ECLI:NL:RBROT:2022:325

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
9441849 CV EXPL 21-3934
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van artikel 7:259 lid 2 BW op straffe van een dwangsom

In deze zaak vordert eiser, die zelf procedeert, nakoming van artikel 7:259 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van de gedaagde, Stichting Administratiekantoor Deruto. Eiser huurt sinds 1 augustus 2011 een woning en stelt dat Deruto, als verhuurder, tekort is geschoten in de nakoming van de wettelijke verplichting om de jaarafrekening tijdig te verstrekken. De vordering is gebaseerd op de stelling dat Deruto de jaarafrekeningen over de jaren 2018, 2019 en 2020 te laat heeft verstuurd. Eiser verzoekt de rechtbank om te verklaren dat artikel 7:259 lid 2 BW van toepassing is en om Deruto te veroordelen tot het verstrekken van de jaarafrekening over 2021 op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag bij niet-naleving, met een maximum van € 1.000,-.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Deruto de jaarafrekeningen over de genoemde jaren inderdaad te laat heeft verstuurd. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij belang heeft bij de naleving van de verplichting en dat er een reëel risico bestaat dat Deruto in de toekomst opnieuw in gebreke zal blijven. De rechtbank oordeelt dat het opleggen van een dwangsom niet in strijd is met het wettelijke systeem, ondanks dat de wet geen sanctie verbindt aan het niet-nakomen van deze verplichting.

De rechtbank heeft Deruto veroordeeld om de jaarafrekening over 2021 tijdig aan eiser te verstrekken, met een dwangsom van € 50,- per dag bij niet-naleving. Daarnaast is Deruto veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 85,- aan griffierecht en € 125,08 aan dagvaardingskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9441849 CV EXPL 21-3934
uitspraak: 20 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
die zelf procedeert,
tegen:
de stichting
Stichting Administratiekantoor Deruto,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.P. van Dijk.
Partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Deruto’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met bijlagen van 25 augustus;
de conclusie van antwoord met bijlagen van 21 oktober;
het tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
Op 20 december 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De datum voor de uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
[eiser] huurt vanaf 1 augustus 2011 de woning aan de [adres]. De huur, inclusief voorschotten stook- en servicekosten, bedraagt nu € 733,10 per maand.
2.2
De oorspronkelijke verhuurder was de Stichting Rooms-Katholiek Bejaardencentrum Dordrecht. Met ingang van 1 januari 2016 is Deruto verhuurder van de woning.

3..De vordering en het verweer

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd:
op voet van art 3:302 BW voor recht te verklaren dat in de rechtsverhouding tussen [eiser] en Deruto artikel 7:259 lid 2 BW geldend recht is;
te bepalen dat bij niet naleven en/of schenden van de termijnbepaling in artikel 7:259 lid 2 BW en vorderingsbrieven, na betekening van dit vonnis, Deruto een dwangsom verbeurt van € 50,- voor iedere dag of gedeelte hiervan dat Deruto, na 30 juni in enig jaar in gebreke mocht blijven aan de termijnstelling in artikel 7:259 lid 2 BW of aan de termijnstelling in vorderingsbrieven te voldoen, met een maximum van € 5.000,- per jaar; althans een in goede justitie te bepalen te verbeuren dwangsombedrag per dag en te verbeuren maximumbedrag per jaar;
Deruto te veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de som van € 204,39, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot de dag der algehele voldoening, subsidiair een bedrag voor salaris gemachtigde;
Deruto te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder een bedrag aan noodzakelijke verschotten, zulks met bepaling dat Deruto over het bedrag van deze proceskosten de wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf 14 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis.
3.2
[eiser] legt het aan zijn vordering ten grondslag dat Deruto tekort is geschoten in de nakoming van de wettelijke verplichting die volgt uit artikel 7:259 lid 2 BW.
3.3
Deruto heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Hierop zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
[eiser] vordert nakoming van de verplichting die is neergelegd in artikel 7:259 lid 2 BW, namelijk dat de verhuurder binnen zes maanden na het einde van een kalenderjaar de jaarafrekening aan de huurder verstrekt, op straffe van een dwangsom. Deruto heeft in haar antwoord gesteld op welke data de jaarafrekeningen zijn verstuurd. [eiser] heeft deze data niet weersproken, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan.
4.2
De bepaling in artikel 7:259 lid 2 BW is in de rechtsverhouding tussen [eiser] en Deruto geldend recht. Vastgesteld kan dan ook worden dat Deruto de jaarafrekeningen over 2018, 2019 en 2020 te laat heeft verstuurd aan haar huurders. Gelet op de verklaring van Deruto voor het te laat aanleveren van de jaarafrekeningen kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat Deruto in de toekomst de jaarafrekeningen wel op tijd zal versturen.
4.3
Wanneer Deruto de jaarafrekeningen later dan zes maanden na afloop van het kalenderjaar aan haar huurder verstrekt, is dat in strijd met de verplichting die voortvloeit uit artikel 7:259 lid 2 BW. Weliswaar verbindt de wet aan het niet nakomen van deze verplichting geen sanctie, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat het opleggen van een dwangsom ter nakoming van die verplichting in strijd is met het wettelijke systeem. Integendeel, in dit geval heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij belang heeft bij naleving van de op Deruto rustende verplichting en dat gevreesd moet worden dat Deruto die verplichting ook in de nabije toekomst niet, dat wil zeggen: niet tijdig, zal nakomen. Aan de veroordeling tot nakoming van de verplichting om de jaarrekening tijdig te verstrekken zal daarom een dwangsom worden verbonden.
4.4
Nu eerst heden Deruto wordt
veroordeeldtot het tijdig verstrekken van de jaarrekening op straffe van een dwangsom, is er onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat zij in de verdere toekomst deze verplichting (opnieuw) niet zal nakomen. De vordering wordt daarom voor de overige jaren afgewezen. Dat doet uiteraard niets af aan de wettelijke verplichting. En ten slotte mag hier op dit punt wel worden vermeld dat Deruto ter zitting nadrukkelijk heeft verklaard te streven naar het tijdig verstrekken van de afrekening. Het ligt op haar weg de daad bij het woord te voegen.
4.5
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd zoals hieronder weergegeven.
4.6
[eiser] vordert ook een bedrag van € 204,39 als vermogensschade ex artikel 6:96 BW. Voor dit bedrag, dat blijkens de overgelegde factuur ziet op de bemoeienis van de deurwaarder ter zake van het uitbrengen van de dagvaarding, kan ten laste van de wederpartij geen vergoeding worden toegekend op grond van artikel 6:96 BW maar uitsluitend volgens de regels betreffende de proceskostenveroordeling, waar de ambtshandelingen van de deurwaarder immers onder dienen te worden begrepen. Deze kunnen evenmin onder de noemer kosten gemachtigde worden gebracht, nu [eiser] zonder gemachtigde procedeert. Dat betekent dus dat deze deurwaarderskosten worden geliquideerd in de proceskosten en in zoverre afgewezen. Deruto zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart dat in de rechtsverhouding tussen partijen artikel 7:259 lid 2 BW geldend recht is;
veroordeelt Deruto de jaarafrekening over 2021 tijdig aan [eiser] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag dat dat Deruto daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000,-;
veroordeelt Deruto in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 85,- aan griffierecht, € 125,08 aan dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645