ECLI:NL:RBROT:2022:321

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
C/10/573938 / HA ZA 19-440
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bereddingskosten in een civiele zaak tussen een rederij en haar verzekeraar

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, vorderde de besloten vennootschap BREADBOX SHIPPING LINES B.V. (hierna: Breadbox) een schadevergoeding van haar verzekeraar AIG EUROPE LIMITED (hierna: AIG) voor bereddingskosten die zij had gemaakt na een incident met haar schip. Het incident vond plaats tijdens het laden van de lading, waarbij tankcontainers en bundels hout in het water vielen. Breadbox stelde dat zij kosten had gemaakt om de lading te redden en dat AIG deze kosten moest vergoeden op basis van de verzekeringsovereenkomst en artikel 7:957 BW.

De rechtbank beoordeelde de vordering van Breadbox en concludeerde dat AIG verplicht was om de kosten te vergoeden die verband hielden met de door Breadbox getroffen maatregelen ter afweer van onmiddellijk dreigend gevaar. De rechtbank oordeelde dat de kosten die door de Ghana Ports & Harbour Authority (GPHA) in rekening waren gebracht, als bereddingskosten konden worden aangemerkt, voor zover deze kosten niet hoger waren dan wanneer Breadbox zelf opdracht tot de werkzaamheden had gegeven. Uiteindelijk werd AIG veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.578,69 aan Breadbox, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast werd de vordering van Breadbox voor een verklaring voor recht afgewezen, omdat deze was verjaard. De rechtbank oordeelde dat Breadbox op de hoogte was van de potentiële regresvordering van Turk P&I op 18 oktober 2016, waardoor de verjaring op of omstreeks 18 oktober 2019 was ingetreden. AIG werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Breadbox, die op € 6.821,21 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/573938 / HA ZA 19-440
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BREADBOX SHIPPING LINES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. C.M. Koevoet te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
AIG EUROPE LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Breadbox en AIG genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 oktober 2019 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte uitlaten en wijziging eis van Breadbox;
  • de antwoordakte van AIG.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Tegen de wijziging van eis is geen bezwaar gemaakt. De rechtbank acht de wijziging van eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde zodat wordt uitgegaan van de gewijzigde eis.
2.2.
Breadbox vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) AIG veroordeelt tot betaling aan Breadbox van € 20.634,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
  • ii) voor recht verklaart dat AIG jegens Breadbox gehouden is tot het aanvullend verlenen van dekking onder de onderhavige polis, zodanig dat AIG de nadelige gevolgen van na te noemen vordering, en van het door na te noemen partij(en) tegen Breadbox vervolgen daarvan, voor haar rekening neemt, zij het deels, dat wil zeggen naarmate van haar 50% aandeel in de polis, indien de tussen partijen bekende vordering van Turk P&I / Kaltur ten bedrage van € 60.000,00 althans
€ 59.960,00 in hoofdsom, gecommuniceerd door Turk P&I per e-mail/brief van 18 oktober 2016 die door Breadbox in deze procedure is overgelegd als productie E11, door Turk P&I en/of Kaltur alsnog tegen Breadbox mocht worden vervolgd;
( iii) AIG te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
Bij tussenvonnis van 2 oktober 2019 (hierna: het tussenvonnis) is geoordeeld dat de kosten van door of vanwege Breadbox getroffen maatregelen die binnen de in 4.13 (van het tussenvonnis) beschreven kaders passen in aanmerking komen voor vergoeding binnen het kader van de verzekering en artikel 7:957 BW.
2.4.
Omdat het de rechtbank uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken niet duidelijk werd welke maatregelen als bedoeld in artikel 7:957 BW en artikel 1.8 van de MAUL door of vanwege Breadbox zijn getroffen en welke bedragen die maatregelen hebben gekost, is de zaak naar de rol verwezen opdat partijen zich daarover duidelijk en met justificatoire bescheiden onderbouwd zullen uitlaten.
2.5.
Evenmin bleek genoegzaam uit de stellingen en de stukken of en tot welk beloop sprake is van opruimingskosten als bedoeld in Clausule 003/2006, noch of deze door of vanwege Breadbox zijn gemaakt. Ook daarover dienden partijen zich nader en met justificatoire bescheiden onderbouwd uit te laten.
de vordering onder (i)
2.6.
Breadbox vordert de hierna te noemen bereddingskosten. Voor de hierna te noemen posten onder a, f en h geldt dat – indien deze kosten niet kwalificeren als onder de polis te vergoeden bereddingskosten – het onder de polis te vergoeden opruimingskosten zijn. Het zijn kosten van opruiming van twee beschadigde tankcontainers en in zout water drijvende planken waartoe Breadbox als operator van het ‘vervuilende’ schip gehouden was.
2.7.
AIG betwist dat Breadbox kosten heeft gemaakt voor bereddingsmaatregelen om onmiddellijk dreigende schade te voorkomen. AIG constateert dat Breadbox haar eis heeft verminderd tot € 20.634,50 en wijst er op dat de polis een eigen risico kent van € 25.000,00. De door Breadbox geclaimde kosten kwalificeren niet als bereddingskosten. Ook opruimingskosten zijn niet door of vanwege Breadbox gemaakt.
2.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals in het tussenvonnis onder 4.13 is overwogen gaat het om de door Breadbox getroffen maatregelen om de bundels hout en de tankcontainers uit het water te halen. Voor de kosten van die door Breadbox getroffen maatregelen zou AIG dekking moeten verlenen tot haar aandeel op de verzekering.
2.9.
Het was dus aan Breadbox om te stellen (a) welke maatregelen als bedoeld in artikel 7:957 BW en artikel 1.8 van de MAUL door of vanwege Breadbox zijn getroffen en (b) welke bedragen die maatregelen hebben gekost. Breadbox heeft echter geen ordentelijke en overzichtelijke opstelling gegeven van de door of vanwege Breadbox getroffen maatregelen en de daarmee gemoeide kosten. In plaats daarvan presenteert Breadbox een “zoekplaatje” met verwijzingen naar het
final reportvan ([naam 1] van) Crawford van 29 mei 2017 (productie 3 bij dagvaarding, hierna: het eindrapport) en de bij akte overgelegde producties.
2.10.
Naar vaste rechtspraak is het de rechter gelet op de eisen van een goede procesorde niet toegestaan om in producties op zoek te gaan naar passages die niet concreet onder de aandacht zijn gebracht. Evenmin is het toegestaan daarin te zoeken naar feitelijkheden die niet zijn gesteld. Binnen deze grenzen zal de rechtbank proberen aan het gestelde in de akte van Breadbox de noodzakelijke concrete invulling te geven, en de aldus geconcretiseerde vorderingen te toetsen.
2.11.
Breadbox stelt bij conclusie van repliek dat zij de nodige maatregelen heeft genomen om (verdere) schade te voorkomen, zoals onder meer het inschakelen van duikers om de in zee gevallen lading te redden, de bundels hout die zich nog aan dek bevonden te lossen teneinde deze en het uit zee geredde hout te herbundelen etc.
2.12.
Aan het eindrapport (pagina 5) ontleent de rechtbank het volgende:
“In the course of the loading process, the vessel became unstable again and now listed to port side dangerously, to such an extent that bundles of timber loaded on deck shifted and fell into the water between the quay and the vessel. In addition two tank containers fell into the water. (…)
During the list the Captain and crew abandoned the ship and ran ashore. After the incident, the local port authorities arrived at the scene. (…)
After the incident the timber and the tank containers drifting in the sea were lifted by means of shore cranes and were placed on the quay by the stevedores. The timber was placed into storage for drying and re-bundling. Reloading of the bundles on board the vessel took place on 21 August 2016. (…)”
Op pagina 6 tot en met 8 van het eindrapport onder Appendix B1 tot en met I worden kosten toegelicht.
“Appendix B.1 Total value USD 80.796,90
Tugs, pilots and divers were all used to rescue the cargo that failed at sea. Keeping ship away from the quay, while divers were collecting the cargo, The afore operations were carried out on instruction of the local authorities. The insured was placed on the side-line and had no opportunity to discuss the necessity of the costs incurred. “
En onder “
extent of damage” schrijft de expert”
“On the basis of our findings and information received, the claim related to the rescue of the cargo and transfer of containers and damages are calculated as follows.”
Hierna volgt een schadeopstelling die sluit op USD 170.952,25 (omgerekend
€ 144.830,744).
2.13.
Breadbox stelde aanvankelijk (bij dagvaarding) dat zij € 144.830,744 aan bereddingskosten heeft moeten maken en dat AIG na aftrek van eigen risico € 60.515,00 daarvan dient te vergoeden.
2.14.
Breadbox vordert van een aantal deelposten geen vergoeding meer. De thans nog door Breadbox gevorderde bereddingskosten bestaan – zo begrijpt de rechtbank – uit de volgende posten:
App B1
a.
GPHA accident recovery chargesUSD 16.023,29
USD 4.813,61
App B2
harbour rent22 dagen USD 4.062,24
shifting charges salvage reloadingUSD 689,52
reloading timberUSD 5.460,09
handlingtijdelijke opslag
cargoUSD 430,84
inzet walkraan (GPHA
plant hire) USD 20.723,30
GPHA port duesUSD 1.274,00
kosten herbeladen, herbundelen en uit water halen hout USD 8.000,00
customs forwarding charges(doc. import/export, fees, boetes) USD 1.435,00
trucking tankcontainers naar depot en terug naar haven USD 3.464,00
USD 5.090,00
App F
overpompen en transport vervangende tankcontainer USD 3.572,50
App G
vervanging
cargo securing materialUSD 3.183,21
2.15.
Deze posten tellen op tot een totaalbedrag van USD 78.221,60
Omgerekend tegen de in de BRR schaderekening gehanteerde koers van 0,8472 is dat afgerond € 66.269,00
Het aandeel van AIG daarin beloopt dan na aftrek van eigen risico € 20.634,50
Aldus Breadbox.
2.16.
Inmiddels staat vast dat Breadbox zelf geen maatregelen heeft getroffen. Tussen partijen is niet in geschil dat een belangrijk deel van de maatregelen op initiatief van de havenautoriteiten is genomen. De kosten van deze maatregelen zijn door Ghana Ports & Harbour Authority Takoradi Port (hierna: GPHA) in rekening gebracht bij Ports Marine Ltd, of Portside S.A., de scheepsagent van Breadbox, die de kosten op haar beurt weer in rekening heeft gebracht bij Breadbox. Partijen debatteren over de vraag (a) of de maatregelen zijn genomen om een onmiddellijk dreigend gevaar van aansprakelijkheid van Breadbox (ten opzichte van ladingbelanghebbenden) te voorkomen en (b) of de kosten daarvoor door of vanwege Breadbox zijn gemaakt.
2.17.
Breadbox stelt in dat kader het volgende. De GPHA heeft ter plaatse een machtspositie. De GPHA is de officiële autoriteit en beheert en beheerst de inzet van loodsen, sleepboten
, mooring launches, duikers en walkraan. Het is niet mogelijk om de door de haven/autoriteiten geleverde diensten met betrekking tot beredding te betrekken bij een andere partij dan GPHA. Gelet op die positie van de GPHA en dat er na zo’n incident een reflex tot handelen is, is begrijpelijk dat de GPHA aan de slag ging – ging beredden – zonder een formele opdracht van de operator van het schip te verlangen.
Er is sprake van “door of vanwege” Breadbox genomen maatregelen. De GPHA moet geacht worden in opdracht van Breadbox, de operator van het schip, bereddingsmaatregelen te hebben getroffen. GPHA kan ook worden geacht bij wege van zaakwaarneming of vergelijkbare rechtsfiguur bereddingsmaatregelen voor Breadbox te hebben genomen. In de omstandigheden van het geval is een beroep op het ontbreken van “door of vanwege” naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
2.18.
AIG voert het volgende aan. Dat de kosten in rekening zijn gebracht aan Breadbox betekent niet dat de maatregelen door of vanwege Breadbox genomen zijn. Uit niets blijkt dat de kosten zien op het in opdracht van Breadbox redden van de lading. Breadbox is zelf niet direct betrokken geweest. Breadbox was immers tijdbevrachter en exploiteerde het m.v. “[naam schip]” (hierna: het schip) niet. De door de eigenaar van het schip aangestelde kapitein was het aanspreekpunt van de lokale autoriteiten naar aanleiding van het incident. Breadbox heeft dan ook aan [naam 2] bevestigd dat de kapitein door de autoriteiten is aangesproken om de lading uit het water te halen.
2.19.
De rechtbank stelt voorop dat maatregelen getroffen nadat het gevaar is geweken, geen bereddingsmaatregelen zijn en dus niet voor vergoeding in aanmerking komen. De verzekering biedt dekking voor het risico van aansprakelijkheid van Breadbox in haar hoedanigheid van (contractuele of papieren) vervoerder van de bundels hout en tankcontainers. AIG is op grond van artikel 7:957 lid 2 BW verplicht de kosten van de door Breadbox tot voorkoming of vermindering van de schade genomen maatregelen te vergoeden. Dat betekent dat de door of vanwege Breadbox genomen maatregelen voor zover zij strekten ter afweer van onmiddellijk dreigend gevaar of bestrijding van een acute schadeoorzaak voor rekening van AIG komen.
2.20.
Bij tussenvonnis (onder 4.13) is reeds vastgesteld dat het treffen van de maatregelen (het uit het water halen van de bundels hout en tankcontainers) het belang van AIG als verzekeraar heeft gediend. Zolang de zaken in het water lagen bestond de situatie van onmiddellijk dreigend gevaar van verlies of (verdere) beschadiging in de zin van artikel 1.8.1.1. van de MAUL. AIG voert terecht aan dat het onmiddellijk dreigend gevaar was geweken met het uit het water halen en het op de kant zetten van de bundels hout en de tankcontainers. De kosten daarvan vallen, voor zover deze niet hoger zijn dan wanneer Breadbox zelf opdracht tot de betreffende werkzaamheden had gegeven, binnen de vergoedingsplicht van AIG. Niet relevant daarbij is dat het uit het water halen van het hout en de tankcontainers in feite gebeurde op bevel van de GPHA, want het belang van AIG werd daardoor niet in mindere mate gediend.
2.21.
Dat betekent dat de volgende posten als bereddingskosten voor vergoeding door AIG in aanmerking komen:
  • de kosten door de expert omschreven onder App B1. Deze zien op de inzet van
  • van de kosten door de expert omschreven onder App B 2 alleen de kosten onder f voor de inzet van de walkraan om de zaken uit het water te halen ad USD 20.723,30.
Deze posten tellen op tot een totaalbedrag van USD 41.560,20.
Breadbox vordert betaling in Nederland geld (euro) en hanteert de in de BRR schaderekening gehanteerde koers van 0,8472 euro voor 1 USD. AIG heeft aangevoerd dat niet is toegelicht waarom de schade onder de polis vergoed zou moeten worden tegen de koers van de (arbitraire) datum van het opmaken van de schaderekening. De rechtbank zal de huidige koers (van 17 januari 2022) hanteren.
USD 41.560,20 omgerekend tegen de huidige koers van 0,87 is afgerond € 36.157,37
Het aandeel van AIG daarin beloopt dan na aftrek van eigen risico € 5.578,69
De vordering van Breadbox zal tot dat bedrag worden toegewezen.
2.22.
Dan resteert de vraag of de kosten onder h. van het herbeladen, herbundelen en uit het water halen van het hout ad USD 8.000,00 kwalificeren als onder de polis te vergoeden opruimingskosten. Deze vallen onder Clausule 003/2006 mits Breadbox krachtens wettelijk voorschrift tot opruiming gehouden was. Breadbox heeft daarover niets gesteld zodat dit niet is komen vast te staan. Daarom wordt deze post niet toegewezen.
2.23.
De wettelijke rente over het toegewezen bedrag van € 5.578,69 wordt als niet zelfstandig betwist toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, te weten 8 september 2017.
de vordering onder (ii)
2.24.
Breadbox vordert de hierboven in 2.2 onder (ii) omschreven verklaring voor recht voor het geval de P&I verzekeraar van Kaltur, de eigenaar van het schip, alsnog regres op haar wil nemen voor het door Kaltur betaalde bedrag van USD 60.000. Ter onderbouwing heeft Breadbox een overeenkomst tussen scheepseigenaar Kaltur en Breadbox van 6 september 2016 (productie E 10) en een brief van Turk P&I (de P&O verzekeraar van Kaltur) van 18 oktober 2016 (productie E 11) overgelegd. Breadbox stelt dat Kaltur “
on a without prejudice basis” USD 60.000 heeft betaald en dat Turk P&I meent dat Breadbox op grond van de charter party de USD 60.000 behoort te dragen. Daarom heeft Breadbox belang bij een verklaring voor recht voor het geval Turk P&I /Kaltur alsnog (in aansluiting op de e-mail/brief van 18 oktober 2016) werk wil maken van het terughalen van de USD 60.000.
2.25.
AIG voert aan dat de vordering van het door Turk P&I betaalde bedrag van USD 60.000,00 is verjaard. Ten overvloede merkt AIG op dat niet is gebleken dat Turk P&I het voornemen heeft om de betreffende vordering op Breadbox te verhalen.
2.26.
Het verjaringsverweer van AIG slaagt. AIG heeft aangevoerd dat de vordering nooit eerder door Breadbox is ingesteld. De rechtbank gaat daarvan uit. Breadbox heeft eerder immers gesteld deze kosten zelf te hebben gemaakt. Op grond van artikel 7:942 lid 1 BW verjaart de rechtsvordering tegen de verzekeraar door verloop van drie jaren na aanvang van de dag volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. Breadbox was in ieder geval op 18 oktober 2016 bekend met de potentiële regresvordering van Turk P&I zodat de verjaring op of omstreeks 18 oktober 2019 is ingetreden. Dat was ruim voor het instellen van de vordering bij akte van 10 februari 2021. Deze vordering van Breadbox zal dan ook worden afgewezen.
2.27.
AIG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Breadbox worden begroot op:
- explootkosten € 85,21
- griffierecht 2.837,00
- salaris advocaat
3.899,00(3,5 punt × tarief IV ad € 1,114,00)
totaal € 6.821,21

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt AIG tot betaling aan Breadbox van € 5.578,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 september 2017 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
3.3.
veroordeelt AIG in de proceskosten, aan de zijde van Breadbox tot op heden begroot op € 6.821,21.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.
1573/32