ECLI:NL:RBROT:2022:3326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
21/3445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering te verstrekken. Eiseres, die als administratief medewerker werkte, had zich op 5 november 2018 ziekgemeld vanwege depressieve klachten. Het UWV had op 6 januari 2021 besloten om haar aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen, omdat haar arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 35% was vastgesteld. Dit besluit werd in een later stadium door het UWV bevestigd na een bezwaarprocedure.

De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld aan de hand van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiseres voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar persoonlijke situatie. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV op zorgvuldige wijze tot zijn besluit was gekomen. De verzekeringsarts had de medische informatie van eiseres bestudeerd en had haar ook zelf onderzocht. De rechtbank concludeerde dat de rapporten aan de vereisten voldeden en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een hogere mate van arbeidsongeschiktheid dan vastgesteld.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het UWV terecht had besloten dat eiseres per 2 november 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat haar beroep ongegrond werd verklaard. Eiseres kreeg geen gelijk en de rechtbank wees de verzoeken om vergoeding van proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/3445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. S. Şeker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. W. Smith).

Procesverloop

Met het besluit van 6 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering geweigerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35%, namelijk 33,11% is.
Met het besluit van 27 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 25 april 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiseres werkte als administratief medewerker bij Akkabi voor gemiddeld 38,88 uur per week. Zij heeft zich op 5 november 2018 wegens depressieve klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 2 november 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 66,89% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat onder andere onvoldoende rekening is gehouden met haar persoonlijke situatie. Ook is eiseres van mening dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een lichamelijk onderzoek had moeten verrichten, omdat er wel sprake was van fysieke klachten op 2 november 2020. Tevens heeft het UWV geen evenredige belangenafweging laten plaatsvinden in het kader van de besluitvorming. Ook stelt eiseres dat er sprake is van een gebrekkige motivering. Eiseres acht zich niet in staat om te werken. Dit maakt dat eiseres stelt dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Eiseres vraagt de rechtbank de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres verzoekt de rechtbank om een externe deskundige te benoemen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 2 november 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 2 november 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en een psychisch onderzoek verricht. De arts heeft informatie opgevraagd bij de behandelaar van eiseres van het Erasmus MC ter aanvulling van het dossier. Daarnaast heeft eiseres tijdens het spreekuur de volgende informatie overgelegd: het huisartsenjournaal van de afgelopen twee jaar en de medicatielijst. De arts beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 25 mei 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Er werd tijdens de bezwaarprocedure aanvullende informatie verkregen van de behandelend sector. Het betreft een brief van de psychiater van het Erasmus MC van 3 maart 2021, een huisartsenjournaal van 2 april 2021 en een huisartsenjournaal van 14 januari 2021 tot en met 14 mei 2021. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres gezien en gesproken op een hoorzitting via videobellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
10. In het rapport van 28 februari 2022 heeft de verzekeringsarts nader toegelicht waarom is afgezien van een lichamelijk onderzoek. Hij benoemt dat in de primaire fase geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, omdat eiseres aangaf op dat moment geen lichamelijke klachten te hebben. In de medische informatie komen ook geen aanwijzingen naar voren dat er op 2 november 2020 relevante fysieke klachten of aandoeningen aan de orde waren, bijvoorbeeld aan de rug. Een lichamelijk onderzoek in mei 2021 zou geen informatie hebben gegeven over de aanwezigheid van eventuele fysieke beperkingen in november 2020. Hiervoor is afgegaan op de informatie van de huisarts.
11. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is en dat wel sprake was van lichamelijke klachten op 2 november 2020, waardoor de verzekeringsarts bezwaar en beroep een lichamelijk onderzoek had moeten verrichten.
12. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek in bezwaar zorgvuldig is verricht. Zij zal dat hierna uitleggen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Tijdens het onderzoek in de primaire fase heeft eiseres niet aangegeven fysieke klachten te ervaren. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd wat maakt dat uit de medische informatie van onder andere de fysiotherapeut niet kan worden afgeleid dat eiseres op 2 november 2020 ook al fysieke klachten had. In beginsel behoort het tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld, waaronder de beschikbare informatie van de behandelaars, en vast te stellen tot welke beperkingen dit leidt bij eiseres. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat de enkele omstandigheid dat lichamelijk onderzoek achterwege is gebleven niet betekent dat reeds om die reden de besluitvorming onzorgvuldig moet worden geacht. [2] Dat is in dit geval niet anders. Hierbij is van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres op de hoorzitting heeft gesproken en over haar klachten heeft bevraagd en verder beschikte over een grote hoeveelheid aan medische informatie. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
13. De arts gaat uit van de diagnose depressieve episode: postnatale depressie en posttraumatische stress stoornis met paniekaanvallen. Eiseres ervaart belemmeringen ten aanzien van het geheugen/concentratie, omgevingsprikkels, conflicten en de energetische belastbaarheid. De arts stelt dat de geclaimde belemmeringen op consistente wijze worden gebracht, passend zijn in het dagverhaal en bij de gestelde diagnose. De belemmeringen worden dan ook als medisch plausibel beoordeeld. Met betrekking tot benutbare mogelijkheden ten aanzien van arbeid en de duurbelastbaarheid in arbeid rapporteert de arts als volgt. Er zijn benutbare mogelijkheden ten aanzien van arbeid, nu eiseres niet voldoet aan één van de criteria van het Schattingsbesluit. Eiseres is niet opgenomen in een ziekenhuis of instelling, niet bedlegerig of ADL-afhankelijk, er is geen onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op micro-, meso- en macroniveau als gevolg van een ernstige psychiatrische stoornis en er is geen sprake van een terminale aandoening. De arts stelt dat er een medische indicatie is om een beperking in de duurbelastbaarheid aan te brengen. Dit wordt gedaan op basis van een stoornis in de energiehuishouding waarbij er een te groot energieverbruik is en verminderde mogelijkheden tot recuperatie. Het is waarschijnlijk dat er een groter energieverbruik is bij depressie en angstklachten, waarbij eiseres voortdurend aan het piekeren is en bang is dat haar of haar kinderen iets overkomt. Dit leidt tevens tot een slaapstoornis waardoor er een verminderde mogelijkheid tot recuperatie is. Eiseres wordt in staat geacht maximaal 6 uur per dag en 30 uur per week passende arbeid te kunnen verrichten. Ook wordt in de nacht werken en het werken in wisselende diensten afgeraden. Daarnaast is eiseres aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen/onderbrekingen, veelvuldige deadlines/productiepieken, een hoog handelingstempo en een verhoogd persoonlijk risico. Tevens zijn er beperkingen ten aanzien van omgaan met conflicten. Eiseres is aangewezen op werk waarin meestal weinig tot geen contact met patiënten/hulpbehoevenden is vereist. Ook dient het werk geen leidinggevende aspecten te bevatten. Het werk moet in een redelijk rustige omgeving worden uitgevoerd. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en werktijden.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat niet is gebleken dat de arts een onjuist beeld had van de medische problematiek op de datum in geding (2 november 2020). De arts heeft zich bij haar oordeelvorming vergewist van de medische voorgeschiedenis en heeft een gerichte anamnese afgenomen waarbij specifiek naar de lichamelijke klachten is gevraagd. De arts heeft medische informatie van de behandelaar bij haar beoordeling betrokken en heeft zich bovendien een zelfstandig beeld van de psychische presentatie gevormd. Terecht komt de arts tot de conclusie dat de grondslag voor de arbeidsbeperkingen van eiseres voornamelijk zijn gelegen in psychopathologie in de vorm van postpartum ontstane depressieve klachten en angst/trauma gerelateerde klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er in bezwaar geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die aanleiding zijn om meer dan wel ernstigere beperkingen aan te nemen. In het bijzonder ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om beperkingen in de fysieke belastbaarheid aan te nemen. Er zijn namelijk geen objectieve aanwijzingen voor fysieke pathologie die een beperking in statische of dynamische belasting aannemelijk maken. Hij benoemt dat de arts nadrukkelijk navraag heeft gedaan naar eventuele lichamelijke klachten. Deze werden niet actueel aangegeven door eiseres. Dat eiseres in bezwaar claimt deze wel te hebben en dit ook aan de arts kenbaar heeft gemaakt bevreemdt de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de informatie van de huisarts is geen notitie gemaakt van enige rug- of polsklachten omstreeks de datum in geding. Eiseres consulteerde in juni 2020 eenmalig de huisarts in verband met klachten bij een zwangerschap van 33 weken en pas later in januari 2021 waarop naar oefentherapie werd verwezen. Er zijn dus geen objectieve aanwijzingen dat in november/december 2020 sprake was van significante rug-/polsklachten dan wel hieruit voortkomende beperkingen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding voor een verdergaande urenbeperking. De arts houdt rekening met de ervaren mentale en fysieke moeheidsklachten van eiseres. Het ontbreekt verder aan een onderliggende zéér ernstige somatische- of psychiatrische aandoening (bijvoorbeeld ernstige cardiale- of pulmonale problematiek, een maligniteit of ernstig depressief/psychotisch beeld) die een sterk afgenomen energieniveau aannemelijk maakt, noch van enige behandel- of preventieve aspecten. Uit de informatie van de huisarts blijkt dat de ijzergebreksanemie slechts marginaal is (Hb 6,7 bij norm 7-10) waardoor een verdergaande energetische beperking ten opzichte van normaal niet voor de hand ligt.
16. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
17. Eiseres stelt dat sprake is van een gebrekkige motivering, dat onvoldoende rekening is gehouden met haar situatie en dat zij niet in staat is om te werken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat heeft eiseres niet met medische stukken onderbouwd. Daarnaast volgt uit de beschikbare medische informatie dat de rug- en/of polsklachten pas na de datum in geding zijn opgetreden. De informatie van de fysiotherapeut leidt evenmin tot de conclusie dat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen, omdat hier niet uit valt op te maken dat op de datum in geding al sprake was van lichamelijke beperkingen. Ook is van belang dat een fysiotherapeut geen arts is en het de uitsluitende taak van de verzekeringsarts is om de beperkingen van eiseres in kaart te brengen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het verkrijgen van andere medische stukken in de situatie van eiseres lastig is vanwege haar klachten en diagnose, is dat toch nodig om tegen het rapport van de verzekeringsarts in te kunnen gaan. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de fysieke klachten die eiseres ervaart op 2 november 2020.
18. Eiseres vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen, omdat er twijfel is over de medische beoordeling en zij vindt dat er nader onderzoek moet worden gedaan. Eiseres heeft ter onderbouwing geen medische stukken aangeleverd. Eiseres heeft voldoende gelegenheid gehad om weerwoord te bieden aan wat de artsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 16 december 2020 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (372060) Huishoudelijk medewerker (excl. particulier);
- (264122) Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk);
- (111333) Huishoudelijk medewerker.
De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 5 januari 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de heroverweging gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 mei 2021 en de FML van de arts van 16 december 2020. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 27 mei 2021 gerapporteerd dat hij de geduide functies in bezwaar heeft heroverwogen en onveranderd als passend heeft aangemerkt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft net als de arbeidsdeskundige de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn.
21. De toelichtingen van de arbeidsdeskundigen in de rapporten zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hier in beroep geen argumenten tegen aangevoerd. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
22. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiseres op 2 november 2020 met de middelste van deze functies 66,89% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als administratief medewerker, zodat eiseres voor de overige 33,11% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 2 november 2020 terecht geweigerd, omdat eiseres op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
24. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier op 4 mei 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 16 december 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1976.