ECLI:NL:RBROT:2022:3359

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
C/10/632480 / KG ZA 22-73
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contact- en gebiedsverbod in kort geding na bedreiging en geweld binnen het gezin

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2022, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw een contact- en gebiedsverbod heeft gevorderd tegen de man, haar echtgenoot. De man had eerder een huisverbod gekregen na aangifte van bedreiging door de vrouw. De vrouw heeft verklaard dat de man haar en hun dochter heeft bedreigd en dat hij verslaafd is aan alcohol en drugs, wat heeft geleid tot onberekenbaar en beangstigend gedrag. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een reële dreiging van onrechtmatig handelen van de man bestaat, wat de veiligheid van de vrouw en het kind in gevaar brengt. De man heeft geprobeerd het verstekvonnis te laten vervallen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw geen misbruik van recht heeft gemaakt door het vonnis te laten betekenen. De vorderingen van de man worden afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukt het belang van een veilige en rustige omgeving voor de vrouw en het kind. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/632480 / KG ZA 22-73
Vonnis in kort geding van 9 maart 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. M.N.G.N.H. Brech te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.B. Chylinska te Zaandam.
Partijen zullen hierna ‘de man’ en ‘de vrouw’ worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 februari 2022, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
  • de mondelinge behandeling van 2 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 19 april 2008 in Polen in het huwelijk getreden.
2.2.
Op 22 februari 2010 zijn partijen ouders geworden van een dochter, [voornaam kind] (hierna: het kind).
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] in Spijkenisse (hierna: de woning).
2.4.
Op 14 juni 2021 heeft de vrouw tegen de man aangifte gedaan van bedreiging. Het proces-verbaal van aangifte vermeldt - voor zover van belang - het volgende:

(…)Verklaring
Maandag 14 juni 2021, 01.00 uur
Op zondag 13 juni 2021 omstreeks 22.00 uur werd ik bedreigd door mijn man met de dood. Mijn dochter werd ook bedreigd. Hij zei dat hij misschien ons hoofd zou
afsnijden of misschien onze handen en benen eerst afsnijden en daarna ons hoofd. Hij zei dat hij ons dan onder de grond zou stoppen. Wij waren heel erg bang. Wij denken dat hij drugs gebruikt omdat hij zei dat hij drank en amfetamine gebruikte. Dit is niet de eerste keer dat hij ons bedreigde. Maar vanavond was hij echt agressief. Hij zei tegen mij dat als ik zo deed tegen hem dat hij mijn dochter zou doodmaken. Hij denkt dat ik slaap met een andere man. Hij heeft ons ook geslagen. Hij duwde mij op de trap. Dat was keihard en ik had pijn. Hij wilde de telefoonkabel van mijn dochter afpakken. Hij deed mijn dochters arm omdraaien en heeft haar vingers naar achteren getrokken. Zij had heel veel pijn.
Ik heb filmpjes dat hij zo agressief doet. Deze heb ik naar verbalisant [naam verbalisant] gestuurd. Ook heb ik foto’s van 13 mei 2021 waar hij mij geslagen had. Ik had toen
een bloedneus en een blauwe plek. (…)”.
2.5.
Bij beschikking van 14 juni 2021 heeft de burgemeester van de Gemeente Nissewaard de man een huisverbod van tien dagen opgelegd, welk huisverbod vervolgens met achttien dagen is verlengd.
2.6.
Bij e-mail van 8 juli 2021 heeft [naam persoon 1] , procesregisseur Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond - voor zover van belang - het volgende aan de advocaat van de vrouw bericht:

(…) Veilig Thuis heeft, samen met het CIT van de Jeugdbescherming en de hulpverlening, met mevrouw en meneer op 7-7-21 een systeemgesprek gevoerd. Dit gesprek was bedoeld om afspraken te maken voor na het tijdelijk huisverbod, vooral in het belang voor de veiligheid van dochter. We hebben na 2 uur proberen het gesprek moeten beëindigen, omdat we niet tot afspraken konden komen. Meneer wilde zijn verhaal doen en kon niet luisteren naar mevrouw of naar Veilig Thuis en de hulpverlening. Meneer onderbrak de andere gesprekspartners continu. Meneer was lastig te begrenzen hierin. Daarnaast was meneer in zijn houding heel onrustig: trillende handen, fysiek beweeglijk. Veilig Thuis maakt zich zorgen om de veiligheid van mevrouw en de kinderen als het tijdelijk huisverbod afloopt, op 12-7-21. Meneer gaf het ene moment aan dat hij weg zal blijven bij de woning en van zijn dochter. Daarna gaf meneer aan dat hij de woning in wil en mevrouw maar op straat moet slapen, dochter kon dan naar een oom (vz) toe. Meneer was niet in staat tijdens het gesprek om in het belang van zijn dochter tot afspraken te komen. Dochter heeft aangegeven dat ze haar vader op dit moment niet wil zien. Veilig Thuis heeft in onze betrokkenheid geconstateerd dat dochter zich voorheen verantwoordelijk voelde voor de veiligheid van haar moeder, wanneer haar vader ook aanwezig was in de woning. Deze verantwoordelijkheid hoort een kind niet te dragen. Dochter maakt zich zorgen om wat er gaat gebeuren wanneer vader en moeder weer contact mogen hebben. Daarnaast maakt Veilig Thuis zich zorgen over de houding van meneer en hierbij de veiligheid van dochter in aanwezigheid van meneer alleen. Veilig Thuis maakt zich zorgen over de veiligheid van dochter in de toekomst en is bang dat dochter opnieuw getuige wordt van een onveilige situatie bij hen thuis. Veilig Thuis vindt het van belang dat er rust ontstaat voor dochter, zodat zij niet verder beschadigd wordt in haar ontwikkeling. Op dit moment is er hulpverlening vanuit school en Enver betrokken om dochter te ondersteunen en te helpen verwerken wat zij thuis heeft meegemaakt. Deze hulpverlening zal echter enkel helpend zijn wanneer er rust ontstaat voor dochter. Deze rust en veiligheid is er niet wanneer meneer samen met mevrouw in de woning verblijft. (…)”.
2.7.
Bij onder zaaknummer C/10/621371 / KG ZA 21-574 gewezen verstekvonnis in kort geding van 9 juli 2021 van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, Team familie (hierna: het verstekvonnis) is aan de man een contact- en gebiedsverbod voor de duur van zes maanden opgelegd, op straffe van een dwangsom. In het verstekvonnis wordt - voor zover van belang - het volgende overwogen:

(...)3. De Beoordeling(…)
3.3.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de man al twee jaar verslaafd is aan alcohol en drugs en dat hij daardoor onberekenbaar en beangstigend gedrag vertoont. Zo is de man meerdere keren onder invloed van drugs midden in de nacht, ook met geweld, de slaapkamer van de vrouw of de dochter binnengekomen om in de kasten en onder het matras te zoeken naar mensen die zich daar zouden hebben verstopt. Op 13 juni 2021 heeft de man ook fysiek geweld richting de vrouw en hun dochter geuit, waarvoor de man zich op 8 september 2021 bij de politierechter moet verantwoorden. De door de burgemeester van de gemeente Nissewaard gegeven en verlengde beschikking tot een huisverbod voor de man loopt op 12 juli 2021 af. De vrouw voelt zich onveilig en wil rust voor haar en haar dochter. De vrouw verwijst naar het e-mailbericht van Veilig Thuis van 8 juli 2021 waaruit volgt dat Veilig Thuis de vorderingen van de vrouw ondersteunt, omdat gebleken is dat met de man geen werkbare afspraken gemaakt kunnen worden en er voor de dochter van partijen rust moet komen, zodat zij niet verder wordt beschadigd in haar ontwikkeling. De dochter van partijen voelt zich verantwoordelijk voor de veiligheid van haar moeder en volgens Veilig Thuis is de voor haar ingezette hulpverlening alleen helpend bij rust en veiligheid, die ontbreken zolang partijen samen in de woning verblijven.
3.4.
Gezien deze door de vrouw geschetste gang van zaken, komt de voorzieningenrechter het gevorderde contact- en gebiedsverbod niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het gevorderde zal dan ook worden toegewezen (…)
4.2.
Verbiedt de man gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden in het gebied binnen een straal van 500 meter van de woning van partijen (…).
2.8.
Op 19 november 2021 heeft de vrouw een echtscheidingsverzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht.
2.9.
Het verstekvonnis is op 7 december 2021 openbaar betekend.
2.10.
Bij e-mail van 16 december 2021 heeft de advocaat van de man – voor zover van belang – het volgende aan de advocaat van de vrouw bericht:

(…) Het vonnis in kort geding is van 9 juli 2021 en u heeft dit pas op 7 december 2021 laten betekenen. Hierdoor wordt de termijn voor het opgelegde gebieds- en contactverbod onevenredig lang verlengd. De Voorzieningenrechter heeft daar een termijn van 6 maanden aan verbonden; nu lijkt het een periode van bijna 11 maanden te worden.
Cliënt is van mening dat dit misbruik van recht is en dat uw cliënte zich na 9 januari 2022 niet te goeder trouw op het vonnis mag beroepen.Ik verzoek u mij binnen5 dagen na hedente bevestigen dat het volledige dictum van het vonnis van 9 juli 2021 wat uw cliënte betreft per 9 januari 2022 is komen te vervallen, bij gebreke waarvan ik een executiegeschil zal opstarten. (…)”.
2.11.
Bij brief van 20 december 2021 heeft [naam persoon 2] , gedragsdeskundige bij Coach-Point – voor zover van belang – het volgende aan de advocaat van de vrouw bericht:

(…) Sinds november 2021 biedt Coach-Point ambulante begeleiding aan [naam kind] . Zij is aangemeld door Veilig Thuis voor ondersteuning. Door het contact- en gebiedsverbod is er meer rust gekomen bij [voornaam kind] en moeder. [voornaam kind] heeft bij de ambulant begeleider aangegeven dat zij voor nu haar vader niet wil zien. Zij zegt momenteel gelukkig te zijn samen met haar moeder.
Wanneer haar wordt gevraagd hoe het komt dat zij nu haar vader niet wil zien, zegt zij dat zij zich veel zorgen maakte toen haar vader nog thuis woonde. Er waren veel spanningen thuis. Zij is getuige geweest van verbale en fysieke agressie tussen vader en moeder. [voornaam kind] leek zich verantwoordelijk te voelen voor de veiligheid thuis. Volgens haar heeft zij meermaals geprobeerd om tussenbeide te komen als er sprake was van ruzie. Daarnaast wilde zij na schooltijd niet afspreken met vrienden en vriendinnen omdat zij bang was dat het thuis niet goed ging. [voornaam kind] geeft verder aan dat haar vader in de war leek te zijn. ‘s Nachts sliep zij slecht omdat haar vader vaak wakker was en last leek te hebben van hallucinaties, wanen en verward gedrag. Zij zegt dat zij zich in die periode op school niet kon concentreren omdat zij steeds aan de thuissituatie moest denken. De situatie thuis maakte haar angstig, verdrietig en boos.
Wanneer zij over de situatie omtrent haar vader praat met de ambulant begeleider zorgt dit voor boosheid en verdriet. Zij geeft aan dat er nu meer rust is en zij minder last heeft van angsten. Daarnaast geeft zij aan dat zij eigenlijk altijd al veel samen met haar moeder was en niet veel samen met haar vader deed. [voornaam kind] zegt dat zij op dit moment gelukkig is. Als zij haar leven nu een cijfer moet geven is dat een 10. Zij zegt dat zij langer geen contact met haar vader wil.
Gezien de relatief korte periode dat [voornaam kind] wordt gezien door haar ambulante begeleider is het lastig om aan te geven in hoeverre er gevoelens van loyaliteit meespelen. Nader onderzoek naar de omgang lijkt van belang alvorens er sprake kan zijn van omgang tussen [voornaam kind] en haar vader. Hierbij dient ons inziens aandacht te zijn voor de situatie bij vader en gevoelens van loyaliteit bij [voornaam kind] . (…)”.

3..Het geschil

3.1.
De man vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. te bepalen dat de werking van het verstekvonnis per 9 januari 2022 of enige andere door de voorzieningenrechter aan te wijzen datum tussen partijen is komen te vervallen, althans te beslissen dat het dictum van het verstekvonnis of onderdelen van het dictum per 9 januari 2022 of per enige andere datum geen gelding meer hebben, althans de vrouw te verbieden om het verstekvonnis na 9 januari 2022 of enige andere datum ten uitvoer te (laten) leggen en de vrouw te verbieden om eventuele na 9 januari 2022 of enige andere datum verbeurde dwangsommen te innen;
subsidiair
II. de vrouw te veroordelen om de man steeds indien de man daarom verzoekt in te woning toe te laten, teneinde de man in staat te stellen om zijn persoonlijke goederen en administratie of delen daarvan mee te nemen, contact te hebben met het kind en onderhoud te plegen aan de woning;
III. de onder II. Genoemde beslissing te versterken met een dwangsom, aan de man te voldoen, ter hoogte van € 500,00 per keer dat de vrouw hier niet aan voldoet, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
primair en subsidiair
IV. de moeder te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De man legt – samengevat – het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
3.2.1.
De voorzieningenrechter heeft aan het verstekvonnis een termijn van zes maanden gekoppeld. Door de late betekening lijkt deze termijn nu te worden opgerekt tot bijna elf maanden. Dit is voorzien noch beoogd. Door zo lang te wachten met betekening van het verstekvonnis en zich dan op de inhoud van het verstekvonnis te beroepen, maakt de vrouw misbruik van bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 BW. Ook is het een onrechtmatige daad van de vrouw, aangezien zij in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, handelt. Bovendien brengen de bewust late betekening van het verstekvonnis in combinatie met het feit dat de man zich (onverplicht) vanaf 9 juli 2021 aan de verboden van het verstekvonnis heeft gehouden, met zich mee dat het naar eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de vrouw na 9 januari 2022 nog een beroep zou toekomen op het dictum van het verstekvonnis.
3.2.2.
De man heeft een spoedeisend belang bij toegang krijgen tot de woning. Hij heeft zijn paspoort en kleding, die zich in de woning bevinden, dagelijks nodig. Daarnaast moet de man voor zijn onderneming jaarstukken opmaken, belastingaangifte over 2019 en 2022 doen en btw-aangifte over 2021 doen, maar de daarvoor benodigde stukken bevinden zich ook in de woning. Verder heeft de man er recht op en belang bij dat hij zo snel mogelijk normaal contact met het kind kan hebben en met de vrouw over het kind kan praten. Het is in het belang van het kind dat de verhoudingen zo snel mogelijk worden genormaliseerd en dat contact tussen de man en het kind mogelijk wordt.
3.2.3.
Om de vrouw te stimuleren om zich aan de uitspraak te houden, acht de man een dwangsom van € 500,00 een noodzakelijke prikkel.
3.3.
De vrouw voert - samengevat - het volgende verweer.
3.3.1.
Er is geen sprake van misbruik van bevoegdheid/(proces)recht, dan wel een onrechtmatige daad. Er is evenmin sprake van “te” late betekening en oprekking. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen juist mee dat het verstekvonnis onverkort gelding houdt en daartoe is het volgende van belang.
3.3.2.
Feitelijk is de huidige situatie hetzelfde als ten tijde van het opgelegde huisverbod en het gewezen verstekvonnis. De man had moeten beseffen waarom het huisverbod en het contact- en gebiedsverbod zijn opgelegd en dat had voor hem aanleiding moeten vormen om hulp te aanvaarden. Van belang is dan ook niet of de man zich aan het verstekvonnis heeft gehouden, maar wat hij heeft gedaan in het kader van hulp zoeken en aanvaarden. Daar is echter niets van terecht gekomen. Het maken van afspraken met de man is ook niet mogelijk gebleken (zie 2.6.). Vanwege deze niet-meewerkende houding van de man is het op dit moment onmogelijk om de mogelijkheden voor omgang met het kind te onderzoeken. Aangezien de man niet meewerkt aan de hulpverlening, is op dit moment ook volstrekt onduidelijk hoe zijn toestand is. De houding van de man is zorgwekkend. Zowel Veilig Thuis, als Coach-Point maken zich zorgen om het gedrag van de man en de veiligheid van de vrouw en het kind, terwijl de man nu uit het niets naar de woning wil terugkeren. Het kind is sinds het contact- en gebiedsverbod echter rustiger en zij wil de man ook niet zien (zie 2.11.). De vrouw en het kind hebben er dan ook recht en belang bij dat het contact- en gebiedsverbod worden voortgezet.
3.3.3.
De man heeft geen spoedeisend belang. Partijen bezitten nog een onroerende zaak, welke de man voor zijn bedrijf gebruikt en welke ook geschikt is om in te wonen. Partijen hebben bovendien via de advocaten in goed overleg gecommuniceerd over welke spullen van de man zijn. De man kan zijn spullen zonder probleem krijgen. Dat is al eerder toegezegd en van tegenwerking door de vrouw is dan ook geen sprake geweest. De man had overigens ook afgifte van persoonlijke en zakelijke bezittingen kunnen vorderen. Dat hij dit niet heeft gedaan, doet af aan zijn geloofwaardigheid. Het contact met het kind moet bovendien goed worden begeleid, zoals overduidelijk uit de stukken blijkt. De man is ook strafrechtelijk veroordeeld voor de misdrijven tegenover de vrouw.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Het geschil betreft de opheffing van een uitspraak van de voorzieningenrechter, waarbij de man een contact- en gebiedsgebod is opgelegd. Gezien de aard van het verzoek en het belang dat de man heeft bij duidelijkheid op korte termijn, wordt aangenomen dat de man voldoende spoedeisend belang bij zijn verzoek heeft.
4.2.
In het verstekvonnis zijn aan de man een contact- en gebiedsverbod voor de duur van zes maanden, na betekening van het vonnis, opgelegd. Het vonnis is betekend op 7 december 2021, waardoor het contact- en gebiedsverbod loopt tot 7 juni 2022. De voorzieningenrechter heeft in het verstekvonnis niet aangegeven dat het vonnis voor een bepaalde datum zou moeten worden betekend, zodat het de vrouw vrij stond om het vonnis te betekenen vijf maanden nadat het vonnis is gewezen.
4.3.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak overwogen dat voor toewijzing van een contact- en gebiedsverbod sprake dient te zijn van een reële dreiging van onrechtmatig handelen van de man tegenover de vrouw, althans aannemelijk dient te zijn dat een zodanige dreiging bestaat. Dat de veiligheid van de vrouw en het kind in het geding is geweest, blijkt uit de door de vrouw gedane aangifte (zie 2.4.) - op grond waarvan de man is veroordeeld - en de brief van Coach-Point (zie 2.11.). Het is daarnaast zorgwekkend dat het voor Veilig Thuis en Coach-Point inmiddels ruim acht maanden nadat het huisverbod is opgelegd kennelijk nog immer niet mogelijk is gebleken om werkbare afspraken met de man te maken. Dat wel afspraken zouden zijn gemaakt, is in ieder geval niet gesteld of gebleken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man niet kunnen verklaren waarom nog geen afspraken tot stand zijn gekomen. Hij heeft evenmin helder naar voren kunnen brengen hoe zijn contacten met Veilig Thuis/Coach-Point op dit moment verlopen en hoe het staat met hulpverlening. De man stelt weliswaar dat hij sinds de zomer contact heeft met Coach-Point, waarbij zijn begeleider ook contact zou hebben met de begeleider van het kind, dat ook wordt begeleid door Coach-Point. De vrouw (en het kind) zijn er niet van op de hoogte dat de begeleider van het kind contact over het kind zou hebben met de begeleider van de man, en hebben daar ook geen toestemming voor gegeven, zo verklaarde de vrouw ter zitting. De man heeft verder weliswaar gesteld dat hij het kind graag wil zien en dat hij zich daarvoor wil inzetten, maar van die inzet is tot op dit moment niet gebleken.
4.4.
Uit de vaststaande feiten en hetgeen partijen (zowel schriftelijk als mondeling) hebben aangevoerd, volgt dat de man bij hetgeen hij vordert geen rekening houdt met de belangen van de vrouw en het kind. Er is onvoldoende onderbouwd waarom de man toegang tot de woning zou moeten krijgen om goederen en administratie op te halen, terwijl de vrouw heeft aangegeven deze aan de man te zullen geven wanneer hij er om vraagt. Een verzoek tot afgifte van persoonlijke en zakelijke bezittingen had dan voor de hand gelegen.
Sinds de zomer van 2021 zijn huisverboden noodzakelijk gebleken om een veilige situatie te creëren waarin een gesprek of omgang weer zou kunnen worden opgestart. Hulpverlening om te werken naar een veilige situatie diende te worden ingezet, maar dat is nog niet gebeurd.
Hoewel de voorzieningenrechter van oordeel is dat in beginsel contact met haar beide ouders voor de ontwikkeling van een kind van belang is, staat daar nu tegenover dat de hulpverlenende instanties het in het belang van het kind en de vrouw achten dat zij op dit moment geen contact met de man hebben. Gesteld noch gebleken is dat de man zich de afgelopen tijd heeft ingezet om samen met hulpverlening te komen tot vermindering van de spanningen tussen partijen, noch dat de man tot inzicht is gekomen dat die inzet zeker voor het kind van groot belang is. Het komt de voorzieningenrechter voor dat van een rustige en veilige omgeving geen sprake is, wanneer de man de woning (telkens wanneer hij dat wil) kan betreden.
Desgevraagd maakte de man ter zitting duidelijk geen oog te hebben voor voorgaande zorgen doch slechts zijn eigen wensen te willen laten prevaleren.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw geen misbruik van bevoegdheid of misbruik van (proces)recht heeft gemaakt, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door het verstekvonnis op 7 december 2021 te laten betekenen en zich vervolgens op de inhoud van het verstekvonnis te beroepen. Dit is evenmin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat het belang van de vrouw en het kind bij een veilige en rustige thuisomgeving zwaarder weegt dan het belang van de man om de woning te kunnen betreden en contact met het kind te hebben.
4.6.
Het voorgaande brengt mee dat de primaire en subsidiaire vorderingen van de man worden afgewezen. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en kan daarom onbesproken blijven.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022.
3349 / 1659