ECLI:NL:RBROT:2022:3229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
636197 / HA RK 22-353
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter in een familierechtelijke procedure

Op 25 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die betrokken was in een familierechtelijke procedure. De verzoeker had de kinderrechter, mr. B. Krijnen, gewraakt in een zaak waarin hij de hoofdverblijfplaats van zijn minderjarige kind wilde regelen. De kinderrechter had op 16 maart 2022 de zaak behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.J. Ruysendaal.

Echter, het wrakingsverzoek was door de verzoeker zelf ingediend, terwijl procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht was. De rechtbank had de verzoeker op 5 april 2022 geïnformeerd dat het wrakingsverzoek door een advocaat moest worden ingediend en hem de gelegenheid geboden om dit verzuim binnen twee weken te herstellen. De verzoeker heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.

De rechtbank oordeelde dat, gezien het feit dat het verzoekschrift niet door een advocaat was ondertekend en de verzoeker geen actie had ondernomen om dit te corrigeren, hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters op 25 april 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 636197 / HA RK 22-353
Beslissing van 25 april 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
hierna te noemen: verzoeker,
wonende te [adres]
,
strekkende tot wraking van:
mr. B. Krijnen, rechter in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de kinderrechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Ter zitting met gesloten deuren van 16 maart 2022 is door de kinderrechter behandeld de familierechtelijke procedure van verzoeker tegen [naam moeder] . In die procedure vraagt verzoeker de kinderrechter te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind van partijen bij hem zal zijn, subsidiair een omgangsregeling vast te stellen, alsmede te bepalen dat verzoeker tezamen met de moeder zal worden belast met het ouderlijk gezag over het kind. In die procedure wordt verzoeker bijgestaan door zijn advocaat mr. H.J. Ruysendaal. Die procedure heeft als kenmerk C/10/628156 / FA RK 21-8267.
1.2.
Bij brief van 1 april 2021 (de rechtbank ziet deze datering als een misslag en leest de datum als 1 april 2022), ingekomen ter griffie op diezelfde datum, heeft verzoeker de kinderrechter gewraakt.
1.3.
Verzoeker is door de algemeen secretaris van de wrakingskamer bij brief van 5 april 2022 erop geattendeerd dat zijn wrakingsverzoek door een advocaat moet worden ingediend en aan hem is gelegenheid geboden om binnen twee weken het wrakingsverzoek alsnog door een advocaat te doen indienen bij de rechtbank.
Ook de advocaat van verzoeker is bij brief van 5 april 2022 hieromtrent geïnformeerd.
1.4.
Verzoeker heeft van de hem geboden gelegenheid tot herstel van het hiervoor omschreven verzuim geen gebruik gemaakt.
1.5.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omgeschreven procedure.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de civielrechtelijke procedure, waarin het wrakingsverzoek door verzoeker wordt gedaan, is verzoeker de verzoekende partij. In die hoedanigheid is hij ingevolge artikel 278, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gehouden zijn verzoekschrift te doen ondertekenen door een advocaat. Indien het verzoekschrift ten onrechte niet door een advocaat is ingediend, biedt de rechter ingevolge artikel 281, lid 1 Rv de verzoeker de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn dit verzuim te herstellen. Maakt de verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik, dan wordt hij in het verzoek niet ontvankelijk verklaard.
2.2.
Ingevolge vaste rechtspraak, alsmede hetgeen is bepaald in artikel 2, lid 2 van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam, geldt dat in procedures waarin procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht is, de ondertekening van het schriftelijke wrakingsverzoek door een advocaat verplicht is. De verzoeker die zonder bijstand van een advocaat een verzoek indient, wordt hierop gewezen. Hij krijgt gedurende een aan hem mee te delen termijn de gelegenheid zijn verzuim te herstellen. Indien het verzuim niet of niet tijdig wordt hersteld, wordt verzoeker door de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek.
2.3.
Bij brief van de algemeen secretaris van de wrakingskamer van 5 april 2022 is verzoeker gewezen op het hiervoor omschreven verzuim en is hem gelegenheid geboden tot en met 20 april 2022 om dit verzuim te herstellen. Verzoeker heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. B. Krijnen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. A.J.P. van Essen en
mr. M. Fiege, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. B. Krijnen
- mr. H.J. Ruysendaal
- mr. R.V. Paniagua