ECLI:NL:RBROT:2022:3465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
9478788 \ VV EXPL 21-430
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en gedaagde

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2022, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R. van der Hoeff, vorderde oorspronkelijk ontruiming van de woning van de gedaagde en betaling van achterstallige huur en kosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S. Kara, heeft de vorderingen betwist en verzocht om een proceskostenveroordeling in het geval de vorderingen van Woonstad Rotterdam zouden worden toegewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2021 is gebleken dat de gedaagde recentelijk was verhuisd naar Skaeve Huse, wat de partijen ertoe heeft gebracht hun vorderingen te beperken tot de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de door Woonstad Rotterdam gestelde overlast niet heeft betwist, maar heeft aangevoerd dat deze overlast te wijten is aan zijn psychische problemen. De rechter oordeelde dat Woonstad Rotterdam niet nodeloos tot dagvaarden is overgegaan, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.126,39, inclusief nakosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen na de uitspraak aan het vonnis te voldoen, anders kunnen er extra kosten in rekening worden gebracht. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.J.R. van Tongeren en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9478788 \ VV EXPL 21-430
uitspraak: 22 maart 2022
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Kara te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonstad Rotterdam’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding van 21 oktober 2021, met producties 1 tot en met 12;
  • een e-mail van 1 november 2021 van de zijde van Woonstad Rotterdam, met productie 13;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2021. Namens eiseres is [naam], sociaal beheerder, verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. Van der Hoeff. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Kara. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. De procedure is na de mondelinge behandeling op verzoek van beide partijen aangehouden.
1.3.
Op 16 december 2021 is van de zijde van Woonstad Rotterdam een brief met bijlagen overgelegd. In de brief is verzocht om aanhouding van de procedure tot 1 maart 2022, dan wel om het wijzen van een vonnis.
1.4.
Hoewel aan [gedaagde] tot 11 januari 2022 uitstel is verleend voor het nemen van een akte, is van de zijde van [gedaagde] een reactie uitgebleven.
1.5.
Bij brief van 8 februari 2022 van de rechtbank is, in tegenstelling tot hetgeen bij eerdere brief van 25 januari 2022 van de rechtbank is bericht, aan partijen te kennen gegeven dat nog geen vonnis wordt uitgesproken. [gedaagde], dan wel zijn gemachtigde, is in de gelegenheid gesteld zich op 1 maart 2022 uit te laten over de in 1.3 genoemde brief.
1.6.
Per e-mail van 28 februari 2022 heeft mr. Kara bericht dat [gedaagde] per 22 februari 2022 is verhuisd naar Skaeve Huse. Voorts is verzocht om Woonstad Rotterdam in de proceskosten te veroordelen.
1.7.
Per e-mail van 4 maart 2022 heeft mr. Van der Hoeff te kennen gegeven dat het geschil zich vanwege de verhuizing van [gedaagde] naar Skaeve Huse beperkt tot de proceskosten. Van de zijde van Woonstad Rotterdam is bezwaar gemaakt tegen de door [gedaagde] verzochte proceskostenveroordeling en is verzocht [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen.
1.8.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De beoordeling

2.1.
In de dagvaarding vorderde Woonstad Rotterdam oorspronkelijk – kort gezegd – [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning aan de [adres] binnen drie dagen en daarnaast [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
  • € 604,94 per maand vanaf 1 oktober 2021 tot de maand waarin de woning is ontruimd, een ingegane maand voor een volle gerekend, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere maand tot de datum van algehele voldoening;
  • € 462,50 ter zake buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten.
2.2.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Woonstad Rotterdam in de proceskosten en, in geval de vorderingen van Woonstad Rotterdam worden toegewezen, het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en met inachtneming van een redelijke termijn tot ontruiming.
2.3.
Na de verhuizing van [gedaagde] (zie 1.6) hebben partijen hun (wederzijdse)vorderingen beperkt tot een proceskostenveroordeling.
2.4.
Nu [gedaagde] de door Woonstad Rotterdam gestelde overlast (in het verleden) in zoverre niet heeft betwist, maar heeft aangevoerd dat dit te wijten is aan zijn psychische problemen, en [gedaagde] naar aanleiding van het uitbrengen van de dagvaarding en het na de mondelinge behandeling gevoerde overleg tussen partijen heeft ingestemd met een verhuizing naar Skaeve Huse, is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat Woonstad Rotterdam niet nodeloos tot dagvaarden is overgegaan. Gelet hierop wordt [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld.
2.5.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad Rotterdam worden vastgesteld op € 628,39 aan verschotten (€ 507,- aan griffierecht en € 121,39 aan dagvaardingskosten) en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde.
2.6.
De mede gevorderde nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld, nu de hiervoor genoemde proceskostenveroordeling reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

3..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Woonstad Rotterdam tot op heden begroot op € 1.126,39 en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nakosten. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nakosten nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]