ECLI:NL:RBROT:2022:3233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/5273 en ROT 21/2383
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en toekenning van WIA-uitkering door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV, waarin haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 66,86% per 5 oktober 2020 en 67,5% per 29 april 2021. Eiseres stelde dat haar medische situatie slechter was dan door het UWV was vastgesteld en dat zij recht had op een IVA-uitkering vanwege haar aandoeningen, waaronder artritis en reuma.

De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen bestudeerd. De rechtbank oordeelde dat het UWV de besluiten zorgvuldig had genomen, waarbij de medische situatie van eiseres op de relevante data was beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde arbeidsongeschiktheid. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de besluiten van het UWV in stand blijven. Eiseres krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/5273 en ROT 21/2383

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: [naam 1])
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV, verweerder,
(gemachtigde: mr. T. Rook).

Procesverloop 21/2383

Met het besluit van 30 juli 2020 (het primaire besluit 1) heeft het UWV aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 5 oktober 2020, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 37,76%.
Met het besluit van 14 april 2021 (het bestreden besluit 1) heeft het UWV het bezwaar tegen het primaire besluit van 30 juli 2020 gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 66,86%.

Procesverloop 21/5273

Met het besluit van 10 februari 2021 (het primaire besluit 2) heeft het UWV eiseres een WGA-vervolguitkering toegekend vanaf 29 april 2021, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 35 tot 45%.
Met het besluit van 16 april 2021 (het primaire besluit 3) heeft het UWV eiseres een WGA-vervolguitkering toegekend vanaf 29 april 2021, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 65 tot 80%.
In het besluit van 14 september 2021 (het bestreden besluit 2) heeft het UWV het bezwaar tegen het primaire besluit 2 gegrond verklaard, het bezwaar tegen het primaire besluit 3 ongegrond verklaard en het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 67,5%.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 11 april 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde, haar echtgenoot. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Wat er aan deze procedure vooraf ging
1. Eiseres werkte als filiaalmanager. Op 17 juli 2016 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiseres zich op 8 oktober 2018 bij het UWV ziek gemeld wegens onder andere artritis, waarna eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Verzekeringsarts [naam 2] heeft eiseres onderzocht en in de rapportage van 28 juli 2020 beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 5 oktober 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. Eiseres kreeg per 5 oktober 2020 een WIA-uitkering omdat zij 37,76% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek zijn ook gebruikt voor het primaire besluit 2, waarin is besloten dat eiseres een WGA-vervolguitkering voor 35% tot 45% zou krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit 1. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 4] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was het noodzakelijk om de beperkingen aan te vullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de nieuwe FML één nieuwe functie geselecteerd en het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw berekend. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit 1 genomen en eiseres voor 66,86% arbeidsongeschikt geacht.
5. Naar aanleiding van een herbeoordeling op verzoek van eiseres heeft het UWV eiseres arbeidsongeschikt geacht voor 67,5% en het primaire besluit 3 genomen. De beperkingen die de verzekeringsarts [naam 2] heeft aangenomen komen overeen met de FML van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 4] van 31 maart 2021. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten 2 en 3. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 3] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Ten aanzien van het primaire besluit 2 heeft het UWV het bezwaar gegrond verklaard, maar het arbeidsongeschiktheidspercentage zoals benoemd in het primaire besluit 3 is ongewijzigd gebleven. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit 2 genomen.
6. Het UWV heeft in het verweerschrift opgemerkt dat eiseres ten aanzien van de bezwaarprocedure tegen het primaire besluit 2 niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden. Dit omdat het primaire besluit 2 en het primaire besluit 3 dezelfde datum in geding hebben en het primaire besluit 3 het tweede besluit heeft vervangen.

Wat eiseres vindt

7. Eiseres is het niet met het UWV eens. Tegen beide bestreden besluiten voert eiseres aan dat haar medische situatie slechter is en dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Zo stelt eiseres dat zij een urenbeperking hoort te krijgen wegens energieverlies, het progressief verloop van de artrose en reuma waaraan zij lijdt en de behandeling door de fysiotherapeut twee keer per week. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen recht zou moeten hebben op een IVA-uitkering. De geselecteerde functies zijn fysiek niet uitvoerbaar door veel werk met een toetsenbord. Naar aanleiding van de vraag van de rechtbank of eiseres nieuwe medische informatie heeft, heeft zij aangegeven dat zij geen nieuwe medische informatie met betrekking tot deze procedure heeft. Voor eiseres gaat het erom of het UWV de medische informatie van de reumatoloog en de fysiotherapeut op de juiste waarde heeft geschat. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er is afgeweken van het re-integratieverslag van 2019.

Waarover het gaat in deze zaak

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 5 oktober 2020 voor 66,86% en op 29 april 2021 voor 67,5% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 5 oktober 2020 en 29 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.

De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen

10. De verzekeringsarts [naam 2] heeft beide dossiers en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. De drie primaire besluiten zijn gebaseerd op de twee verzekeringsgeneeskundige onderzoeken van [naam 2]. In het kader van deze onderzoeken heeft zij eiseres bij het eerste onderzoek telefonisch gesproken en bij het tweede onderzoek op het spreekuur gezien en lichamelijk onderzocht. Zij heeft beschreven dat er sprake is van objectiveerbare beperkingen als gevolg van onder andere artritis psoriatica en artrose.
11. De verzekeringsartsen bezwaar en beroep hebben de conclusies in beide rapporten heroverwogen. Hiervoor hebben ze het dossier bestudeerd en de informatie van de reumatoloog en de fysiotherapeut meegenomen in hun overwegingen.
12. Eiseres heeft tijdens de zitting aangevoerd dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres de geselecteerde functies kan uitoefenen terwijl uit het re-integratieverslag van 2019 blijkt dat het verrichten van werkzaamheden niet mogelijk is. Eiseres benadrukt hierbij dat het re-integratietraject is gestart door het UWV en dat eiseres in het kader hiervan heeft geprobeerd om lichte werkzaamheden te verrichten voor 1,5 uur per week. Dit is voor eiseres erg moeilijk gebleken, waardoor uiteindelijk het re-integratietraject is beëindigd met de mededeling dat eiseres nog niet “werkfit” is gebleken.
13. De rechtbank begrijpt dat dit verbazing wekt bij eiseres, maar komt tot de conclusie dat het besluit van het UWV wel voldoende gemotiveerd is. De rechtbank zal dit toelichten. De verzekeringsartsen beoordelen de medische toestand van eiseres zoals die is op de zogenaamde datum in geding. De data in geding zijn in de situatie van eiseres 5 oktober 2020 voor de toekenning van de loongerelateerde WIA-uitkering en 29 april 2021 voor het begin van de vervolguitkering. De verzekeringsartsen moesten de medische situatie van eiseres op die data beoordelen. De bevindingen van de re-integratie in 2019 hoeven dus niet meegenomen te worden in de huidige beoordelingen, omdat dat om een heel ander moment gaat.
13. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig en goed gemotiveerd tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen.
De medische beoordeling
16. De verzekeringsarts [naam 2] heeft in haar verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 28 juli 2020 aangenomen dat er sprake is van beperkingen als gevolg van objectiveerbare medische aandoeningen. In de FML heeft de verzekeringsarts onder andere beperkingen opgenomen voor tillen, duwen, lopen en staan.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 4] heeft in het rapport van 31 maart 2021 uiteengezet dat de conclusie van de verzekeringsarts [naam 2] grotendeels in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen ten aanzien van handkracht, intensief en langdurig aaneengesloten handgebruik, tillen, dragen en lopen. De verdergaande beperkingen zijn in de gewijzigde FML van 31 maart 2021 opgenomen.
18. Op 5 mei 2021 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden op verzoek van eiseres. Deze herbeoordeling is uitgevoerd door de verzekeringsarts [naam 2]. Zij heeft toen dezelfde beperkingen in de FML opgenomen als in de FML van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 4] van 31 maart 2021.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 3] heeft in het rapport van 8 september 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts [naam 2] van 5 mei 2021 over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven.
20. Eiseres meent dat het UWV ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. Eiseres voert namelijk aan dat zij wegens haar medische aandoeningen energieverlies ervaart. Hierbij verwijst eiseres tevens naar haar re-integratieverslag. Eiseres geeft aan dat zij tijdens haar re-integratietraject heeft geprobeerd om weer te werken door 1,5 uur per week licht administratiewerk te verrichten, maar dat het nooit is gelukt om meer dan 1,5 uur per week te werken. Eiseres merkt op dat het UWV geen waarde heeft gehecht aan dit re-integratieverslag en het daarin vastgestelde energieverlies. Tevens stelt eiseres dat zij ook op grond van preventie een urenbeperking hoort te krijgen, omdat artrose en reuma progressieve ziektes zijn. Eiseres voert tot slot aan dat zij een IVA-uitkering hoort te krijgen.
21. De rechtbank vindt dat de verzekeringsartsen bezwaar en beroep voldoende hebben uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Zo hebben beide verzekeringsartsen bezwaar en beroep gemotiveerd dat er geen reden is voor het aannemen van een urenbeperking. Zij geven aan dat de aangenomen beperkingen ten aanzien van tillen, dragen, traplopen en lopen al in voldoende mate rekening houden met het energieverlies van eiseres. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsartsen zelf aan de hand van het dossier, de ingediende stukken en hun eigen bevindingen een medische conclusie mogen trekken. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt zonder medische onderbouwing niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. De al aanwezige medische stukken zijn meegenomen door de verzekeringsartsen bezwaar en beroep. Aan eiseres is door de rechtbank gevraagd of zij beschikt over aanvullende medische informatie. Eiseres heeft te kennen gegeven geen nieuwe stukken te hebben die betrekking hebben op de data waar het in deze zaak over gaat. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
22. Ten aanzien van eiseres’ stelling over een preventieve urenbeperking merkt de rechtbank op dat de regels hierover in de Standaard Duurbelastbaarheid Arbeid zijn opgenomen. Hierin is opgenomen dat de verzekeringsarts in eerste instantie dient te beoordelen of de problematiek door het aannemen van beperkingen op andere punten kan worden opgelost. Een urenbeperking is pas aan de orde indien de beperkingen op andere punten niet voldoende zijn. Daarnaast wordt er volgens de Standaard Duurbelastbaarheid Arbeid slechts een urenbeperking op preventieve gronden gesteld bij aandoeningen die gepaard gaan met een patroon van overschrijding van de eigen grenzen met recidief of toename van symptomen, bij zelfoverschatting door de cliënt of bij een beperkt ziektebesef. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er hier gezien de overige aangenomen beperkingen geen urenbeperking nodig is volgen. Het enkele feit dat de klachten van eiseres een progressief verloop hebben, vormt volgens de Standaard Duurbelastbaarheid Arbeid geen reden voor een preventieve urenbeperking. Gezien het verloop van het re-integratie in 2019 begrijpt de rechtbank het gevoel van eiseres dat zij niet in staat is voltijds te werken, maar uit de huidige medische beoordelingen volgt niet dat er objectief gezien reden is voor een urenbeperking. Verder geldt ook hier weer dat eiseres door middel van (nieuwe) medische stukken aannemelijk had moet maken dat de overige beperkingen niet voldoende zijn en urenbeperking daadwerkelijk nodig is. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het verkrijgen van andere medische stukken in de situatie van eiseres lastig is, mede vanwege haar klachten en diagnoses, is dat toch nodig om tegen de rapporten van de verzekeringsartsen in te kunnen gaan.
23. De rechtbank overweegt dat er gezien de huidige FML er geen sprake is van een volledige arbeidsongeschiktheid. Volledige arbeidsongeschiktheid is één van de voorwaarden voor een IVA-uitkering. Hierdoor is een toekenning van de IVA-uitkering aan eiseres op dit moment niet mogelijk.

De arbeidskundige beoordeling

24. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundigen (bezwaar en beroep) hebben voldoende gemotiveerd dat eiseres de genoemde functies kan uitvoeren, ook voor zover in de functies werken met een toetsenbord voorkomt.
25. De arbeidsdeskundigen (bezwaar en beroep) hebben berekend wat de restverdiencapaciteit is van eiseres. Hieruit vloeit voort dat eiseres op 5 oktober 2020 voor 66,86% arbeidsongeschikt is en op 29 april 2021 voor 67,5%.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

26. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid op 5 oktober 2020 en op 29 april 2021 terecht bepaald op 66,86% en 67,5%. De beroepen van eiseres zijn ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Deve, griffier op 25 april 2022.
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.