In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Vestia en een gedaagde huurder. Vestia had een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning, omdat de gedaagde een huurachterstand had laten ontstaan. De gedaagde had echter een betalingsregeling getroffen van € 50,00 per maand, die hij tot en met januari 2022 had nagekomen. Vestia betwistte dat de betalingen tijdig waren gedaan, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen bewijs was dat de betalingen voor een bepaalde datum moesten worden voldaan. De kantonrechter concludeerde dat de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding niet opeisbaar was, omdat de gedaagde zich aan de betalingsregeling hield. De vordering van Vestia werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 777,50 werden begroot. De kantonrechter benadrukte dat de gedaagde de betalingsregeling moet blijven nakomen en de lopende huur tijdig en volledig moet betalen, anders kan Vestia opnieuw ontbinding en ontruiming vorderen.