In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2022, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R. van der Hoeff, vorderde oorspronkelijk ontruiming van de woning van de gedaagde en betaling van achterstallige huur en kosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S. Kara, heeft de vorderingen betwist en verzocht om een proceskostenveroordeling in het geval de vorderingen van Woonstad Rotterdam zouden worden toegewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2021 is gebleken dat de gedaagde recentelijk was verhuisd naar Skaeve Huse, wat de partijen ertoe heeft gebracht hun vorderingen te beperken tot de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de door Woonstad Rotterdam gestelde overlast niet heeft betwist, maar heeft aangevoerd dat deze overlast te wijten is aan zijn psychische problemen. De rechter oordeelde dat Woonstad Rotterdam niet nodeloos tot dagvaarden is overgegaan, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.
De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.126,39, inclusief nakosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen na de uitspraak aan het vonnis te voldoen, anders kunnen er extra kosten in rekening worden gebracht. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.J.R. van Tongeren en is openbaar gemaakt.