ECLI:NL:RBROT:2022:3303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
10/003688-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot heroïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had zijn woning ter beschikking gesteld als versnijdingspand, waar aanzienlijke hoeveelheden heroïne en versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar de subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen verklaard. De verdachte heeft bekend dat hij medeplichtig was aan het bewerken en verwerken van heroïne en het voorbereiden van voorbereidingshandelingen voor de drugshandel. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering. De verdachte heeft geen strafblad voor soortgelijke feiten en ontvangt hulpverlening vanuit de Nico Adriaan Stichting en Indigo. De rechtbank heeft het beroep op overmacht van de verdediging verworpen, omdat de verdachte niet kon aantonen dat hij geen weerstand kon bieden aan de druk om zijn woning ter beschikking te stellen voor de drugshandel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de jongste rechter buiten staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RechtbankROTTERDAM
Team 1
Parketnummer: 10/003688-22
Datum uitspraak: 29 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Advocaat van de verdachte: mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: mr. E. Loppé
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 15 april 2022.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdenking komt er op neer dat de verdachte onder feit 1 primair wordt beschuldigd dat hij samen met anderen heroïne heeft bewerkt, verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad en subsidiair dat hij medeplichtig is aan het bewerken, verwerken, in elk geval aanwezig hebben van heroïne. Onder feit 2 wordt de verdachte primair beschuldigd dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het bewerken van deze middelen en subsidiair dat hij medeplichtig is aan het verrichten van voorbereidingshandelingen. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde en acht de subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen. De bewezenverklaring, de bewijsmotivering en een opgave van de bewijsmiddelen worden in hoofdstuk 2 van dit vonnis besproken.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 3 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte, met daarbij de verwerping van het namens de verdachte gedane beroep op overmacht, besproken.
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Hoofdstuk 4 van dit vonnis vermeldt alle onderdelen van de straf en de motivering daarvan.
Hoofdstuk 5 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 22.165,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
subsidiair
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] op of omstreeks 04 januari 2022 te Rotterdam, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad ongeveer 22.165,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 04 januari 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of voornoemde [naam medeverdachte 2] en/of voornoemde [naam medeverdachte 3] zijn, verdachtes, woning gelegen op/aan de [adres verdachte] ter beschikking te stellen voor het telen en/of het bereiden en/of het bewerken en/of het verwerken en/of het opslaan/bewaren van een (grote) hoeveelheid heroïne.
Feit 2
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid heroïne, in elk geval een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten,
  • ongeveer 29.706,3 gram paracetamol en/of
  • ongeveer 1.051 gram boorzuur en/of
  • ongeveer 573,7 gram fenacetine en/of
  • ongeveer 329,7 gram cafeïne en/of
  • een jerrycan met daarin 5 liter aceton en/of
  • meerdere, althans een, (drugs)pers(en) en/of meerdere, althans een, bijbehorende stempel(s) en/of logo('s)/etiket(ten) en/of
  • een vacuümmachine en/of meerdere, althans een, sealbag(s) en/of
  • meerdere, althans een, weegscha(a)l(en), teil(en), zeven/zeef, vermaler(s), vergruizer(s), handschoen(en) en/of mondmasker(s) en/of
  • een geldbedrag ter hoogte van € 30.000,-,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
subsidiair
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] op of omstreeks 04 januari 2022 te Rotterdam, met elkaar, althans één van hen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen, te
weten,
  • ongeveer 29.706,3 gram paracetamol en/of
  • ongeveer 1.051 gram boorzuur en/of
  • ongeveer 573,7 gram fenacetine en/of
  • ongeveer 329,7 gram cafeïne en/of
  • een jerrycan met daarin 5 liter aceton en/of
  • meerdere, althans een, (drugs)pers(en) en/of meerdere, althans een, bijbehorende
stempel(s) en/of logo('s)/etiket(ten) en/of
een vacuümmachine en/of meerdere, althans een, sealbag(s) en/of
  • meerdere, althans een, weegscha(a)l(en), teil(en), zeven/zeef, vermaler(s), vergruizer(s), handschoen(en) en/of mondmasker(s) en/of
  • een geldbedrag ter hoogte van € 30.000,-,
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of voornoemde [naam medeverdachte 2] en/of voornoemde [naam medeverdachte 3] , wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 04 januari 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of voornoemde [naam medeverdachte 2] en/of voornoemde [naam medeverdachte 3] zijn, verdachtes, woning gelegen op/aan de [adres verdachte] ter beschikking te stellen voor het opslaan/bewaren van voornoemde voorwerpen, stoffen en/of gelden, welke voorwerpen, stoffen en/of gelden bestemd zijn voor het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid heroïne.

2..De beslissingen over het bewijs

Feiten 1 en 2
Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 en 2 primair ten laste gelegde - te weten het door de verdachte in vereniging met anderen bewerken, verwerken en/of aanwezig hebben van heroïne en het door de verdachte in vereniging verrichten van voorbereidingshandelingen voor het bewerken van deze middelen - niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Subsidiair
Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan op de volgende manier:
Feit 1:
[naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] op 4 januari 2022 te Rotterdam, met elkaar, opzettelijk hebben bewerkt en verwerkt, ongeveer 22.165,7 gram heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 4 januari 2022 te Rotterdam opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan voornoemde [naam medeverdachte 2] en voornoemde [naam medeverdachte 3] zijn, verdachtes, woning gelegen aan de [adres verdachte] ter beschikking te stellen voor het bewerken en het verwerken van een (grote) hoeveelheid heroïne.
Feit 2:
[naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] op 4 januari 2022 te Rotterdam, met elkaar, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken van een hoeveelheid heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden,
  • ongeveer 29.706,3 gram paracetamol en
  • ongeveer 1.051 gram boorzuur en
  • ongeveer 573,7 gram fenacetine en
  • ongeveer 329,7 gram cafeïne en
  • een jerrycan met daarin 5 liter aceton en
  • meerdere drugspersen en meerdere bijbehorende stempels en log’'s/etiketten en
  • een vacuümmachine en meerderesealbags en
  • meerdere weegschalen, teilen, zeven, vergruizers, handschoenen en mondmaskers
voorhanden hebben gehad, waarvan voornoemde [naam medeverdachte 2] en voornoemde [naam medeverdachte 3] , wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 januari 2022 te Rotterdam opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan voornoemde [naam medeverdachte 2] en voornoemde [naam medeverdachte 3] zijn, verdachtes, woning gelegen aan de [adres verdachte] ter beschikking te stellen voor het opslaan van voornoemde voorwerpen, stoffen en welke voorwerpen, stoffen en gelden bestemd zijn voor het bewerken, verwerken van een (grote) hoeveelheid heroïne.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
Bewijsmiddelen
De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 15 april 2022.
Het onderzoek van de politie, proces-verbaal van bevindingen aantreffen versnijdingspand [1] .
3. Het onderzoek van de politie, proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning [adres verdachte] , met bijhorende bijlagen [2] .
4. Het onderzoek van de politie, proces-verbaal onderzoek verdovende middelen deel 1 [3] .
5. Het onderzoek van de politie, proces-verbaal onderzoek verdovende middelen deel 2 [4] .
6. De rapporten van het Nederland Forensisch Instituut van 25 januari 2022 en 26 januari 2022 [5] .

3..De verboden gedraging en de strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
Medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid.
Feit 2:
Medeplichtigheid aan om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen anderen gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt verdediging
De verdachte komt een beroep op overmacht toe zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging voert aan dat de verdachte geen andere mogelijkheid zag dan te handelen zoals hij heeft gedaan. De onmogelijkheid voor de verdachte om zijn woning weer op te eisen, volgt uit zijn jarenlange drugsverslaving van vroeger, zijn autisme en zijn dwangmatige ontwijkingsgedrag. Van de verdachte kon dientengevolge niet worden gevergd dat hij weerstand bood aan de medeverdachten in zijn woning.
Beoordeling
Een beroep op overmacht kan alleen dan slagen wanneer sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden.
Van zodanige drang was geen sprake. Aannemelijk is geworden dat de verdachte - die al tientallen jaren verslaafd is aan hard drugs en die vanwege zijn autisme problemen liever uit de weg gaat - kwetsbaar is. Dat brengt echter niet mee dat hij geen nee kon zeggen tegen het gebruik van zijn woning voor het versnijden van heroïne. Volgens de rechtbank had hij dat kunnen - dus moeten - doen. De verleiding van gratis drugs verontschuldigt hem niet, al was het maar omdat de verdachte methadon op recept kreeg en dus niet van die drugs afhankelijk was.
Conclusie
Het beroep op overmacht wordt verworpen. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.

4. Motivering van de straf

Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn woning ter beschikking gesteld als zogenoemd versnijdingspand. In de woning van de verdachte zijn aanmerkelijke hoeveelheden heroïne en versnijdingsmiddelen, alsmede attributen voor het bewerken en verwerken daarvan aangetroffen.
Het op de markt brengen van drugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Daarnaast wordt met de handel in heroïne veel geld verdiend en deze handel gaat gepaard met vele vormen van (verwervings)criminaliteit. Ter bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale drugshandel wordt het aanwezig hebben en het bewerken van heroïne streng bestraft.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 maart 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De reclassering over de verdachte
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 maart
2022. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden
op te leggen. Er is sprake van hulpverlening op vrijwillige basis vanuit de Nico Adriaan Stichting en Indigo. Deze hulpverlenging sluit goed aan bij de behoeften van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Ook hebben de begeleiders van de Nico Adriaan Stichting op de zitting toegelicht hoe de verdachte begeleid en ondersteund wordt. Mede hierop gelet heeft de rechtbank vertrouwen dat de verdachte ook buiten een justitieel kader passende begeleiding zal ontvangen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor de door haar bewezen geachte feiten een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar geëist.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de officier van justitie niet te volgen in haar eis om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, langer dan dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Dit laatste gelet op het persoonlijke belang van de verdachte bij het aldus mogelijk kunnen behouden van zijn woning
Beoordeling
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank aan de verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. De rol die de verdachte had bij het ondoordacht ter beschikking stellen van zijn woning aan anderen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven aanleiding om de strafmaat ten opzichte van de eis aanzienlijk te matigen.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 11 van de Opiumwet.

5..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals dit in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 29 april 2022.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal 1] , onderzoek RT3RO RIVER, dossierpagina 2 t/m 4.
2.Proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal 2] , onderzoek RT3RO RIVER, dossierpagina 5 t/m 51
3.Proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal 3] , onderzoek RT3RO RIVER, dossierpagina 76 t/m 84
4.Proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal 4] , onderzoek RT3RO RIVER, dossierpagina 92 t/m 95
5.Deskundigenverslag van het Nederland Forensisch Instituut van 25 januari en 26 januari 2022, nummer [registratienummer] (aanvraag 007), (aanvraag 006), (aanvraag 005), (aanvraag 004), (aanvraag 003), (aanvraag 002), (aanvraag 001), opgemaakt door ing. [naam persoon 1] respectievelijk ing. [naam persoon 2] .