ECLI:NL:RBROT:2022:3329

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
21/3039
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiser door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die een WIA-uitkering aanvroeg, en het UWV. Eiser was het niet eens met de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid op 46,46% en stelde dat zijn medische situatie onvoldoende was onderkend. Het UWV had eerder, op 7 oktober 2020, een uitkering toegekend op basis van een beoordeling door een arts en een arbeidsdeskundige. Eiser voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische klachten. De rechtbank heeft de argumenten van eiser zorgvuldig overwogen en geconcludeerd dat het UWV terecht had beslist dat eiser voor 46,46% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Eiser's verzoek om een deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat de rechtbank geen reden had om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en dat de gemaakte proceskosten niet vergoed werden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/3039

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. S. Benali),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

(het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam 1]).

Procesverloop

Met het besluit van 7 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 46,46%.
Bij besluit van 29 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 25 april 2022. Eiser was aanwezig samen met [naam 2], waarnemer van zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiser werkte tot januari 2018 als bedrijfsleider. Het UWV heeft eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiser zich op 10 september 2018 bij het UWV ziekgemeld, waarna eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 7 september 2020. [1] Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 53,54% kan verdienen van zijn laatst verdiende loon in de functie van bedrijfsleider. Daarom krijgt eiser per 7 september 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens hem zijn de beperkingen juist vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Hij heeft geen arbeidsvermogen en hij heeft meer verregaande klachten dan door het UWV wordt erkend. Er is onvoldoende rekening gehouden met de ernst van zijn medische klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen.
6. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser zou hoger moeten zijn. Hij stelt dat hij in het geheel niet in staat is om te werken en verwacht ook geen verbetering van zijn belastbaarheid.
7. Het UWV is volgens eiser onzorgvuldig tot het bestreden besluit gekomen, omdat er geen gehele controle heeft plaatsgevonden. Tijdens de medische keuring is alleen zijn arm gecontroleerd. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige zijn oordeel gebaseerd op het onderzoek van de verzekeringsarts. Gelet op de bij eiser spelende problematiek is dit onvoldoende om tot een zorgvuldig voorbereide beslissing te komen. De door eiser overgelegde medische informatie in bezwaar gaf voldoende aanleiding om het standpunt van de verzekeringsarts te wijzigen.
8. Eiser acht zich ook niet in staat de geduide functies uit te voeren. Deze zijn te belastend. Ook heeft het UWV onvoldoende gemotiveerd dat eiser geschikt is voor de geduide functies. Bij het bestreden besluit heeft het UWV geen FML en geen lijst van geschikt bevonden functies overgelegd. Het UWV heeft hierdoor ten onrechte het bestreden besluit genomen, omdat geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden.
9. Eiser beroept zich op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juni 2017 en verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen. [2] Volgens eiser is onvoldoende inzichtelijk en overtuigend beargumenteerd waarom de gestelde diagnosen niet kunnen leiden tot het aannemen van meer beperkingen. Er zijn voldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de beschouwing van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

Waarover het gaat in deze zaak

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 46,46% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op
7 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 7 september 2020 voor 46,46% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
12. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
13. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Ook heeft zij eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. In haar rapportage van 6 augustus 2020 heeft zij aangegeven dat zij medische informatie van specialisten bij de huisarts gaat opvragen en dat de beoordeling na ontvangst hiervan wordt voortgezet. In haar aanvullende rapportage van 30 september 2020 heeft zij beschreven dat aanvullende medische informatie is ontvangen en is meegenomen in haar beoordeling.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 22 april 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd, eiser gesproken op de hoorzitting en een aanvullend medisch onderzoek verricht. In de bezwaarprocedure heeft eiser aanvullende medische informatie overlegd. Dit betreft informatie van de internist, pijncentrum DC-klinieken, oogarts, MDL-arts en de poli neurologie/neurochirurg. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze informatie bij haar beoordeling betrokken. Zij heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
15. Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat deze niet op relevante wijze verschilt van de al aanwezige informatie van 2019 en 2020. Er zijn met name geen aanwijzingen voor toename van de medische aandoeningen.
16. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het onderzoek door de (verzekerings)artsen van het UWV onvolledig was. Volgens eiser heeft er geen algehele controle plaatsgevonden. Op de zitting heeft hij op dit punt nog toegelicht dat het onderzoek door de
(verzekerings) artsen van het UWV heel summier was. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om het medisch onderzoek niet zorgvuldig te achten. In beginsel behoort het tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld, waaronder de beschikbare informatie van de behandelaren, en vast te stellen tot welke beperkingen dit leidt bij eiser.
17. Op de zitting heeft eiser nog gesteld dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,46% al vaststond voordat eiser door een (verzekerings)arts is onderzocht. Volgens eiser is hij namelijk al voorafgaand aan de keuring telefonisch ingelicht over het arbeidsongeschiktheidspercentage. De gemachtigde van het UWV heeft op de zitting toegelicht dat dit niet de gang van zaken is. Zij heeft tijdens de zitting de telefoonnotities in het dossier van eiser bekeken. Op 6 oktober 2020 is er telefonisch contact met eiser geweest waarin aan eiser is verteld dat er een toekenning komt en in dit gesprek is ook de hoogte van het voorschot genoemd. Dat was na het onderzoek door de arts op 31 juli 2020 en ook na het onderzoek door de arbeidsdeskundige op 5 oktober 2020. Op zitting heeft eiser bevestigt dat dit klopt. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser al vaststond voordat hij door een (verzekerings)arts is gezien en dat het bestreden besluit (ook) om die reden onzorgvuldig tot stand is gekomen.
18. De (verzekerings)artsen hebben eiser gezien en onderzocht. Zij hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat zij het eens is met de door de arts aangenomen beperkingen, en dus met de FML. Er was dan ook geen aanleiding een nieuwe FML op te stellen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
19. Ook het onderzoek door de arbeidsdeskundige vindt de rechtbank zorgvuldig. De omstandigheid dat hij zijn oordeel heeft gebaseerd op het onderzoek van de arts, is de systematiek van de WIA-beoordeling en maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. De arbeidsdeskundige heeft ook een lijst met geschikte functies gevoegd bij zijn rapport.
De medische beoordeling
20. De arts heeft aangenomen dat sprake is van 3 chronische aandoeningen:
1. Meervoudig slokdarmprobleem, 2. complicaties bij en van suikerziekte en 3. uitstralende zenuwpijn vanuit halswervelkolom. Omdat niet zeker was of de aard en ernst van de zenuwprikkeling vanuit de halswervelkolom, de suikerziekte en het slokdarmprobleem gewijzigd waren in het laatste jaar werd medische informatie ingewonnen bij de behandelend sector. Volgens de arts zijn er benutbare mogelijkheden met enkele beperkingen ten aanzien van de normaal waarden in de FML. Zij acht eiser beperkt ten aanzien van frequent reiken, boven schouderhoogte werken, tillen, dragen en duwen of trekken. Deze klachten aan de linkerarm zijn plausibel en recent geobjectiveerd door de neuroloog. Uit preventief oogpunt heeft de arts ook beperkingen aangenomen ten aanzien van persoonlijk risico, beroepsmatig vervoer, overwerk en nachtelijk werk. De vermoeidheid en rustbehoefte van eiser hangen niet noodzakelijkerwijs samen met een medische noodzaak daartoe en hiervoor zijn geen beperkingen aangenomen.
21. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 22 april 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Er is geen sprake van medische volledige arbeidsongeschiktheid volgens het Schattingsbesluit, omdat eiser niet aan de voorwaarden voldoet. Daarom is een FML opgesteld met de medisch objectiveerbare beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert dat zij de medische beperkingen in de FML van 1 oktober 2020 passend vindt. Van een IVA-uitkering kan geen sprake zijn omdat er geen sprake is van 80-100% arbeidsongeschiktheid. De duurzaamheid van de beperkingen heeft alleen bij 80-100% arbeidsongeschiktheid invloed op de soort uitkering.
22. Eiser meent dat het UWV ten onrechte te weinig beperkingen heeft aangenomen. Hij acht zichzelf in geheel niet in staat om te werken. Hij heeft klachten van slokdarmachalasie, nekhernia, hoge bloedsuiker, oogontsteking, visuele beperkingen en tintelingen in linker arm. Hij heeft dit onderbouwd met medische informatie van de behandelend sector.
23. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Zij heeft toegelicht dat deze niet op relevante wijze verschilt van de al aanwezige informatie van 2019 en 2020. Er zijn met name geen aanwijzingen voor toename van de medische aandoeningen. De rechtbank ziet geen aanleiding haar niet te volgen.
24. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op
7 september 2020.
25. Eiser vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen omdat er twijfel is over de medische beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende onderbouwd waarom de medische stukken die eiser heeft toegestuurd niet tot meer of andere beperkingen zou moeten leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
26. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om zijn geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
27. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser op 7 september 2020 met de middelste van de geduide functies 53,54% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als bedrijfsleider, zodat eiser voor de overige 46,46% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft de WIA-uitkering van eiser per 7 september 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 46,46%.

De conclusie van de rechtbank

28. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel van de arts is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts
2.ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, Korošec en ECLI:NL:CRVB:2017:2226