ECLI:NL:RBROT:2022:3437
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering na arbeidsongeschiktheid en de rol van geluidsbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 mei 2022, is het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond verklaard. Eiser, die als palletsorteerder werkte, had een Ziektewet-uitkering ontvangen na uitval op 6 september 2019. Het UWV besloot op 23 oktober 2020 dat eiser vanaf 24 november 2020 geen recht meer had op deze uitkering, omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Dit besluit werd in een later stadium door het UWV bevestigd na een bezwaarprocedure.
De rechtbank heeft de processtukken en rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling, met name zijn gehoorproblemen en de geluidsbelasting van de geduide functies. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende rekening hadden gehouden met eisers beperkingen en dat de geselecteerde functies geen kenmerkende belasting voor horen of geluidsbelasting met zich meebrachten. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en dat het besluit om de ZW-uitkering te beëindigen dus juist was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.