ECLI:NL:RBROT:2022:3357

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
C/10/629409 / HA ZA 21-1018
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident vrijwaring met betrekking tot gebreken aan onroerend goed

Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een vrijwaringsincident in de zaak tussen [persoon A 1] c.s. en [persoon B] c.s. In deze procedure vorderden [persoon A 1] c.s. onder andere een hoofdelijke veroordeling van [persoon B] c.s. tot betaling van een bedrag van € 84.011,38, inclusief btw, als gevolg van non-conformiteit van een verkochte woning. Daarnaast werd er een vrijwaringsincident aanhangig gemaakt door [persoon B] c.s., die [persoon C] in vrijwaring wilden oproepen, omdat zij meenden dat er een gebrek aan het dak van de schuur was, dat door [persoon C] was vernieuwd. De rechtbank oordeelde dat [persoon B] c.s. voldoende gronden hadden om [persoon C] in vrijwaring op te roepen, en dat de incidentele conclusie tot oproeping tijdig was genomen. De rechtbank heeft de vordering in het incident toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak in de hoofdzaak zal opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/629409 / HA ZA 21-1018
Vonnis in incident van 9 maart 2022
in de zaak van

1..[persoon A 1] ,

2.
[persoon A 2],
wonende in [woonplaats A] , gemeente [gemeente A] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. L.M. van Ooij-Jongejan te Den Haag,
tegen

1..[persoon B] ,

2.
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN WIJLEN DE HEER [erflater],
(laatstelijk) wonende in [woonplaats erflater] , gemeente [gemeente erflater] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. A. Knol te Assendelft.
Partijen zullen hierna in [persoon A 1] c.s. en [persoon B] c.s. worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 november 2021, met producties 1 tot en met 14;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert [persoon A 1] c.s. om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
[persoon B] c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan [persoon A 1] c.s. te voldoen een bedrag van € 84.011,38 inclusief btw, dan wel € 82.225,00 inclusief btw, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
subsidiair
1. de gevolgen van de koopovereenkomst tussen partijen te wijzigen wegens dwaling, dan wel wederzijdse dwaling, dusdanig dat de koopprijs met € 84.011,38 inclusief btw, dan wel € 82.225,00 inclusief btw, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag wordt verminderd;
2. om [persoon B] c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan [persoon A 1] c.s. te voldoen een bedrag van € 84.011,38 inclusief btw, dan wel € 82.225,00 inclusief btw, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
zowel primair, als subsidiair
om [persoon B] c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan [persoon A 1] c.s. te voldoen:
1. ter zake expertisekosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW een bedrag van € 1.082,95 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
2. ter zake de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW een bedrag van € 1.954,29 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
3. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag van de algehele betaling;
4. de nakosten.
2.2.
[persoon A 1] c.s. legt aan zijn vordering primairnon-conformiteit van een door [persoon B] c.s. aan [persoon A 1] c.s. verkochte woning met opstallen en subsidiair dwaling ten grondslag.
2.3.
De conclusie van [persoon A 1] c.s. strekt tot afwijzing van de vorderingen van [persoon B] c.s.

3..Het geschil in het vrijwaringsincident

3.1.
[persoon B] c.s. vordert dat hem wordt toegestaan om [persoon C] in vrijwaring op te roepen, kosten rechtens.
3.2.
[persoon B] c.s. stelt daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende. [persoon A 1] c.s. hebben aan hun vordering in de hoofdzaak, onder meer, ten grondslag gelegd dat er een gebrek aan het dak van de schuur bestaat. [persoon B] c.s. hebben het dak van de betreffende schuur rond 2016 door aannemer [persoon C] laten vernieuwen. [persoon C] is door de gemachtigde van [persoon B] c.s. aansprakelijk gesteld. De verzekeraar van [persoon C] heeft hierop een expert ingeschakeld, die ook over het dak van de schuur heeft gerapporteerd. De expert is tot de conclusie gekomen dat in elk geval het linker gedeelte van het dak van de schuur niet goed is uitgevoerd en dat in zoverre dus geen sprake is van goed en deugdelijk werk. Voor zover inderdaad sprake is van ondeugdelijk uitgevoerd werk en in de hoofdzaak wordt geoordeeld dat de vorderingen van [persoon A 1] c.s. toewijsbaar zijn, moet [persoon C] [persoon B] c.s. als uitvoerder van het werk aan het dak van de schuur ter zake vrijwaren.
3.3.
[persoon A 1] c.s. refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde iemand in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat de gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt, dat tussen hem en de derde een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
4.2.
[persoon B] c.s. heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen [persoon B] c.s. en [persoon C] een rechtsverhouding bestaat die mogelijk tot vrijwaring door [persoon C] verplicht, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. Nu [persoon A 1] c.s. zich daarnaast aan het oordeel van de rechtbank heeft gerefereerd, zal de incidentele vordering worden toegewezen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank:
in het incident
5.1.
staat toe dat [persoon C] door [persoon B] c.s. wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
23 maart 2022;
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
23 maart 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en op 9 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
3146 / 1407