ECLI:NL:RBROT:2022:3437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/4730
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering na arbeidsongeschiktheid en de rol van geluidsbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 mei 2022, is het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond verklaard. Eiser, die als palletsorteerder werkte, had een Ziektewet-uitkering ontvangen na uitval op 6 september 2019. Het UWV besloot op 23 oktober 2020 dat eiser vanaf 24 november 2020 geen recht meer had op deze uitkering, omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Dit besluit werd in een later stadium door het UWV bevestigd na een bezwaarprocedure.

De rechtbank heeft de processtukken en rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling, met name zijn gehoorproblemen en de geluidsbelasting van de geduide functies. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende rekening hadden gehouden met eisers beperkingen en dat de geselecteerde functies geen kenmerkende belasting voor horen of geluidsbelasting met zich meebrachten. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en dat het besluit om de ZW-uitkering te beëindigen dus juist was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4730

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

gemachtigde: mr. B. Özates,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

In het besluit van 23 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser vanaf 24 november 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW-uitkering).
In het besluit van 26 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1.
Eiser is werkzaam geweest als palletsorteerder voor 40 uur per week en is voor dit werk uitgevallen op 6 september 2019. In het besluit van 26 september 2019 heeft verweerder aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Vanwege een eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft de verzekeringsarts onderzoek verricht en een rapportage opgemaakt op 19 oktober 2020. Hij heeft geconcludeerd dat eiser werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 19 oktober 2020, geldig per 15 oktober 2020. In de FML zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken 1. persoonlijk functioneren, 2. sociaal functioneren, 3. fysieke omgevingseisen, 4. dynamische handelingen, 5. statische houdingen en 6. werktijden.
1.2.
In de rapportage van 21 oktober 2020 heeft een arbeidsdeskundige onderzoek verricht en uiteengezet dat eiser met zijn mogelijkheden en beperkingen (volgens de FML) zijn eigen arbeid niet meer kan verrichten. De arbeidsdeskundige heeft functies geselecteerd die eiser zou kunnen verrichten: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), monteur printplaten (SBC-code 267051) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071). Met deze functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon voordat hij ziek werd, namelijk 100%.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
1.4.
Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek heeft verricht. In de op 14 juli 2021 opgemaakte rapportage heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat voldoende rekening is gehouden met eisers beperkingen. Er zijn beperkingen opgenomen voor onder meer klachten door tinnitus, gehoorverlies aan één oor en heupklachten. De nek- en schouderklachten speelden volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet op de datum in geding en om die reden zijn daarvoor geen beperkingen aangenomen in de FML.
1.5.
In de rapportage van 22 juli 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uiteengezet dat de belasting in de geduide functies binnen de krachten van de werknemer valt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de functies eisers belastbaarheid niet overschrijdt. Eisers verdienvermogen is ongewijzigd meer dan 65%, namelijk 100%.
1.6.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
2. In beroep voert eiser aan dat zijn bezwaren als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Eiser voert verder aan dat hij meer beperkt is dan verweerder heeft gesteld. Naast alle fysieke beperkingen kampt eiser met ernstige gehoorstoornissen. Het gehoorverlies aan één oor is bovendien vastgesteld op 40%. Van verweerder wordt verwacht dat de oordelen worden gebaseerd op medisch toetsbare informatie. Om die reden zouden geluidsmetingen moeten worden afgenomen waarbij het tevens van belang kan zijn om vast te stellen om wat voor soort geluid het gaat, zoals luchtgeluid of contactgeluid. Verweerder heeft nagelaten om per functie toe te lichten of eisers geluidsbelasting wordt overschreden. De uitkomsten van een geluidsonderzoek dienen te worden geuit in decibel en dienen medisch gemotiveerd te worden in het licht van eisers beperkingen. Verweerder heeft bij de geduide functies nagelaten om nader onderzoek te doen naar de geluidsbelasting, ondanks dat dit was afgesproken tijdens de hoorzitting in bezwaar.
3. Bij de beoordeling van het beroep zijn in het bijzonder de volgende wettelijke bepalingen van belang.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
4.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft bepaald dat eiser op de datum in geding (24 november 2020) meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
4.2.
Voor zover eiseres in de beroepsgronden heeft verwezen naar de gronden in bezwaar, gaat de rechtbank aan die gronden voorbij, nu verweerder in het bestreden besluit op die gronden reeds gemotiveerd is ingegaan. Eiseres heeft met een enkele verwijzing naar haar bezwaren niet onderbouwd waarom die weerlegging onjuist of onvolledig zou zijn.
4.3.
Ten aanzien van de grond dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid, overweegt de rechtbank als volgt. Het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese, wat in het bezwaarschrift en op de hoorzitting van 6 juli 2021 is aangevoerd, alsmede op informatie van eisers behandelend artsen. Niet gebleken is dat verweerder heeft toegezegd tijdens de hoorzitting in bezwaar om bij de geduide functies nog nader onderzoek te doen naar de geluidsbelasting. Dit volgt niet uit de verslaglegging in bezwaar of het dossier en dit is ook niet aannemelijk, omdat verweerder ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat de arbeidsdeskundig analist voordat een functie wordt opgenomen in het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) al een onderzoek heeft gedaan bij de werkgever. Gelet hierop is het onderzoek zorgvuldig verricht en om die reden slaagt deze grond niet.
4.4.
De grond dat eiser meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld slaagt niet. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 14 juli 2021 inzichtelijk heeft gemotiveerd dat voldoende rekening is gehouden met de klachten als gevolg van tinnitus en gehoorverlies aan één oor. Hierdoor ervaart eiser mogelijk moeilijkheden in de communicatie in een groep met meer dan twee mensen. Om die reden is een toelichting in de FML opgenomen dat eiser minder goed hoort in groepen of in een lawaaiige omgeving. Een aanvullende beperking voor werken in teamverband heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet noodzakelijk geacht, omdat door de toelichting in de FML voldoende rekening wordt gehouden met deze beperkingen van eiser, zo begrijpt de rechtbank.
Ten aanzien van eisers overige fysieke klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eisers heup beperkt belast kan worden en dat daarom in de FML beperkingen zijn opgenomen voor trillingsbelasting, frequent buigen, tillen, dragen, lopen, trappenlopen, klimmen, zitten, staan, geknield en gehurkt actief zijn, en gebogen en/of getordeerd actief zijn. Met betrekking tot duw- en trekbelasting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat overmatige belasting dient te worden vermeden. De nek- en schouderklachten kunnen niet leiden tot aanvullende beperkingen in de FML, nu deze klachten na de datum in geding zijn ontstaan, zoals blijkt uit het radiologieverslag van 8 maart 2021.
Uit wat hiervoor is besproken, volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiser correct heeft vastgesteld. Eiser heeft in beroep niet met (nadere) medische gegevens aannemelijk gemaakt dat verweerders verzekeringsartsen een onjuist beeld hebben gehad van eisers medische situatie op de datum in geding.
4.5.
Ten aanzien van de grond dat per functie had moeten worden toegelicht of eisers geluidsbelasting wordt overschreden, overweegt de rechtbank als volgt. Eiser is op basis van de FML onder meer beperkt op horen (punt 2.2) en geluidsbelasting (punt 3.6). De verzekeringsarts heeft in de FML van 19 oktober 2020 bij deze punten toegelicht dat eiser slecht hoort in een lawaaiige omgeving. Uit het CBBS volgt dat sprake is van een kenmerkende belasting voor horen indien in een functie meer van het gehoor wordt vereist dan noodzakelijk in het dagelijks functioneren. Bij geluidsbelasting is sprake van een kenmerkende belasting indien sprake is van meer dan 80 dB(A) omgevingsgeluid (zonder gehoorbescherming). Uit de resultaat functiebeoordeling van 10 februari 2021 is niet gebleken dat de functies, die door de arbeidsdeskundige zijn geduid, eisers belastbaarheid voor horen en/of geluidsbelasting overschrijdt. Geen van de geselecteerde functies bevat namelijk een kenmerkende belasting voor horen en/of geluidbelasting. De arbeidsdeskundige hoefde om die reden niet te motiveren wat de geluidsbelasting van de geduide functies is. Deze grond slaagt daarmee niet.
4.6.
Vergelijking van het inkomen dat eiser in de geduide functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat eiser verdiende voordat zij ziek werd, geeft een verdiencapaciteit van meer dan 65%. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiser vanaf 24 november 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2022.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.