Zoals Jeeko tijdens de mondelinge behandeling heeft aangevoerd hangt het eventueel voortzetten van de huurrelatie mede af van de vraag of er nog afspraken tussen [gedaagde] en zijn buren gemaakt kunnen worden. Het is dan vervolgens aan Jeeko om te beslissen of de veroordeling tot ontruiming al dan niet ten uitvoer gelegd zal worden.
4.11.
De gevorderde machtiging om de ontruiming desnoods met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren wordt afgewezen. Immers, op grond van de artikel 556 lid 1 en 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm inroepen, waarbij de kosten ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen voor rekening van [gedaagde] komen.
4.12.
Aangezien de primaire vordering van Jeeko wordt toegewezen, behoeft de subsidiaire vordering geen bespreking en beoordeling meer.
4.13.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Jeeko tot vandaag vast op € 105,31 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 731,31. Aan nakosten wordt een bedrag van € 124,- toegewezen.
4.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de in huur hebbende bebouwde onroerende zaak (woonruimte), staande en gelegen aan de [adres 1] , 4e etage achter, te Rotterdam, met al het zijne en de zijnen en al diegenen die met en/of zonder toestemming van Jeeko in de onroerende zaak verblijven volledig en behoorlijk te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels en al hetgeen tot de onroerende zaak behoort ter vrije en algehele beschikking van Jeeko te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Jeeko vastgesteld op € 128,- aan griffierecht, € 105,31 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde, en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416