ECLI:NL:RBROT:2022:33

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
9328287 CV EXPL 21-2986
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde woning in verband met huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en de Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van een onderbewindgestelde. De procedure betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van de gehuurde woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand van de onderbewindgestelde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met oktober 2021 € 3.371,73 bedraagt, wat overeenkomt met meer dan 6,5 maand huur. Ondanks de inspanningen van de bewindvoerder om een stabiele financiële situatie te creëren, heeft de onderbewindgestelde niet adequaat gereageerd op de betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen van de onderbewindgestelde zodanig ernstig zijn dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de vordering van Woonbron tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming toegewezen, met de mogelijkheid voor de onderbewindgestelde om een betalingsregeling te treffen. Tevens is de onderbewindgestelde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9328287 CV EXPL 21-21-2986
uitspraak: 6 januari 2022

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Th. J. Wouters, gerechtsdeurwaarder,
tegen:
de stichting
stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van:
[naam onderbewindgestelde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M.F. Honders.
Partijen worden hierna aangeduid als Woonbron en stichting CAV.
De onderbewindgestelde wordt hierna [naam onderbewindgestelde] genoemd.

Verloop van de procedure

De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
het tussenvonnis van 4 november 2021;
het exploot van 9 november 2021;
de akte van stichting CAV;
de antwoordakte van Woonbron.

De verdere beoordeling van het geschil

1. Bij exploot van 9 november 2021 is stichting CAV opgeroepen om in het geding te verschijnen teneinde de procedure verder te voeren.
2. Stichting CAV heeft vervolgens een akte ingediend waaruit kan worden afgeleid dat zij de procedure heeft overgenomen. Zij heeft aangevoerd dat de huurachterstand onder andere is ontstaan in een periode waarin [naam onderbewindgestelde] budgetbeheer had. Toen het budgetbeheer is geëindigd, heeft [naam onderbewindgestelde] getracht beschermingsbewind aan te vragen, maar dat is niet gelukt. Zij is niet altijd adequaat geholpen door hulpverlenende instanties. Nu er inmiddels een bewind is uitgesproken, kan er worden gewerkt aan een stabiele financiële situatie. De afgelopen drie maanden is de huur rechtstreeks door de gemeente overgemaakt naar Woonbron. Er is nu zekerheid voor betaling van de huurpenningen. Voor de huurachterstand is wellicht een betalingsregeling mogelijk. Gedwongen ontruiming van de woning zou grote gevolgen hebben voor [naam onderbewindgestelde] . Zij zal haar uitkering verliezen en er kan dan ook geen bewind meer worden gevoerd.
3. Woonbron heeft bij antwoordakte aangevoerd dat zij gelet op de hoogte van de huurachterstand en omdat er nog altijd geen concrete oplossing is, haar vordering handhaaft. Zij verzoekt om vonnis te wijzen.
4. Ter zitting van 6 oktober 2021 heeft Woonbron een specificatie overgelegd van de huurachterstand tot en met oktober 2021. Daaruit is gebleken dat de huurachterstand tot dat moment € 3.371,73 bedroeg en ten opzichte van de dagvaarding dus was toegenomen met één maand huur. [naam onderbewindgestelde] heeft de achterstand tot en met oktober 2021 niet weersproken. De vordering tot betaling daarvan zal dan ook worden toegewezen.
5. Gelet op het betalingsverzuim van [naam onderbewindgestelde] zal de gevorderde wettelijke rente van
€ 6,94 eveneens worden toegewezen. Daarnaast zal de wettelijke rente worden toegewezen over het saldo vanaf 6 juli 2021 dat aan betalingsachterstand, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan tot de dag van algehele voldoening.
6. Voldoende gebleken is dat Woonbron met haar brief van 10 mei 2021 een aanmaning heeft verstuurd die voldoet aan de vereisten zoals geformuleerd in artikel 6:96 lid 6 BW. [naam onderbewindgestelde] is dan ook een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Het gevorderde bedrag van € 338,71 zal worden toegewezen.
7. Samenvattend geldt dat [naam onderbewindgestelde] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.717,38 (€ 3.371,73 + € 6,94 + € 338,71).
8. Vervolgens moet beoordeeld worden of [naam onderbewindgestelde] zodanig is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, dat dit ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Hiervoor is reeds vastgesteld dat de huurachterstand tot en met oktober 2021 € 3.371,73 bedraagt, overeenkomend met ruim 6½ maand huur. De huurachterstand is sinds het uitbrengen van de dagvaarding niet afgenomen maar zelfs toegenomen. Daarmee is sprake van een zodanig ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Hetgeen [naam onderbewindgestelde] naar voren heeft gebracht kan daaraan niet afdoen. Er moet immers ook rekening gehouden worden met het feit dat Woonbron ruim 6,5 maand geen huur heeft ontvangen voor de woning. De vordering van Woonbron tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal dan ook worden toegewezen.
Dat inmiddels sprake is van beschermingsbewind is een wending ten goede, evenals de onweersproken stelling van stichting CAV dat inmiddels zekerheid bestaat voor betaling van de huurpenningen. De verwachting bestaat dat een stabiele(re) situatie ontstaat en dat de huurachterstand in termijnen zal kunnen worden voldaan. Woonbron wordt daarom in overweging gegeven [naam onderbewindgestelde] een laatste kans te geven, waarbij alsnog een betalingsregeling wordt getroffen voor de huurachterstand en [naam onderbewindgestelde] haar woning kan behouden.
9. Woonbron is gelet op de hoogte van de huurachterstand terecht tot dagvaarding over gegaan. [naam onderbewindgestelde] zal dan ook als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] te Dordrecht;
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning met alle personen en zaken die zich vanwege [naam onderbewindgestelde] daar bevinden, te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonbron te stellen;
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] tot betaling aan Woonbron van een bedrag van € 3.717,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over het saldo vanaf 6 juli 2021 dat aan betalingsachterstand exclusief kosten telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] tot betaling vanwege verschuldigde huur, te verhogen met eventuele indexeringen, een bedrag van € 505,81 per maand vanaf 1 november 2021 tot de ontbinding van de huurovereenkomst per vandaag, voor zover nog niet voldaan;
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] tot betaling vanwege schadevergoeding, te verhogen met eventuele indexeringen, een bedrag van € 505,81 voor elke maand of gedeelte daarvan dat [naam onderbewindgestelde] in gebreke blijft met de ontruiming van de woning vanaf de dag van ontbinding per vandaag;
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Woonbron bepaald op:
aan explootkosten
119,21
aan informatiekosten
2,18
aan griffierecht
85,00
aan salaris gemachtigde
436,00
totale kosten
642,39
;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
773