In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 maart 2022 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren in 2006. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn in 2019 gescheiden, maar er is sindsdien geen communicatie meer tussen hen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van het kind zorgwekkend is. De minderjarige vertoont gedragsproblemen, zoals terugtrekking en angst, en heeft een negatief beeld van haar vader, met wie zij sinds de scheiding geen contact meer heeft gehad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vrijwillige hulpverlening niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat er zorgen zijn over de psychische stabiliteit van de vader en de ondersteuning die de moeder en haar partner kunnen bieden.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Dordrecht. De focus van de hulpverlening zal liggen op de ondersteuning van [voornaam minderjarige] in haar ontwikkeling, terwijl het contactherstel met de vader op de achtergrond zal staan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.