In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is op 25 maart 2022 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.H. Beek, en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.A. Dokkum. De procedure begon met een dagvaarding op 20 augustus 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Deze behandeling vond plaats op 31 januari 2022, waarbij de kantonrechter via Skype deelnam aan een hybride zitting. Beide partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, wat resulteerde in een vaststellingsovereenkomst die op 11 maart 2022 aan de kantonrechter werd voorgelegd. De gemachtigde van eiseres verzocht om het vonnis te wijzen en de overeenkomst op te nemen, zodat eiseres over een executoriale titel kon beschikken. De kantonrechter heeft het vonnis op 25 maart 2022 uitgesproken, waarbij hij de vaststellingsovereenkomst heeft bevestigd en de betalingsverplichtingen van gedaagde heeft vastgesteld.
In de beslissing is gedaagde veroordeeld tot betaling van € 2.000,00 aan eiseres, met de mogelijkheid om dit bedrag in vier maandelijkse termijnen te voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.