Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure in de hoofdzaak
- het vonnis in incident van 16 december 2020 en de daarin vermelde processtukken,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met productie 18,
- de brief van de rechtbank van 11 mei 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
- de brief van de rechtbank van 17 augustus 2021 met een summiere zittingsagenda,
- de nadere productie 19 van Decoil,
- de akte overlegging producties van Cockett, met producties E19 en E20,
- de tweede akte overlegging productie van Cockett, met productie E21,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 september 2021,
- de spreekaantekeningen van Cockett,
- de spreekaantekeningen van Decoil.
2..De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van 18 januari 2021, met producties 1 tot en met 25,
- de conclusie van antwoord, met producties V1 tot en met V10,
- de brief van de rechtbank van 11 mei 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
- de brief van de rechtbank van 17 augustus 2021 met een summiere zittingsagenda,
- de nadere productie 26 van Decoil,
- de akte overlegging producties van VMF, met producties V11 en V12,
- de tweede akte overlegging productie van VMF, met productie V13,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 september 2021,
- de spreekaantekeningen van Decoil,
- de spreekaantekeningen van VMF.
3..De feiten in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak
Heads of Agreement for sale of [naam schip 2] and [naam schip 1] to Decoil(hierna: Heads of Agreement) tot stand gekomen. De Heads of Agreement, waarin Cockett wordt aangeduid als ‘
Seller’en Decoil Investments B.V. als ‘
Buyer’, luidt voor zover hier van belang:
Share Purchase Agreementop grond waarvan Cockett haar aandelen in UBO heeft verkocht en geleverd aan Decoil Investments B.V. (hierna: SPA),
Memorandum of Agreementwaarbij [naam schip 1] respectievelijk [naam schip 2] zijn verkocht door UBO 10 B.V. (hierna: UBO 10) respectievelijk UBO 45 B.V. (hierna: UBO 45) aan Decoil Oostzee respectievelijk Decoil Noordzee (hierna: MoA),
Vendor Loan Agreementtussen UBO 10 respectievelijk UBO 45 als leninggever, Decoil Oostzee respectievelijk Decoil Noordzee als leningnemer en Decoil Group als hoofdelijk medeschuldenaar (hierna: VLA),
Lender’ en Decoil Oostzee respectievelijk Decoil Noordzee als ‘
Borrower’ zijn aangeduid en Decoil Group (“
formerly: Decoil Investments B.V.”) als ‘
Guarantor’, luiden, voor zover hier relevant:
) only against the charter hire
Owners’ en VMF als ‘
Charterers’ zijn aangeduid, vermelden dikgedrukt op het voorblad in box 14:
4..Het geschil
event of defaultop onder de VLA als gevolg waarvan de volledige uitstaande schulden onmiddellijk opeisbaar zijn. Datzelfde geldt voor het niet voldoen aan de verplichting tot het verstrekken van de financiële informatie.
5..De beoordeling
In de hoofdzaak (in conventie en in reconventie) en de vrijwaringszaak
vanaf1 december 2019, maar dat is niet wat met Cockett is overeengekomen. De bedoeling van partijen was dat de charterparties voor de duur van vijf jaar werden gesloten, met een eenmalige mogelijkheid tot beëindiging
op1 december 2019, zoals ook is vastgelegd in de Heads of Agreement. Decoil was van de wijziging van “
on” in de Heads of Agreement naar “
from” in de charterparties niet op de hoogte en zou daar ook nooit mee hebben ingestemd.
vanaf1 december 2019 beëindigen. Decoil heeft de concepten van de charterparties laten beoordelen door een advocaat en heeft geen bezwaar gemaakt tegen de mogelijkheid tot beëindiging vanaf (“
from”) 1 december 2019. Cockett en VMF hebben Decoil niet op de wijziging van “
on” in de Heads of Agreement naar “
from” in de charterparties gewezen, omdat het in hun beleving altijd de bedoeling is geweest dat VMF de charterparties
vanaf1 december 2019 kon opzeggen. De achtergrond van die mogelijkheid tot beëindiging was dat onzeker was welke invloed de gewijzigde
IMO Regulationsper 1 januari 2020 op de handel van Cockett zouden hebben. Als er in de charterparties was vermeld dat er alleen
op1 december 2019 kon worden beëindigd, dan had VMF de charterparties ook opgezegd.
entire agreement clause’, etc.), kunnen de overige omstandigheden van het geval steeds meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Van beslissende betekenis zijn immers telkens alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
“14. Period of hire (Cl. 1) Five (5) years, with option to terminate in Charterers favour on 30 days prior notice from 1 December 2019”.Deze bewoordingen, in onderlinge samenhang bezien, laten op zichzelf geen andere uitleg toe dan dat VMF de charterparties
vanaf1 december 2019 kon beëindigen, met inachtneming van een opzeggingstermijn van 30 dagen.
Charter Back’ onder 3.2 hierboven). Hoewel de tekst in de Heads of Agreement:
“Break option: Seller shall have option to break charters on 1st December 2019 on giving 30 days prior notice”, erop zou kunnen duiden dat het de bedoeling was dat Cockett/VMF de charterparties enkel
op1 december 2019 kon beëindigen, geeft naar het oordeel van de rechtbank in dit geval de tekstuele uitleg van de charterparties de doorslag. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
break optionwas uitgeschreven.
from 1 December 2019”. Zij is dus akkoord gegaan met deze formulering. Dit is niet anders indien Decoil en/of haar advocaat niet tot zich heeft laten doordringen dat deze formulering anders luidde en andere consequenties had dan de
break optionneergelegd in de Heads of Agreement.
op1 december 2019 kon beëindigen.
op1 december 2019 zouden kunnen worden beëindigd.
breakoptie in de charterparties overeen zou zijn gekomen met die van de Heads of Agreement en er vermeld zou zijn geweest dat deze overeenkomsten “
on 1 December 2019” konden worden beëindigd. Tussen partijen is immers niet in geschil dat het steeds de bedoeling is geweest dat de charterer (VMF) de charterparties gedurende de overeengekomen looptijd van vijf jaar tussentijds zou kunnen beëindigen door opzegging. Zoals Cockett en VMF ter zitting onweersproken hebben toegelicht, hield deze mogelijkheid tot opzegging verband met de wijziging van de
IMO Regulationsper 1 januari 2020, die de scheepvaart verplichtte over te stappen van hoogzwavelige naar laagzwavelige brandstoffen. Ten tijde van de totstandkoming van de charterparties was nog onduidelijk of en hoe die wijziging invloed zou hebben op de marktpositie van Cockett als relatief kleine handelaar in scheepsbrandstoffen. Uit de ter zitting afgelegde verklaringen blijkt dat Cockett de veranderende marktsituatie vanaf juni 2019 als uiterst onzeker en nadelig beleefde, en dat zij vreesde uit de markt gedrukt te zullen worden. Nu VMF de charterparties (betrekkelijk) kort na 1 december 2019 heeft opgezegd juist vanwege deze vrees, ligt in de rede dat zij dat ook, maar dan op 1 december 2019, zou hebben gedaan als de beëindigingsclausule alleen die mogelijkheid zou hebben geboden. Ook Decoil zelf heeft verklaard dat zij wist dat er een risico van opzegging bestond, en dat zij de kans op opzegging bij voorbaat inschatte op 10 procent. In zoverre is de tekstuele wijziging van “
on” naar “
from” niet beslissend voor de afloop van het geschil op dit punt.
fair wear and tear” uitgezonderd, maar zonder “
average damage affecting the Vessel’s class”.
Future costs and expenses regarding survey and renewal of classification of the Vessel will be borne by the Buyers, which principle has been factored into the Purchase Price, which has been adjusted downwards (in the benefit of Buyers) to reflect that the aforementioned costs and expenses are borne by Buyers”).
work required to be done to the Vessel” zijn overeengekomen, die als Addendum B aan de (betreffende) MoA is gehecht.
the vessel is actually surveyed and the classification is renewed”, onvoorziene majeure reparaties noodzakelijk blijken die niet waren afgedekt door Addendum B, dan zouden partijen daarover een minnelijke regeling treffen. Majeure reparaties zijn reparaties die meer dan € 50.000 kosten, zo verduidelijkt artikel 11 MoA.
fair wear and tearopgetreden tussen inspectie en levering voor risico van Decoil komt. Voor de beoordeling is dat echter verder niet van belang. Partijen hebben niet toegelicht wanneer de schepen zijn geleverd, en evenmin uittreksels uit het scheepsregister overgelegd waaruit dit blijkt. Nu echter per 21 februari 2019 de charterparties zijn aangegaan, hetgeen zeggenschap van Decoil over de schepen impliceert, zal de rechtbank deze dag als datum van levering aanhouden, zodat koop en levering samenvallen op 21 februari 2019 en van tussentijds
wear and teargeen sprake kan zijn.
unforeseen major repairs’.
unforeseen major repairs’ aan [naam schip 2] bestaat op dit moment dus nog geen aanleiding of grondslag. Dit kan echter in de loop van deze procedure anders worden.
“unforeseen major repairs, meaning repairs where the costs exceed EUR 50,000”. Hieruit volgt enerzijds dat partijen alleen zouden overleggen over werkzaamheden die het karakter van reparatie zouden hebben, dus niet dat van onderhoud en verbetering, maar ook dat deze ‘majeur’ moesten zijn in die zin dat de kosten ervan tenminste € 50.000 zouden belopen.
When (…) unforeseen major repairs, meaning repairs where costs exceed EUR 50,000 (…), have to be done (…), Parties shall agree on an amicable solution to settle such unforeseen major repair.” maakt (iets) waarschijnlijker dat het moet gaan om € 50.000 per reparatie dan om € 50.000 over het geheel. De verwijzing naar het enkelvoudige “
such unforeseen major repair” duidt daarop, terwijl de zinsconstructie ook veel eenvoudiger had kunnen uitdrukken “
majeure reparaties tot in totaal meer dan € 50.000”. Steun voor deze uitleg biedt ook de passage over onvoorziene majeure reparaties in de Heads of Agreement, waarin bij herhaling ‘
repair’ in enkelvoud voorkomt: “
(…) should unforeseen major repairs have to be done which are not covered by the reference list, then parties shall agree on an amicable solution to settle such unforeseen major repair. A major repair means a repair with cost exceeding Euro 50,000.”.Zeker nu de ‘
Entire Agreement Clause’ in de MoA’s is doorgehaald, is ook deze bepaling relevant voor de uitleg van de MoA’s.
major repair’, dat bij deze uitleg een reeks mineure reparaties samen tot € 50.000 mag optellen. Ook de visie van Decoil dat zij de kosten boven de € 300.000 zonder meer zou kunnen afwentelen op Cockett past op het eerste gezicht niet bij de tekst van artikel 11 MoA, die weliswaar tot het treffen van een compromis verplicht, maar niet zegt wie dan welk deel van de kosten zal dragen.
average damage” - waaronder de rechtbank anders dan Decoil voorshands niet ‘gemiddelde schade’ maar ‘averijschade’ verstaat - “
affecting the Vessel’s class” - die aan handhaving van de klasse in de weg staat - altijd voor rekening van Cockett komt. Dit geldt ook wanneer deze schade onvoorzien is en valt onder de reparatiekostenregeling. De rechtbank ziet ook overigens niet in wat onder “gemiddelde” schade zou moeten worden verstaan in dit verband en hoe die afspraak zich dan zou verhouden tot de reparatiekostenregeling en de daarin neergelegde kostendrempel van € 50.000.
Future costs and expenses regarding survey and renewal of classification of the Vessel will be borne by the Buyers”.
average damage affecting the vessel’s class”, zoals overwogen in r.o. 5.24 hierboven.
superintendentvan de schepen, werkzaam aan de zijde van Cockett, op enig moment een lijst met reparatiepunten heeft opgesteld, maar dat deze lijst nooit met Decoil is besproken. Dat Decoil wist van het bestaan of de inhoud van deze lijst, is niet gesteld of gebleken. Zelfs indien dus bedoelde lijst nog kan worden overgelegd, blijkt daaruit niet welke werkzaamheden door partijen gezamenlijk werden voorzien, zoals in de MoA is beoogd. De lijst kan wel een aanknopingspunt of zelfs een bewijsvermoeden opleveren voor hetgeen Cockett destijds aan werkzaamheden voorzag.
- welke van de aan [naam schip 1] verrichte werkzaamheden in hun visie kwalificeren als noodzakelijke en majeure reparaties als bedoeld in de reparatiekostenregeling (vgl. r.o. 5.25);
- welke van deze reparaties niet door beide partijen werden voorzien op 21 februari 2019;
- welke kosten zijn gemaakt ter zake van noodzakelijke, onvoorziene majeure reparaties, en of deze in redelijkheid zijn gemaakt;
- tot welke verdeling minnelijk overleg over de kosten van deze reparaties in hun visie zou hebben geleid, en waarom;
- of werkzaamheden zijn verricht ter zake van “
- welke kosten zijn gemaakt ter zake van “
average damage” in de standaard BIMCO tekst van de charterparties heeft gegeven (zie 5.24), en