Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis in het incident van 2 februari 2022 (hierna: het tussenvonnis in het incident);
- de akte na tussenvonnis in het incident van Fenger;
- de antwoordakte na tussenvonnis in het incident, tevens houdende verzoek terug te komen op bindende eindbeslissing, van B & D.
2..De beoordeling in het incident
a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
Car Trim/KeySafety Systems) volgt dat voor de kwalificatie van een overeenkomst binnen artikel 7 sub 1 onderdeel b) Brussel I bis moet worden uitgegaan van de ‘kenmerkende verbintenis’ van de overeenkomst. Anders dan B & D van mening lijkt te zijn, kan een overeenkomst die niet alleen ziet op de levering van roerende lichamelijk zaken maar ook op de installatie van die zaken dus nog steeds onder het toepassingsbereik van onderdeel b) van artikel 7 sub 1 Brussel I bis vallen. Dat is in ieder geval zo, indien de levering, lees: de verkoop en levering, van die zaken de ‘kenmerkende verbintenis’ is, zodat het eerste gedachtestreepje van onderdeel b) van toepassing is.
tenzij anders is overeengekomen”aan het begin van onderdeel b) van artikel 7 sub 1 Brussel I bis, volgt dat allereerst moet worden onderzocht of partijen met betrekking tot de plaats waar betaald moet worden een afspraak, een aparte afspraak derhalve, hebben gemaakt. Fenger beroept zich er in dat verband op dat bepaalde Duitse bankrekeningnummers van (een nevenvestiging van) B&D vermeld staan in correspondentie aan haar, zoals facturen van B&D aan Fenger. Dit is echter niet toereikend voor een overeengekomen plaats van betaling. Vereist is immers dat partijen in hun overeenkomst een clausule hebben ingelast om de plaats van uitvoering van de desbetreffende verbintenis in onderlinge overeenstemming vast te leggen (vgl. eerdergenoemd arrest
Car Trim-arrest). Zo’n betalingsafspraak is noch gesteld (door B & D) noch gebleken.