ECLI:NL:RBROT:2022:3330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/4615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering na afwijzing door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die geen recht heeft op een WIA-uitkering, en het UWV. De eiser, die eerder als parkeerwachter bij de gemeente Rotterdam werkte, had zich ziekgemeld vanuit de Werkloosheidswet en verzocht om een uitkering op grond van de Wet WIA. Het UWV had vastgesteld dat de eiser per 16 december 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de procedure behandeld na een online zitting op 20 april 2022, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van de eiser voldoende heeft onderkend. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV hebben de arbeidsbeperkingen van de eiser beoordeeld en vastgesteld dat hij in staat is om functies te vervullen die hem in staat stellen 100% van zijn eerdere loon te verdienen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat zijn medische situatie slechter was dan door het UWV werd aangenomen, niet overtuigend geacht. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om zijn claims met medische stukken te onderbouwen, wat hij niet had gedaan.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het UWV terecht had besloten dat de eiser geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van objectieve medische gegevens in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4615

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M. Gümüs),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder

(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Met het besluit van 18 januari 2021 heeft het UWV aan eiser medegedeeld dat hij vanaf 16 december 2020 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van zijn arbeidsongeschiktheid is bepaald op 0%.
Met het besluit van 19 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 20 april 2022. Eiser en het UWV hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiser is werkzaam geweest als parkeerwachter bij de gemeente Rotterdam. Hierna heeft hij afwisselend uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet (WW) en de Ziektewet (ZW) ontvangen. Op 19 december 2018 heeft eiser zich vanuit de WW ziekgemeld.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 16 december 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 100% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als parkeerwachter. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML twee wijzigingen aangebracht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zijn heroverweging gebaseerd op de nieuwe FML. Bij de heroverweging van de geduide functies binnen het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) acht hij daarvan één functie ongeschikt, maar in plaats daarvan heeft hij een van de reservefuncties geselecteerd. Er resteren dan nog voldoende functies waarmee eiser een verdiencapaciteit van meer dan 65% kan realiseren. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Ook geeft hij aan dat hij niet in staat is om zijn ADL-taken te verrichten. Hij vindt daarom dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met zijn klachten en beperkingen. Ter zitting heeft eisers gemachtigde aangegeven dat vooral de beperkingen op psychisch vlak zijn onderschat.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op een WIAuitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 16 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser eerst telefonisch gesproken en later heeft nog een lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, zijn bevindingen bij het lichamelijk onderzoek, het dagverhaal, diagnoses en prognoses.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 5 augustus 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier met de daarin aanwezige informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft zij de gemachtigde van eiser gesproken op de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een wijziging in de FML aangebracht, omdat de toelichting die de verzekeringsarts bij beoordelingspunt 4.21.1 (specifieke overige beperkingen) heeft geplaatst niet conform CBBS systematiek is.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de in bezwaar ingebrachte informatie ook meegenomen en afgewogen. Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser (vooralsnog) onbegrepen schouderklachten heeft met daarbij forse beperkingen. Eiser dient hiervoor beperkt te worden voor bovengemiddelde schouderbelasting. Ook ervaart eiser rugklachten. Dit blijkt volgens de verzekeringsarts ook uit de anamnese en het lichamelijk onderzoek. Daarnaast is sprake van psychische klachten bij eiser, hiervoor is hij gediagnostiseerd met PTSS en depressie. In de FML heeft de verzekeringsarts (onder andere) beperkingen opgenomen voor sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en dynamische handelingen.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 5 augustus 2021 gemotiveerd dat het door de verzekeringsarts opgestelde belastbaarheidspatroon de medische beperkingen van eiser goed weergeeft. Er zijn volgens haar passende en voldoende beperkingen aangenomen voor de fysieke en psychische belastbaarheid. Zij licht toe dat de verzekeringsarts na lichamelijk onderzoek bij eiser, beperkingen in de FML heeft aangenomen voor de rug- en schouderklachten. Ook de psychische klachten van eiser worden voldoende ondervangen in de FML. Verdergaande beperkingen zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde.
15. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat de verzekeringsarts in zijn FML bij beoordelingspunt 4.21.1 (specifieke overige beperkingen) een toelichting heeft geplaatst die niet conform CBBS systematiek is. Zij heeft daarom de FML aangepast en een beperking toegevoegd voor trappenlopen en voor klimmen. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de toelichting bij de beoordelingspunten tillen en dragen aangepast.
16. Eiser voert aan dat het UWV te weinig beperkingen heeft aangenomen. Eiser heeft geen medische stukken ingebracht om dit te onderbouwen. Voorafgaand aan de zitting heeft eiser nog aanvullende informatie toegestuurd namelijk een ondersteuningsverslag van de gemeente Rotterdam van 10 mei 2021 en een leveringsplan van Signum van 24 mei 2021. Op de zitting is toegelicht dat deze informatie is verstrekt ter onderbouwing van het standpunt dat de klachten van eiser erger zijn geworden. Volgens eiser is hij al bijna een jaar onder begeleiding bij de gemeente en uit de toegestuurde informatie blijkt volgens hem dat hij met zijn klachten niet meer zelfredzaam is.
17. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. De door eiser ingebrachte informatie is niet medisch en brengt de rechtbank ook niet aan het twijfelen over de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De arbeidskundige beoordeling
19. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om zijn geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 16 december 2020 met de middelste van deze functies 100% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als parkeerwachter, zodat eiser voor 0% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.