ECLI:NL:RBROT:2022:3403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
9765797 / VV EXPL 22-127
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en opschorting tijdens ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de Facilitaire Support Organisatie B.V. (FSO). [Eiseres], die sinds 29 oktober 2021 ziek was, vorderde betaling van haar loon dat door FSO was opgeschort. FSO stelde dat [eiseres] niet meewerkte aan het re-integratietraject en dat zij niet bereikbaar was voor gesprekken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat FSO niet aannemelijk heeft gemaakt dat [eiseres] alle redelijke controlevoorschriften heeft genegeerd. De bedrijfsartsen van ARBO365 hadden geoordeeld dat [eiseres] niet in staat was om te werken en dat re-integratie niet bijdroeg aan haar herstel. De rechter oordeelde dat FSO ten onrechte het loon had opgeschort en heeft de vordering van [eiseres] toegewezen. FSO werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, vermeerderd met een wettelijke verhoging en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan FSO opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9765797 / VV EXPL 22-127
uitspraak: 4 mei 2022
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres](hierna: [afkorting naam eiseres]),
wonende in [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Bosveld te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Facilitaire Support Organisatie B.V.(hierna: FSO),
gevestigd in Pijnacker,
gedaagde,
vertegenwoordigd door B.R. [naam 2].

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 maart 2022, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 13;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de gemachtigde van [eiseres] overgelegde e-mail van 23 maart 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 21 april 2022 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is [eiseres] in persoon verschenen, vergezeld van [naam 1] (dochter) en bijgestaan door haar gemachtigde. Namens FSO is haar vertegenwoordiger [naam 2] (medewerker personeelszaken en verzuimcoördinator, verder [naam 2]) verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure gaat de kantonrechter uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
[eiseres], geboren op 20 februari 1962, heeft vanaf 21 oktober 2013 tot 1 oktober 2021 bij [naam bedrijf] gewerkt in de functie van Werknemer algemeen schoonmaakonderhoud. In die functie werkte [eiseres] op twee locaties van de [naam school] in [plaatsnaam].
2.2.
FSO heeft de schoonmaakopdracht op beide locaties van de [naam school] per 1 oktober 2021 van [naam bedrijf] overgenomen en zij heeft de arbeidsovereenkomst met [eiseres] voortgezet. [eiseres] is sindsdien voor onbepaalde tijd bij FSO in dienst in de functie van schoonmaakmedewerker voor 27,5 uren per week en tegen een bruto uurloon van € 13,05. Het loon wordt eenmaal per vier weken uitbetaald.
2.3.
[eiseres] heeft zich per 29 oktober 2021 ziek gemeld. FSO heeft ARBO365 verzocht om de ziekmelding van [eiseres] te beoordelen.
2.4.
[eiseres] is op 25 november 2021 voor een eerste maal (online) door een bedrijfsarts van ARBO365, [naam 3], gezien. Die bedrijfsarts heeft in een ‘Probleemanalyse’ van diezelfde datum vermeld dat [eiseres] op dat moment niet voldoende belastbaar is voor de eigen of aangepaste werkzaamheden en dat re-integratie op dat moment niet bijdraagt aan haar herstel.
2.5.
Op 23 december 2021 is [eiseres] voor een tweede maal (online) door een bedrijfsarts van ARBO365, [naam 4], gezien. Die bedrijfsarts heeft in een ‘Bijstelling Probleemanalyse’ vermeld dat [eiseres] op dat moment niet voldoende belastbaar is voor de eigen of aangepaste werkzaamheden en dat re-integratie op dat moment niet bijdraagt aan haar herstel. Daarnaast adviseert die bedrijfsarts een vervolgconsult over drie weken.
2.6.
Bij e-mail van 13 januari 2022 heeft [naam 2] - voor zover van belang - het volgende aan [eiseres] bericht:

(…) Ik heb je deze week een aantal keer geprobeerd telefonisch te bereiken. Helaas is dit niet gelukt. Binnen FSO ben ik de verzuimcoördinator en daarmee de schakel tussen Arbo en werknemer. Tijdens verzuim is het uiteraard belangrijk om met elkaar in contact te blijven en ervoor te zorgen dat het verzuimtraject correct wordt doorlopen.
Graag wil ik je uitnodigen voor een gesprek met mij bij ons op kantoor. Graag hoor ik wanneer dit voor jou het beste uitkomt. (…)”.
2.7.
[eiseres] heeft per e-mail van 15 januari 2022 - voor zover van belang - als volgt op de e-mail van [naam 2] gereageerd:

(…) Graag neem ik eerst contact op met de arbo-arts voordat ik terugkom op uw verzoek. Ik heb de arbo-arts al gebeld, maar ik kon hem helaas niet bereiken. Ik kom zo spoedig mogelijk hierop terug. (…)”.
2.8.
Bij e-mail van 19 januari 2022 heeft [naam 2] - voor zover van belang - het volgende aan [eiseres] bericht:

(…) De afspraak bij de arts zal ingepland worden zodra ik dit aangeef bij de Arbodienst. Graag wil ik voor deze afspraak een gesprek met jouw op kantoor.
Jouw verzuim loopt al sinds 29-10-2021. (…) Tijdens ziekte ben je verplicht in contact te blijven met jouw werkgever en het re-integratie traject samen, op een goede manier, te doorlopen. Werkt de werknemer niet mee, heeft de werkgever het recht het loon op te schorsen.
Ik ben al enige tijd bezig om met jou in contact te komen om een gesprek in te plannen. Mocht het zo zijn dat er voor eind deze week geen afspraak wordt gemaakt, ben ik helaas genoodzaakt om jouw loon tijdelijk op te schorsen. (…)”.
2.9.
Bij e-mail van diezelfde datum heeft [eiseres] - voor zover van belang - het volgende aan [naam 2] bericht:

(…) Ik ben helemaal in de war na het lezen van uw reactie. Wilt u mij uitleggen wat u bedoelt met het inplannen van de afspraak bij de arts?

Want ik heb op 25 november 2021 online contact gehad met de heer [naam 3] van ARBO365 voor een eerste consult + PA online.

Vervolgens heb ik op 22 december 2021 15:15 telefonisch contact gehad met de heer [naam 4] van ARBO365 voor een vervolgconsult, omdat ik de link niet geïnstalleerd kreeg.

De heer Schierenberg heeft mij geadviseerd om rust te nemen en hij zou na 4 weken weer contact met mij opnemen. Dit gezien mijn gezondheidstoestand. Mijn situatie is dan ook bekend bij de ARBO365 en ik ga ervan uit dat jullie een terugkoppeling hebben gekregen van ARBO365.

Over welke re-integratie traject heeft u het? Na mij weten heb ik nog geen gesprek over re-integratie gehad en zijn er hierover ook geen afspraken gemaakt.

Ik stel voor om een online afspraak in te plannen op vrijdag 21 januari of maandag 24 januari vanaf 14:00, zodat mijn dochter aanwezig kan zijn. (…)”.
2.10.
Bij e-mail van 20 januari 2022 heeft [naam 2] aan [eiseres] - voor zover van belang - het volgende bericht:

(…) Ik ben de persoon die Arbo365 de opdracht geeft om een nieuwe afspraak te maken. Ik wil graag een gesprek voor jouw volgende afspraak bij de arts. (…)
Een online afspraak is helaas niet mogelijk. (…)”.
2.11.
Vervolgens vindt nog enige correspondentie tussen [eiseres] en [naam 2] plaats, waarna [naam 2] bij e-mail van 25 januari 2022 - voor zover van belang - het volgende aan [eiseres] heeft bericht:

(…) Zoals ik u in mijn eerdere e-mails heb aangegeven wensen ik een fysiek gesprek met u. (…)
Op dit moment ben ik al enige weken bezig om met u een afspraak in te plannen. Helaas is dat tot op heden nog steeds niet gelukt. Ook heb ik diverse keren geprobeerd om telefonisch met u in contact te komen. Ook dit is tot op heden nog niet gelukt.
Helaas ben ik genoodzaakt om tot nader order uw een loonschorsing op te leggen. (…)”.
2.12.
Bij e-mail van 26 januari 2022 heeft [eiseres] - voor zover van belang - het volgende aan [naam 2] bericht:

(…) U gaat totaal voorbij aan mijn gezondheid en het advies van de arboarts. Ik sta nog steeds open voor een online gesprek. (…)”.
2.13.
Nadat vervolgens wederom enige correspondentie tussen [eiseres] en [naam 2] heeft plaatsgevonden, hebben [eiseres] en haar dochter op 10 februari 2022 via WhatsApp videobellen met [naam 2] gesproken. De dochter van [eiseres] heeft vervolgens, namens [eiseres], per e-mail van diezelfde datum - voor zover van belang - het volgende aan [naam 2] bericht:

(…) Fijn dat u begrip hebt voor de situatie van mijn moeder. Zoals u zelf heeft gezien is zij niet in staat om te praten. Wij focussen nu op het verdere herstel van mijn moeder.
Als er uitzicht is op herstel dan gaan we graag verder met u in gesprek voor het vervolg traject.
Wij zien het opgeschorte salaris tegemoet op de door u u bekende Iban.
We maken graag een afspraak voor een voortgangsgesprek in de 1e week van maart? (…)”.
2.14.
[naam 2] heeft hier bij e-mail van 17 februari 2022 - voor zover van belang - als volgt op gereageerd:

(…) Ik heb zeker begrip voor de situatie. Daarentegen is het wel van belang dat ik antwoorden krijg op de diverse vragen die ik gesteld heb, en is in contact blijven met elkaar van groot belang tijdens verzuim en het re-integratie traject. Helaas zijn al mijn vragen nog steeds onbeantwoord gebleven.
Wel gaf uw dochter aan dat u meer contact met de arbo wenst. Dit heb ik aangegeven bij onze arbo. De arbodienst heeft de afgelopen week diverse keren geprobeerd u telefonisch te bereiken. Helaas zonder resultaat. Ook is er geen reactie gekomen op de ingesproken voicemail berichten van deze.
Hierdoor hebben wij besloten om de loonschorsing te verlengen. (…)”.
2.15.
Bij brief van 2 maart 2022, die uitsluitend per e-mail is verstuurd, heeft de gemachtigde van [eiseres] [naam 2] verzocht en gesommeerd om het opgeschorte loon per direct aan [eiseres] te betalen.
2.16.
Bij brief van 10 maart 2022, die per e-mail is verstuurd, heeft [naam 2] - voor zover van belang - het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] bericht:

(…) Op 25 november 2021 heeft uw cliënte een afspraak gehad met een Arboarts. Deze heeft aangegeven dat [eiseres] momenteel arbeidsongeschikt is. (…) Op 23 december 2021 is er een vervolgafspraak geweest bij een arts. Hieruit volgde hetzelfde oordeel.
Tijdens verzuim is het verplicht om contact te onderhouden tussen werkgever en werknemer. (…)
Ik heb uw cliënte diverse malen geprobeerd telefonisch te benaderen i.v.m. haar verzuim. Helaas was zij telefonisch nooit bereikbaar en is er op mijn diverse voicemail berichten ook niet gereageerd door [eiseres]. (…)
Na een email wisseling van ruim 22 e-mails, een maand later en een loonschorsing, heb ik een online afspraak kunnen maken met [eiseres]. (…)
Tijdens onze online afspraak heb ik helaas geen woord kunnen wisselen met onze werknemer, [eiseres], aangezien haar dochter het woord voerde. Haar dochter gaf aan dat haar moeder, [eiseres], zelf niet in staat is om een gesprek te voeren of om zelf een email te sturen. Dit verbaasde mij ten zeerste.
In de diverse e-mails is dit nooit eerder door uw cliënte of haar dochter aangegeven. Ik was dus in de veronderstelling dat ik contact had met onze werknemer, [eiseres], in plaats daarvan had ik blijkbaar contact met haar dochter. (…)
Tijdens het online gesprek gaf de dochter van uw cliënte aan, dat haar moeder meer contact wenst met de Arbo. Dit laatste heb ik, op verzoek van de dochter van [eiseres] aangegeven bij de Arbo, waarna zij diverse keren getracht hebben om in contact te komen met uw cliënte. Helaas zonder resultaat. Ook op diverse voicemail berichten is niet gereageerd door [eiseres]. Hierdoor hebben wij besloten om de loonschorsing te blijven hanteren. (…)
Op 1 maart heb ik nogmaals een email verstuurd naar uw cliënte waarin ik wederom aangeef dat de Arbo met haar in contact probeert te komen. Aangezien zij hier geen gehoor aan geeft, zowel aan werkgever als Arbo, hebben wij de loonschorsing aangehouden. (…)”.
2.17.
Bij e-mail van 11 maart 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] - voor zover van belang - het volgende aan [naam 2] bericht:

(…) U herhaalt dat cliënte zich niet houdt aan haar verplichtingen. Zo zou cliënte diverse malen zijn benaderd door de arbodienst, maar zij zou zich onbereikbaar hebben gehouden en niet hebben gereageerd op een voicemail.
Cliënte bestrijdt dat. Cliënte heeft dit nagevraagd bij de arbodienst, die haar geantwoord heeft dat de arbodienst haar niet telefonisch benaderd heeft. Nu u anders beweert verzoek ik u mij aan te geven wanneer cliënte door de arbodienst gebeld is en door wie. (…)”.
2.18.
De gemachtigde van [eiseres] heeft de onderhavige kort geding-procedure bij e-mail van 22 maart 2022 aangevraagd.
2.19.
Bij e-mail van 23 maart 2022 heeft [naam 2] aan de gemachtigde van [eiseres] bericht dat FSO gebruikmaakt van verschillende arbodiensten en dat een andere arbodienst dan bij [eiseres] bekend [eiseres] telefonisch heeft benaderd.

3..De vorderingen

3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, FSO te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen:
€ 4.306,50 bruto ter zake van loon over de periode van 1 januari 2022 tot en met 25 maart 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
€ 1.435,50 bruto per periode van vier weken te rekenen vanaf 26 maart 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
€ 645,98 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
met veroordeling van FSO in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag.
3.2.1.
FSO had en heeft geen gerechtvaardigde grond om de betaling van het aan [eiseres] toekomende loon op te schorten. Het is feitelijk onjuist dat [eiseres] zich onbereikbaar heeft gehouden voor en/of een gesprek met de bedrijfsarts en FSO uit de weg is gegaan. Integendeel, zelfs het door FSO gewenste gesprek heeft plaatsgevonden. Bovendien is het meest recente oordeel van de bedrijfsarts dat [eiseres] volledig arbeidsongeschikt is en dat zij (ook in het kader van re-integratie) niet in staat is om werkzaamheden te verrichten. Zelfs als [eiseres] onder deze omstandigheden een gesprek met FSO (op haar kantoor) zou hebben afgehouden, levert dat geen gerechtvaardigde grond op om de betaling van het aan [eiseres] toekomende loon op te schorten.
3.2.2.
[eiseres] vordert betaling van het loon ten bedrage van € 1.435,50 bruto per periode van vier weken, te rekenen vanaf 1 januari 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Op de datum van het uitbrengen van de dagvaarding was een bedrag van in totaal € 4.306,50 bruto (drie periodes) opeisbaar. [eiseres] maakt verder aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 645,98, te vermeerderen met btw.
3.2.3.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Zij komt door de loonopschorting in betalingsproblemen. Daarnaast lijdt zij psychische schade als gevolg van de tekortkomingen van FSO en dat komt haar herstel niet ten goede.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van FSO strekt tot afwijzing van de vordering van [eiseres].
4.2.
Daartoe voert FSO - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aan.
4.2.1.
FSO heeft de betaling van het aan [eiseres] toekomende loon op goede gronden opgeschort. [naam 2] heeft na het tweede gesprek van [eiseres] met de bedrijfsarts diverse keren geprobeerd om telefonisch contact met [eiseres] te krijgen. Dit is niet gelukt en [eiseres] heeft ook niet gereageerd op diverse voicemails die zijn achtergelaten. [naam 2] heeft [eiseres] meerdere keren uitgenodigd voor een fysiek gesprek, om het verloop van het verzuim te bespreken. [eiseres] weigerde dit, waarna [naam 2] heeft aangegeven een online gesprek in te zullen plannen. Tijdens het online gesprek op 10 februari 2022 heeft [naam 2] online contact gehad met de dochter van [eiseres], in het bijzijn van [eiseres]. [naam 2] heeft tijdens dat gesprek op geen enkele van haar vragen een antwoord gekregen. De dochter van [eiseres] gaf in het gesprek aan dat [eiseres] meer contact met de arbodienst wenste. Telefonische contacten verlopen niet via ARBO365, maar met een andere arbodienst van FSO. Die arbodienst heeft diverse keren zonder resultaat geprobeerd om [eiseres] te bereiken.

5..De beoordeling

5.1.
Uit hetgeen [eiseres] naar voren heeft gebracht, is voldoende gebleken dat zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen.
5.2.
In dit kort geding moet - op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht - worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen en of de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen. Het hierna volgende betreft dan ook slechts een voorlopig oordeel over het voorgelegde geschil.
5.3.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres] zich per 29 oktober 2021 ziek heeft gemeld, dat FSO ARBO365 heeft ingeschakeld om de ziekmelding van [eiseres] te beoordelen en dat twee bedrijfsartsen van ARBO365 hebben geoordeeld dat [eiseres] niet voldoende belastbaar was voor de eigen of aangepaste werkzaamheden en dat re-integratie niet bijdroeg aan haar herstel. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of [eiseres] recht heeft op loondoorbetaling vanaf 1 januari 2022.
5.4.
Op grond van de ‘Probleemanalyse’ (hiervoor onder 2.4.) en de ‘Bijstelling Probleemanalyse’ (hiervoor onder 2.5.) is voldoende aannemelijk dat [eiseres] verhinderd was om de bedongen arbeid te verrichten door ziekte, in de zin van artikel 7:629 lid 1 BW. [eiseres] heeft op grond van die bepaling in die situatie in beginsel gedurende 104 weken recht op doorbetaling van 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, met dien verstande dat zij de eerste 52 weken ten minste recht heeft op het voor haar geldende wettelijke minimumloon.
5.5.
FSO mag de doorbetaling van het loon tijdens ziekte slechts opschorten wanneer zij niet in de gelegenheid wordt gesteld om te controleren of [eiseres] wel recht heeft op loon (artikel 7:629 lid 6 BW). [eiseres] moet daartoe de controlevoorschriften opvolgen, mits deze (a) redelijk zijn, (b) schriftelijk zijn gegeven en (c) slechts betrekking hebben op het verstrekken van beperkte informatie. Afwijking van het voorgaande ten nadele van [eiseres] is niet mogelijk (artikel 7:629 lid 9 BW).
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet aannemelijk geworden dat [eiseres] nagelaten heeft alle (redelijke) controlevoorschriften op te volgen. FSO heeft weliswaar gesteld dat ‘de arbodienst’ meermaals tevergeefs contact met [eiseres] heeft geprobeerd op te nemen, maar dit is door [eiseres] gemotiveerd betwist en FSO heeft geen stukken overgelegd waaruit de juistheid van haar stelling blijkt. Sterker nog, FSO heeft voorafgaand én tijdens deze procedure niet eens duidelijkheid kunnen verschaffen over de vraag welke arbodienst tevergeefs contact met [eiseres] zou hebben geprobeerd op te nemen. Verder heeft FSO in de correspondentie tussen partijen meermaals aangedrongen op een fysiek gesprek met [eiseres], terwijl de bedrijfsartsen van ARBO365 hebben geoordeeld dat [eiseres] niet voldoende belastbaar was voor de eigen of aangepaste werkzaamheden en dat re-integratie niet bijdroeg aan haar herstel. Niet gesteld of gebleken is dat FSO de bedrijfsarts(en) heeft gevraagd om te onderzoeken of het voor [eiseres] mogelijk was om een fysiek gesprek aan te gaan. FSO is dan ook ten onrechte op de stoel van de bedrijfsarts gaan zitten, op het moment dat zij aandrong op en vervolgens vast hield aan een fysiek gesprek met [eiseres]. Aldus heeft zij zich ten onrechte een oordeel aangemeten dat is voorbehouden aan de bedrijfsarts. Naar het oordeel van de kantonrechter kan derhalve niet worden geoordeeld dat het hebben van een fysiek gesprek met FSO een redelijk controlevoorschrift is.
5.7.
Op grond van het voorgaande bestaat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen geldige reden voor opschorting door FSO van het aan [eiseres] toekomende loon. Dit betekent dat het door [eiseres] gevorderde loon ten bedrage van € 1.435,50 bruto per vier weken wordt toegewezen, met dien verstande dat - gelet op de datum van de uitspraak van dit vonnis - slechts toewijsbaar is het loon over de periode van 1 januari 2022 tot en met 22 april 2022 (zijnde vier periodes van vier weken) ten bedrage van € 5.742,00 bruto. Voor wat betreft de daaropvolgende periodes is immers nog niet gebleken dat FSO in verzuim is met betaling van het aan [eiseres] toekomende loon.
5.8.
De verzochte wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW over het achterstallige salaris wordt toegewezen, omdat FSO het aan [eiseres] toekomende loon zonder geldige reden heeft opgeschort. De wettelijke verhoging zal - gelet op de omstandigheden van het geval - worden gematigd tot 35%.
5.9.
[eiseres] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Uit de door [eiseres] overgelegde stukken blijkt dat haar (incasso)gemachtigde buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht die voor een afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. Voor de hoogte van de toewijsbare vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Derhalve is - op basis van de ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding opeisbare hoofdsom ten bedrage van € 4.306,50 - een bedrag van € 555,65 exclusief btw aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, omdat [eiseres] geen concreet bedrag aan btw heeft genoemd c.q. gevorderd.
5.10.
FSO wordt als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [eiseres], die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 211,03 aan verschotten (bestaande uit € 86,00 aan griffierecht en € 125,03 aan explootkosten) en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres].
5.11.
De veroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe op de wet is gegrond en er geen redenen zijn het niet in te willigen.
5.12.
Hetgeen verder door partijen is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en kan daarom onbesproken blijven.

6..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
6.1.
veroordeelt FSO om aan [eiseres] te voldoen het netto-equivalent van het verschuldigde salaris ten bedrage van € 5.742,00 bruto over de periode van 1 januari 2022 tot en met 22 april 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 35% wegens te late betaling ex artikel 7:625 BW;
6.2.
veroordeelt FSO om aan [eiseres] te voldoen € 555,65 exclusief btw aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt FSO in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 211,03 aan verschotten en € 498,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671