Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
1..De procedure
- het verzoekschrift ex artikel 7:681 BW tevens houdende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv met bijlagen 1 tot en met 5, ontvangen op 29 november 2021;
- het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk ontbindingsverzoek met bijlagen 1 tot en met 17;
- de e-mail van 1 april 2022 namens [verzoekster] met bijlagen 6 tot en met 8;
- de e-mail van 4 april 2022 namens [verweerster] met bijlage 18.
2..De feiten
[bedoeld is [naam 3] , boekhouder van [verweerster] , toevoeging kantonrechter]mailen hoe mijn werkgever tot me praat en dat ik hierbij mijn ontslag indien
[ [naam 1] , toevoeging kantonrechter]doen ik mijn ontslag in.
3..Het geschil
- bij wijze van voorlopige voorziening [verweerster] te veroordelen tot betaling van € 459,20 bruto per maand aan loon aan [verzoekster] , te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 3 september 2021;
- primair vernietiging van de opzegging en veroordeling van [verweerster] tot betaling van € 459,20 bruto per maand aan loon aan [verzoekster] , te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
- subsidiair veroordeling van [verweerster] tot betaling van de transitievergoeding en billijke vergoeding aan [verzoekster] ;
- zowel primair als subsidiair veroordeling van [verweerster] tot betaling van de wettelijke rente over de genoemde bedragen en tot betaling van de proceskosten.
- ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval door de kantonrechter wordt aangenomen dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door opzegging van [verzoekster] en de door [verweerster] (beweerdelijk) gedane opzegging wordt vernietigd;
- bij de veroordeling tot betaling van achterstallig loon de wettelijke verhoging te matigen tot nihil dan wel een in goede justitie te bepalen percentage.