ECLI:NL:RBROT:2022:34

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
ROT 21/1113
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en geschiktheid van geduide functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een WIA-aanvraag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die als inpakmedewerker werkte, had op 27 februari 2018 zijn werkzaamheden gestaakt en verzocht om een WIA-uitkering. Het primaire besluit van 6 mei 2020 wees deze aanvraag af, waarna eiser bezwaar maakte. Het bestreden besluit van 15 januari 2021 verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser stelde beroep in tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 24 november 2021 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S.M.J. Iqbal, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S. Roodenburg. De rechtbank beoordeelde of de geduide functies, die door de arbeidsdeskundige waren vastgesteld, geschikt waren voor eiser, gezien zijn medische situatie en beperkingen. Eiser voerde aan dat de functies niet geschikt waren vanwege medicatiegebruik en het ontbreken van instructies in het Nederlands.

De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige voldoende had aangetoond dat de functies geschikt waren en dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiser niet opgingen, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,
gemachtigde: mr. S.M.J. Iqbal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Bij besluit van 15 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser is werkzaam geweest als inpakmedewerker en is voor dit werk uitgevallen op 27 februari 2018. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering waarna een verzekeringsarts onderzoek heeft verricht. De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 23 april 2020 geconcludeerd dat eiser werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 23 april 2020, geldig per 24 februari 2020. In de FML zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken 3. Aanpassing aan fysieke omgevingseisen, 4. Dynamische handelingen en 5. Statische houdingen.
1.2.
Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige in de rapportage van 30 april 2020 onder verwijzing naar de FML toegelicht dat eiser zijn eigen arbeid niet meer kan verrichten en een aantal functies geduid: Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160), Inpakker (handmatig) (SBC-code 111190) en Medewerker intern transport (SBC-code 111220). Aanvullend zijn de functies Schoonmaker hotel (SBC-code 111332) en Huishoudelijk medewerker (SBC-code 111333) geduid. Met deze functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiser 7,20% minder kan verdienen dan dat hij verdiende voordat hij ziek werd en daarmee dus minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
2.1.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit waarna de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw eisers mogelijkheden en beperkingen heeft onderzocht. In de rapportage van 30 december 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiser is aangewezen op rugsparend werk en dat de daarvoor gestelde beperkingen passend zijn.
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 13 januari 2021 uiteengezet dat de maatmangegevens (de gegevens over eisers functie en inkomen voordat hij ziek werd) moeten worden aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de eerder geduide functies nog steeds passend zijn en heeft met de bijgewerkte gegevens geconcludeerd dat eiser nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 6,21%.
2.3.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3. Eiser voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn vanwege zijn medicatiegebruik. Eiser heeft last van bijwerkingen zoals duizeligheid en hoofdpijn. Ook blijkt niet dat de gegeven instructies in het Nederlands zijn. Eiser kan geen instructies in het Engels lezen omdat hij die taal niet machtig is. Bovendien zijn de functies niet geschikt omdat eiser is aangewezen op rugsparend werk.
4. Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5.2.
De grond dat de functies niet geschikt zijn vanwege eisers medicatiegebruik slaagt niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapportage van 10 mei 2021 inzichtelijk toegelicht dat eiser niet beperkt is voor werken met een verhoogd persoonlijk risico en heeft zich hierbij gebaseerd op de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de opgestelde FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft verder toegelicht dat bij de geduide functies geen kenmerkende belasting is bij het punt “werken met een verhoogd persoonlijk risico”. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien in de aanvullende rapportage van 4 mei 2021 uiteengezet dat eiser geen medicijnen voorgeschreven heeft gekregen. De tijdens de hoorzitting overlegde doosjes medicatie bevatten geen etiket. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hieruit terecht kunnen concluderen dat eiser aan zelfmedicatie doet. Eiser heeft in beroep niet met nadere (medische) gegevens aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van eisers medische situatie.
5.3.
Ten aanzien van de grond dat er slechts instructies in het Engels worden verstrekt overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat bij de functie Inpakker jaarlijks een opleiding moet worden gevolgd (de HACCP hygiënecode intern) die volgens de arbeidskundig analist zowel in het Nederlands als het Engels beschikbaar is. Deze grond slaagt niet.
5.4.
De grond dat de functies niet geschikt zijn omdat eiser is aangewezen op rugsparend werk slaagt niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat eisers belastbaarheid niet wordt overschreden ten aanzien van zijn rug en dat de functies daarmee voldoende rugsparend zijn, gelet op de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven grenzen.
5.5.
Eiser kan met de geduide functies 6,21% minder verdienen dan hij verdiende voordat hij ziek werd. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiser is door verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.
6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 januari 2022.
De griffier en rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.