ECLI:NL:RBROT:2022:3304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
10/188136-21, 10/176046-21, 10/230805-21 en 01/263299-21 (ter terechtzitting gevoegd) / TUL VV: 10/055384-21 en 10/302181-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en meerdere vernielingen met ontoerekeningsvatbaarheid

Op 13 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en meerdere vernielingen. De zaak omvatte verschillende parketnummers, waaronder 10/188136-21, 10/176046-21, 10/230805-21 en 01/263299-21. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 juli 2021 een beveiliger in het gemeentehuis van Nissewaard had mishandeld door deze in de bovenarm te bijten, wat resulteerde in een bijtwond. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het onbruikbaar maken van een betaalautomaat, meerdere computers en muren door deze te vervuilen met chocomel en poep. Ook vernielde hij op 4 juli 2021 een ruit, tuindeur en gordijn in de woning van zijn moeder en op 9 februari 2021 een ophoudlokaal op het politiebureau in Eindhoven door bloed aan de muren te smeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor het feit onder parketnummer 10/230805-21 ontoerekeningsvatbaar was, en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging voor dat feit. Voor de overige feiten werd een gevangenisstraf van 179 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die tijdens de feiten psychotisch ontregeld was. De benadeelde partijen, waaronder de beveiliger en de Nationale Politie, kregen schadevergoeding toegewezen voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/188136-21, 10/176046-21, 10/230805-21 en 01/263299-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/055384-21 en 10/302181-20
Datum uitspraak: 13 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] in [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze voor wat betreft de zaak met parketnummer 10/188136-21 op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/188136-21;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair (met partiële vrijspraak ten aanzien van het onderdeel
  • ontslag van alle rechtsvervolging van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/230805-21;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/176046-21;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01/263299-21;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 209 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 24 maart 2022 en de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen voorwaarden;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met de parketnummers 10/055384-21 en 10/302181-20.

4..Waardering van het bewijs

parketnummer 10/188136-21

4.1.
Vrijspraak feit 1 primair zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Partiële vrijspraak feit 1 subsidiair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen (een bijtwond in zijn bovenarm), niet te duiden is als zwaar lichamelijk letsel. Ook van dit onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 subsidiair
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling vrijspraak bepleit, omdat sprake was van noodweer. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen lucht kon krijgen door de nekklem waarin aangever [naam slachtoffer 1] hem had genomen. De verdachte heeft aangever [naam slachtoffer 1] vervolgens in paniek gebeten. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door het disproportionele optreden van de aangever. De verdachte had dus het recht zich te verdedigen en heeft dit op een proportionele manier gedaan.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 12 juli 2021 meerdere keren voor overlast heeft gezorgd in het gemeentehuis van de gemeente Nissewaard in Spijkenisse. Om 09:00 uur ’s ochtends komt de verdachte binnen en om 9:30 uur heeft aangever [naam slachtoffer 1] als beveiliger van het gemeentehuis de verdachte verzocht het pand te verlaten in verband met de hierna te bespreken vernielingen (feit 2). Om 11:50 uur loopt de verdachte opnieuw het gemeentehuis binnen en heeft aangever [naam slachtoffer 1] hem nogmaals verzocht het pand te verlaten. Rond 13:00 uur wil de verdachte weer naar binnen, maar heeft aangever [naam slachtoffer 1] hem niet toegelaten. Rond 13:10 uur diezelfde dag komt de verdachte opnieuw het gemeentehuis binnen, zonder gehoor te geven aan de herhaalde verzoeken van aangever [naam slachtoffer 1] om het pand te verlaten. De verdachte heeft ter zitting erkend dat hem drie keer is verzocht het pand te verlaten. Als de verdachte weigert vrijwillig het pand te verlaten en bij [naam slachtoffer 1] vandaan loopt, probeert [naam slachtoffer 1] hem tegen te houden en onder controle te krijgen.
Dit handelen van aangever [naam slachtoffer 1] in de uitvoering van zijn taak als beveiliger is niet wederrechtelijk. Het optreden van aangever [naam slachtoffer 1] is ook proportioneel, gelet op het feit dat de verdachte drie keer de toegang is ontzegd en ondanks herhaalde verzoeken weigert om het pand vrijwillig te verlaten. In die omstandigheden mag aangever [naam slachtoffer 1] de verdachte naar de grond werken. Van buitenproportioneel optreden van aangever [naam slachtoffer 1] door de manier waarop hij de verdachte omlaag duwt en geduwd houdt is niet gebleken. Uit de ter zitting getoonde camerabeelden blijkt dat de verdachte rustig op de grond ligt terwijl hij door [naam slachtoffer 1] onder controle wordt gehouden. Pas na enkele tientallen seconden besluit de verdachte te bijten. Dat de nekklem dusdanig is geweest dat de verdachte geen adem meer kan halen acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden. Van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanval waartegen de verdachte zich moet verdedigen, is dus geen sprake. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Dat de verdachte [naam slachtoffer 1] hard in zijn bovenarm heeft gebeten, blijkt uit de bewijsmiddelen en heeft verder niet ter discussie gestaan. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
4.4.
Bewijswaardering feit 2 en 3
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Niet is komen vast te staan dat de betaalautomaat door de verdachte is vernield, er liepen immers meerdere mensen langs de automaat. Ten aanzien van de computers en de muur is aangevoerd dat geen sprake is van vernieling omdat deze kunnen worden schoongemaakt. Voor wat betreft de plantenbak en het koffiezetapparaat (feit 3) stelt de verdediging dat er geen sprake is van opzet, omdat de verdachte daar tegenaan is geduwd door de beveiliger, als gevolg waarvan de bak en het apparaat beschadigd zijn.
Beoordeling
In zijn verklaring bij de rechter-commissaris heeft de verdachte het gieten van chocomel in de betaalautomaat en het smeren van poep op de computer bekend. Ter zitting heeft de verdachte deze feiten alsnog ontkend, maar de rechtbank acht de bekennende verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris betrouwbaar, ook gezien de overige bewijsmiddelen. Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte poep onder zijn schoenen had en dat zij een poeplucht rook. Aangever [naam aangever] heeft verklaard dat de initialen van de verdachte met poep op de muur geschreven stonden.
Dat goederen na een schoonmaakbeurt wellicht nog gebruikt kunnen worden, neemt niet weg dat ze tot die schoonmaakbeurt (noodzakelijk als gevolg van de vervuiling door de verdachte) onbruikbaar zijn. De verdachte zal daarom schuldig worden verklaard aan vernieling, omdat de betaalautomaat, de muren en de computers in de staat waarin de verdachte ze heeft gebracht onbruikbaar geworden waren.
Dat de verdachte door de beveiliger tegen het koffiezetapparaat zou zijn geduwd is niet aannemelijk. Getuige [naam getuige 2] verklaart expliciet dat de beveiliger de verdachte niet heeft aangeraakt en dat de verdachte de koffiebekerhouder van het koffiezetapparaat afbrak.
Bewezen is dat de verdachte op 12 juli 2021 een betaalautomaat, en meerdere computers en muren in het gemeentehuis van de gemeente Nissewaard onbruikbaar heeft gemaakt door daar in het geval van de betaalautomaat chocomel in te gieten en in het geval van de computers en de muren poep op te smeren (feit 2).
Ook bewezen is dat de verdachte op 13 juli 2021 een koffiezetapparaat in het gemeentehuis van de gemeente Nissewaard heeft beschadigd, zoals onder 3 tenlastegelegd, met uitzondering van de vernieling van de plantenbak.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat van beschadiging van de plantenbak door de verdachte onvoldoende blijkt uit de bewijsmiddelen. Weliswaar heeft de aangever [naam aangever] verklaard dat de verdachte bij het verlaten van het gemeentehuis een plantenbak heeft vernield, maar hij heeft dit niet zelf waargenomen. De verdachte zal worden vrijgesproken van de vernieling van de plantenbak wegens ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
parketnummer 10/176046-21
4.5.
Bewijswaardering
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaring van het ten laste gelegde blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is van vernieling. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een stuk glas uit de ruit heeft verwijderd en een parasolvoet tegen de tuindeur heeft aangegooid. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat door zijn handelen ook een gordijnstok kapot is gegaan. De verdediging heeft aangevoerd dat de ruit reeds stuk was. Echter, ook als dat juist is, heeft de verdachte met zijn handelen de ruit verder beschadigd. Dit betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan vernieling van de ruit, tuindeur en een gordijn in de woning van zijn moeder op 4 juli 2021.
parketnummer 10/230805-21
4.6.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De schade is veroorzaakt door het aanzetten van de sprinkler installatie, niet door het handelen van de verdachte. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, gelet op de bevindingen in de PBC-rapportage over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II blijkt dat er in cel [celnummer] van het detentiecentrum Rotterdam, waarin op dat moment alleen de verdachte verbleef, rookontwikkeling is ontstaan doordat een brandbare substantie in een koffiepot is aangestoken. Een medewerker van het detentiecentrum heeft verklaard dat de verdachte kort voor het afgaan van het brandalarm vanuit zijn cel vroeg of hij koffie zou kunnen roken. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij een beker koffie aan het opwarmen was en dat die beker ging roken.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte opzet had op het onbruikbaar maken van de inboedel van zijn cel. De verdachte zal daarom schuldig worden verklaard aan vernieling.
Het gevoerde verweer ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte zal de rechtbank hierna behandelen onder 6 (strafbaarheid van de verdachte).
parketnummer 01/263299-21
4.7.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Omdat de door de verdachte veroorzaakte schade kan worden opgeruimd en schoongemaakt, is geen sprake van vernieling.
Beoordeling
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat de bloedvlekken zijn ontstaan omdat hij uit boosheid en angst met zijn vuisten en zijn hoofd tegen de muur heeft geslagen. Verbalisanten constateren vervolgens dat twee ophoudcellen waar verdachte heeft verbleven besmeurd zijn met bloed. Dat de cellen na een noodzakelijke schoonmaakbeurt weer bruikbaar zullen zijn, neemt niet weg dat de cellen in de staat waarin verdachte ze heeft gebracht onbruikbaar zijn geweest. Hoewel aangifte is gedaan van vernieling van twee ophoudcellen, is slechts één ophoudlokaal ten laste gelegd. De verdachte zal daarom schuldig worden verklaard aan vernieling van één ophoudlokaal.
4.8.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in parketnummer 10/1881136-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het in de parketnummers 10/176046-21, 10/230805-21 en 01/263299-21 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
in de zaak met parketnummer 10/188136-21:
1
hij op 12 juli 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] (met kracht) in de rechter bovenarm te bijten;
2
hij op 12 juli 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere computers en muren en een betaalautomaat, die aan de gemeente Nissewaard toebehoorden onbruikbaar gemaakt heeft;
3
hij op 13 juli 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk en wederrechtelijk een koffiezetapparaat dat aan de gemeente Niss
ewaard toebehoorde heeft beschadigd;
in de zaak met parketnummer 10/176046-21:
hij, op 4 juli 2021 te Hellevoetsluis, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en een tuindeur en een gordijn, die aan [naam slachtoffer 2] , toebehoorden heeft vernield ;
in de zaak met parketnummer 10/230805-21:
hij op 26 juli 2021 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk de inboedel van een cel, te weten onder meer een (koffie)pot en bedlinnen, die aan het Detentiecentrum Rotterdam, gelegen aan de Portelabaan toebehoorden, onbruikbaar heeft gemaakt;
in de zaak met parketnummer 01/263299-21:
hij op 9 februari 2021 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudlokaal, dat aan de Nationale politie toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, heeft de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
in de zaak met parketnummer 10/188136-21:
1.
mishandeling
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
in de zaak met parketnummer 10/176046-21:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
in de zaak met parketnummer 10/230805-21:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
in de zaak met parketnummer 01/263299-21:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is gevorderd de verdachte in de zaak met parketnummer 10/230805-21 te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat hij als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
6.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft in de zaak met parketnummer 10/230805-21 subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat hij als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
6.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft kennisgenomen van een observatierapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 11 februari 2022. Het rapport is opgesteld door [naam GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog en [naam psychiater] , psychiater.
De psychiater en psycholoog concluderen dat er bij de verdachte sprake is (geweest) van psychotische ontregeling. Vooral in de periode rond de ten laste gelegde feiten komt vanuit meerdere bronnen naar voren dat er sprake was van verward gedrag. Zowel de reclassering, alsook de moeder van de verdachte, de politie en een baliemedewerkster van de gemeente doen hier uitspraken over. Ook vanuit het politiebureau en de Penitentiaire Inrichting komen aanwijzingen naar voren voor verward gedrag. Tijdens de observatieperiode komen (lichte) aanwijzingen naar voren voor psychotische symptomen. Desondanks valt op dat de verdachte - ondanks dat hij geen medicatie tegen een psychose gebruikt - gedurende de observatie veel minder verward lijkt te zijn dan in de periode rond het ten laste gelegde en direct hierna. Mogelijk dat de structuur van detentie ervoor zorgt dat de psychotische symptomen meer naar de achtergrond raken. Ook kan meespelen dat de verdachte momenteel geen verslavende middelen gebruikt zoals cannabis, wat hij in de periode rond het ten laste gelegde wel leek te doen.
De verdachte heeft zeer beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Het is op basis van het huidige onderzoek niet goed vast te stellen wat de onderliggende oorzaak is voor de psychotische ontregeling. Er zijn geen aanwijzingen voor andere stoornissen. De intelligentie van de verdachte kon niet goed worden onderzocht, echter klinisch gezien zijn er geen aanwijzingen voor een forensisch relevante stoornis op dit gebied. Het valt op dat de verdachte de laatste jaren regelmatig agressief, antisociaal gedrag laat zien. Het is echter goed mogelijk dat dit gedrag rechtstreeks samenhangt met de psychotische ontregeling en dus niet zozeer een direct verband houdt met de persoonlijkheid van de verdachte. Het valt op dat de agressieve gedragingen vooral optreden binnen sociale situaties waarbij de verdachte in conflict komt met anderen. Het lijkt hem te ontbreken aan adequate probleemoplossende vaardigheden.
Ten aanzien van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/230805-21, de vernieling van de inboedel van een cel in detentiecentrum Rotterdam, is het duidelijk dat de psychotische symptomen een prominente rol speelden in het gedrag van de verdachte. Gelet hierop wordt geadviseerd om de verdachte dit ten laste gelegde feit niet toe te rekenen.
6.4.
Conclusie
Omdat de conclusies van de deskundigen gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen overigens op de zitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus niet toerekeningsvatbaar geacht voor wat betreft het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/230805/21. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van dit feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij niet toerekeningsvatbaar wordt geacht. Dit leidt ertoe dat de verdachte niet strafbaar is en in die zaak zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
In de zaken met parketnummers 10/188136-21, 10/176046-21 en 01/263299-21 zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is in die zaken dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft voor overlast gezorgd op het gemeentehuis van de gemeente Nissewaard door zich hinderlijk te gedragen en herhaaldelijk niet te luisteren naar de instructies van de beveiliging. Op 12 juli 2021 heeft hij aangever [naam slachtoffer 1] , een beveiliger die hem in de uitvoering van zijn functie onder controle probeerde te brengen, gebeten in zijn bovenarm. Het slachtoffer heeft daarbij een flinke bijtwond opgelopen, met een blijvend litteken tot gevolg. De verdachte heeft met dit gedrag laten zien geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de toelichting van het slachtoffer ter zitting blijkt dat deze mishandeling nog altijd veel impact op hem heeft.
Ook heeft de verdachte op 12 juli 2021 een betaalautomaat, computers en muren in het gemeentehuis van de gemeente Nissewaard onbruikbaar gemaakt door daar chocomel in te gieten of poep aan te smeren. De dag erna, 13 juli 2021, heeft de verdachte een koffiezetapparaat in het gemeentehuis beschadigd. Op 4 juli 2021 heeft de verdachte een ruit, tuindeur en gordijn in de woning van zijn moeder vernield. Op 9 februari 2021 heeft hij een ophoudlokaal op het politiebureau in Eindhoven onbruikbaar gemaakt door bloed aan de muren te smeren. Hiermee heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor andermans spullen. Dit alles wordt de verdachte aangerekend.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor min of meer soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
In het PBC-rapport van voornoemde deskundigen van 11 februari 2022 staat – naast de hiervoor in hoofdstuk 6 reeds weergegeven conclusies – onder meer het volgende.
Ten aanzien van de vernielingen en mishandeling van een beveiliger op het gemeentehuis van Spijkenisse op 12 juli 2021 en 13 juli 2021, komen sterke aanwijzingen naar voren dat de verdachte ten tijde van deze feiten psychotisch ontregeld was. Samenvattend wordt geadviseerd om de verdachte deze feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Reclassering Nederland, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 maart 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
Op 7 januari 2022 werd de verdachte geschorst met bijzondere voorwaarden onder toezicht van de reclassering. De verdachte lijkt tijdens deze schorsingsperiode te willen bewijzen dat hij in staat is om een maatschappelijk verantwoord bestaan op te bouwen en zijn praktische zaken zelf te regelen, waarin hij vooralsnog lijkt te slagen. Hij heeft in korte tijd werk en inkomsten weten te regelen. Hij verblijft zonder problemen bij zijn moeder en heeft een intensief vriendschappelijk contact opgepakt met een voormalig klasgenoot. Hij houdt zich goed aan de meldplichtafspraken met de toezichthouder. Bij het Veiligheidshuis zijn (vooralsnog) geen zorgelijke signalen binnengekomen. Desondanks blijven de zorgen bestaan voor een psychotische ontregeling, zolang de verdachte hieromtrent geen problematiek erkent en niet open staat voor nader onderzoek en behandeling. Het risico op herhaling is groot, als er niets verandert in de situatie van de verdachte. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een meldplicht, opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling en een verplichting om mee te werken aan middelencontrole.
Ook ter zitting heeft de verdachte benadrukt dat het sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis erg goed met hem gaat en dat er wat hem betreft geen reden voor behandeling is. Volgens de verdachte is geen sprake van psychische problematiek, maar werd zijn gedrag ingegeven door het ontbreken van huisvesting en inkomen. Nu daarin is voorzien, zou een opname hem meer hinderen dan helpen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de bevindingen van de psychiater en psycholoog is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde vernielingen en mishandeling in de zaak met parketnummer 10/188136-21 de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast is in aanmerking genomen dat de verdachte ten aanzien van een deel van de feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de verdachte baat zou kunnen hebben bij verdere behandeling en reclasseringstoezicht, ziet de rechtbank daar geen ruimte voor gezien de duur van de voorlopige hechtenis en de feiten die uiteindelijk bewezen zijn verklaard. De verdachte zal een gevangenisstraf worden opgelegd gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Met deze straf wordt de verdachte de kans geboden om de positieve lijn die hij heeft ingezet tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis door te zetten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in de zaak met parketnummer 10/188136-21 in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 552,08 aan materiële schade (verlies aan inkomen over de maanden juli, augustus en september 2021) en een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering en subsidiair de vergoeding bij toewijzing op een lager bedrag vast te stellen. Niet is gebleken dat de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] als gevolg van de bijtwond niet meer kan werken.
In verband met de ontoereikende draagkracht van de verdachte heeft de verdediging verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door het in de zaak met parketnummer 10/188136-21 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding heeft betrekking op de minder gewerkte uren in de maanden volgend op het incident op 12 juli 2021 en is onderbouwd met loonstroken van de betreffende maanden. Omdat het bedrag de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Ook is voldoende komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het in de zaak met parketnummer 10/188136-21 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal, gelet op de aard van het letsel, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen.
De toe te wijzen vergoeding van in totaal € 1.552,08, zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 juli 2021. Ook zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden opgelegd.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Benadeelde partij Nationale Politie
Als benadeelde partij heeft zich in de zaak met parketnummer 01/263299-21 in het geding gevoegd de Nationale Politie, regio Oost-Brabant. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 130,56 aan materiële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. In verband met de ontoereikende draagkracht van de verdachte heeft de verdediging verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het in de zaak met parketnummer 01/263299-21 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het gevorderde bedrag heeft blijkens de onderbouwing betrekking op de schoonmaakkosten van
tweecellen, terwijl er slechts
ééncel ten laste is gelegd. Omdat de gevorderde schadevergoeding de rechtbank overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen, zij het voor de helft. Voor het meerdere wordt de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De toe te wijzen vergoeding van in totaal € 65,28, zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 februari 2021. Ook zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9..Vorderingen tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 1 december 2020 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van winkeldiefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 7 dagen, waarvan een gedeelte groot 5 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 15 december 2020.
Bij vonnis van 1 maart 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van het overtreden van een gebiedsverbod veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 7 dagen, waarvan een gedeelte groot 3 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 15 maart 2021.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van de zojuist genoemde vonnissen van de politierechter en voor het einde van de bijbehorende proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan beide vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Dat strookt echter niet met de aan verdachte geboden kans om de door hem tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis gezette stappen een vervolg te geven. Gelet daarop zullen de vorderingen worden afgewezen.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 63, 300 en 350 Sr.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/188136-21 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/188136-21, het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/230805-21, het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/176046-21 en het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 01/263299-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 10/230805-21 niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de verdachte voor het overige bewezenverklaarde strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 10/230805-21 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 179 dagen,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.552,08 (zegge: vijftienhonderdtweeënvijftig euro en acht cent), bestaande uit € 552,08 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 1.552,08 (zegge: vijftienhonderdtweeënvijftig euro en acht cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt dat bij het uitblijven van (volledige) betaling
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
25 (vijfentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij de Nationale Politie Regio Oost-Brabant, te betalen een bedrag van
€ 65,28 (zegge: vijfenzestig euro en achtentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart benadeelde partij Nationale Politie Regio Oost-Brabant niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door benadeelde partij de Nationale Politie Regio Oost-Brabant gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de Nationale Politie Regio Oost-Brabant te betalen
€ 65,28 (zegge: vijfenzestig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt dat bij het uitblijven van (volledige) betaling
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
1 (één) dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de bij vonnissen van 1 december 2020 en
1 maart 2021 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 10/188136-21, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 10-188136-21:
1
hij
op of omstreeks 12 juli 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer 1]
(met kracht) in de rechter bovenarm heeft gebeten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 12 juli 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] (met kracht) in de rechter
bovenarm te bijten,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een bijtwond ten gevolge heeft
gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij
op of omstreeks 12 juli 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere computer(s) en/of mu(u)r(en) en/of een betaalautomaat, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de gemeente Nissewaard, in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij
op of omstreeks 13 juli 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een betaalautomaat en/of een koffiezetapparaat
en/of een plantenbak, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de
gemeente Nisswaard, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
in de zaak met parketnummer 10-176046-21:
hij, op of omstreeks 4 juli 2021 te Hellevoetsluis,
opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit(en) en/of een tuindeur en/of een gordijn, in
elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
in de zaak met parketnummer 10-230805-21:
hij op of omstreeks 26 juli 2021 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk cel, en/of de inboedel van een cel, te weten onder
meer een (koffie)pot en/of bedlinnen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan het Detentiecentrum Rotterdam, gelegen aan de Portelabaan, in elk geval
aan een ander toebehoorde(n),
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
in de zaak met parketnummer 01-263299-21:
hij op of omstreeks 9 februari 2021 te Eindhoven
opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudlokaal, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan de Nationale politie, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )