In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter in Rotterdam, heeft de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een geschil over de vraag of er sprake is van een consumentenovereenkomst en de toewijsbaarheid van de gevorderde hoofdsom van € 782,34, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De procedure volgde op een tussenvonnis van 12 november 2021, waarin de eiseres was toegelaten tot het leveren van bewijs van de (pre)contractuele informatie die aan de gedaagde was verstrekt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde handelde als ondernemer en dat er derhalve geen consumentenovereenkomst van toepassing is. De eiseres heeft voldoende bewijs geleverd dat de werkzaamheden aan de auto zijn verricht en dat de gedaagde akkoord heeft gegeven voor deze werkzaamheden. De gedaagde heeft zijn verweer onvoldoende onderbouwd, waardoor de vordering van de eiseres werd toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten en de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, aangezien de gedaagde geen verweer heeft gevoerd tegen deze kosten. Het vonnis is uitgesproken op 8 april 2022.