In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is er een incident aanhangig gemaakt door de gedaagde partij, een besloten vennootschap, die zich beroept op de onbevoegdheid van de kantonrechter. De eiseres, die een behandelingsovereenkomst had gesloten voor een borstvergroting, vordert een verklaring voor recht wegens wanprestatie door de gedaagde. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusie van antwoord. De eiseres stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de zorgplicht en vordert schadevergoeding en een hersteloperatie. De gedaagde betwist de bevoegdheid van de kantonrechter, omdat de vorderingen van de eiseres van onbepaalde waarde zijn en mogelijk boven de € 25.000,00 uitkomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de zaak moet worden verwezen naar de handelskamer, omdat de vorderingen niet voldoen aan de eisen van artikel 94 Rv. De beslissing houdt in dat de zaak op 13 april 2022 zal worden verwezen naar de rolzitting van de handelskamer, waar partijen verder kunnen procederen. Tevens zijn er instructies gegeven over de proceskosten en het griffierecht dat verschuldigd is na verwijzing.