ECLI:NL:RBROT:2022:3171

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
9711203 CV EXPL 22-829
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot uitvoering van dringende werkzaamheden door woonstichting in verband met lekkage

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting HW Wonen en twee gedaagden die een woning huren. HW Wonen heeft een incidentele vordering ingediend om dringende werkzaamheden uit te voeren in verband met lekkages in de woning. De gedaagden, die zonder gemachtigde procederen, hebben verweer gevoerd tegen deze vordering. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van twee lekkages die schade veroorzaken aan de woning en kortsluitingsgevaar opleveren. HW Wonen heeft aangevoerd dat zij de lekkages wil verhelpen, maar dat de gedaagden geen gelegenheid hebben gegeven om de werkzaamheden uit te voeren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat HW Wonen recht heeft op toegang tot de woning om de inspectie en herstelwerkzaamheden uit te voeren. De gedaagden zijn veroordeeld om HW Wonen en/of ingeschakelde derden toegang te geven tot de woning en om het gehuurde tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen voor de duur van de werkzaamheden. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op nihil. In de hoofdzaak is HW Wonen opgedragen te bewijzen dat de gedaagden haar niet de gelegenheid hebben geboden om de gebreken te herstellen, en zijn de gedaagden opgedragen om hun schade te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9711203 CV EXPL 22-829
uitspraak: 28 april 2022
vonnis in het incident en in de hoofdzaak van de kantonrechter, zitting houdende te
Dordrecht,
in de zaak van:
de stichting
STICHTING HW WONEN,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eiseres in het incident en in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. E. de Jong,
tegen

1..[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden],
gedaagden in het incident en in de hoofdzaak,
die zonder gemachtigde procederen.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “HW Wonen” en gedaagden als “[gedaagde 1]”,
“[gedaagde 2]” en gezamenlijk als “[gedaagden]”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met incidentele vordering van HW Wonen van 14 februari 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie van [gedaagden], met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van HW Wonen, zonder producties;
  • het proces-verbaal van de op 25 maart 2022 gehouden mondelinge behandeling.
Op 28 maart 2022 heeft [gedaagden] een wrakingsverzoek ingediend. De rechter heeft daarin niet berust. De zitting van de wrakingskamer heeft op 7 april 2022 plaatsgevonden. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 15 april 2022 afgewezen. De uitspraak van het vonnis in het incident en de hoofdzaak is bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1
HW Wonen is eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). [gedaagden] huurt de woning sinds 1 januari 1987.
2.2
Vanaf eind 2017 heeft [gedaagden] melding gemaakt van gebreken in het gehuurde, waaronder lekkages. Vanaf 2017 zijn verschillende werkzaamheden verricht in en rondom de woning.
2.3
[gedaagden] heeft op 26 juli 2020 een verzoek om huurprijsvermindering ingediend bij de Huurcommissie.
2.4
Volgens de Huurcommissie is er in de woning onder meer sprake van:
“- lekkage dak door poreuze pannen. Ernstige schimmelvorming en/of vochtplekken als gevolg van doorslaand of optrekkend vocht in tot de woonruimte behorende overige ruimten. Dit is een gebrek in categorie C (nummer V2);- lekkage douche naar onderliggend toilet. De vloer van de badruimte is onvoldoende waterdicht afgewerkt waardoor lekkage of vochtdoorslag van deze ruimte naar een andere ruimte plaatsvindt.Dit is een gebrek in categorie C (nummer nb2);- Keukenblad is niet passend. Dit is een gebrek in categorie C (analoog aan nummer na2).”
2.5
Op 21 december 2021 is de beslissing van de Huurcommissie verzonden aan partijen.

3..Het geschil

In het incident

3.1
HW Wonen vordert op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dat [gedaagden] wordt veroordeeld bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- om HW Wonen en/of door haar ingeschakelde derde(n) onmiddellijk gelegenheid te geven tot de uitvoering van de inspectie en de daaruit voortvloeiende herstelwerkzaamheden ten aanzien van de lekkages in de woning en gedaagden hiervoor te veroordelen om het gehuurde aan de [adres] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis voor de duur van de werkzaamheden tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van HW Wonen zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van HW Wonen te stellen;
- tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
In de hoofdzaak in conventie
3.3
HW Wonen vordert, bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a) een verklaring voor recht dat de woning aan de [adres] geen gebreken kent, althans geen gebreken die een huurprijsvermindering rechtvaardigen;
b) dat de kantonrechter de huurprijs voor de woning aan de [adres] vanaf 1 februari 2020 vaststelt op € 686,01 per maand;
c) dat [gedaagden] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.4
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
In de hoofdzaak in reconventie
3.5
[gedaagden] vordert, bij vonnis:
i) dat HW Wonen wordt veroordeeld tot het verhelpen van achterstallige onderhoudsgebreken;
ii) een huurprijsvermindering van 40% over de periode vanaf januari 2019 tot het moment dat alle gebreken zijn verholpen en schadevergoeding is betaald;
iii) dat HW Wonen wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.290,- aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
iv) dat HW Wonen wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.6
HW Wonen voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

In het incident

4.1
Volgens artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. In lid 2 van dat artikel is bepaald dat deze vordering moet samenhangen met de vordering in de hoofdzaak. De kantonrechter stelt vast dat ten aanzien van de onderhavige vordering aan dit criterium is voldaan, zodat HW Wonen ontvankelijk is in haar verzoek.
4.2
HW Wonen heeft aangevoerd dat er in de woning twee lekkages zijn, die schade veroorzaken aan de woning en gevaar veroorzaken voor degenen die zich in de woning bevinden. Het gaat om een lekkage aan het dak en een lekkage in het toilet. De lekkage in het toilet levert kortsluitingsgevaar op. HW Wonen wil de lekkages verhelpen, maar [gedaagden] heeft haar daar tot op heden niet de gelegenheid voor gegeven, aldus HW Wonen. Ook is er discussie tussen [gedaagden] en HW Wonen over de manier waarop HW Wonen de lekkage in het plafond van het toilet wil verhelpen. Volgens HW Wonen moet deze lekkage verholpen worden vanuit de badkamer. De douchecabine die [gedaagden] zelf heeft aangebracht dient hiervoor te worden verplaatst, maar dat weigert [gedaagden] te (laten) doen, omdat HW Wonen niet wil voldoen aan de voorwaarden die [gedaagden] stelt ten aanzien van terugplaatsen van bepaalde badkamertegels. HW Wonen heeft [gedaagden] gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen van een Zelf Aangebrachte Voorziening (hierna: ZAV), maar [gedaagden] heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
4.3
HW Wonen heeft tijdens de mondelinge behandeling verduidelijkt dat de gevorderde inspectie een nadere inspectie betreft en dat de gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming wordt gevorderd voor de ruimten waar de inspectie en werkzaamheden moeten plaatsvinden en wel voor de duur van de werkzaamheden. HW Wonen meent dat de ontruiming noodzakelijk is voor het geval dat [gedaagden] niet mee wil werken aan het toelaten van HW Wonen en/of derden in de woning in het kader van de te verrichten werkzaamheden.
4.4
[gedaagden] erkent dat er sprake is van twee lekkages in de woning en dat HW Wonen die dient te verhelpen. [gedaagden] erkent ook dat door de lekkages schade wordt veroorzaakt aan de woning en dat er sprake is van kortsluitingsgevaar. [gedaagden] betwist echter dat er sprake is van dringende werkzaamheden en meent dat HW Wonen daarom geen dringend belang heeft bij de voorlopige voorziening. Volgens [gedaagden] heeft HW Wonen al meerdere keren inspecties laten verrichten, maar weigert HW Wonen de werkzaamheden daadwerkelijk uit te voeren. Hieruit blijkt volgens [gedaagden] dat HW Wonen de lekkages zelf niet dringend genoeg vindt en daarom kan de voorlopige voorziening ook niet worden toegewezen. [gedaagden] voert verder aan dat de lekkage in het plafond van het toilet niet vanuit de badkamer hoeft te worden verholpen, althans dat HW Wonen – indien zij wel vanuit de badkamer moet werken – de badkamer moet herstellen in de staat zoals [gedaagden] dat wenst en zoals volgens [gedaagden] is afgesproken met de vorige aannemer. Daarmee bedoelt [gedaagden] in elk geval het plaatsen van grotere badkamertegels dan de tegels die HW Wonen standaard aanbiedt. Indien HW Wonen niet aan die voorwaarden voldoet, zal [gedaagden] HW Wonen niet toelaten tot de woning om in de badkamer werkzaamheden te verrichten.
4.5
Gelet op artikel 7:220 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is [gedaagden] verplicht om HW Wonen de gelegenheid te geven tot het uitvoeren van dringende werkzaamheden. Er is sprake is van twee lekkages die zorgen voor schade aan de woning en kortsluitingsgevaar. De werkzaamheden die HW Wonen dient uit te voeren om de lekkages te herstellen zijn daarom dringende werkzaamheden in de zin van artikel 7:220 BW. Om diezelfde reden kan van HW Wonen niet gevergd worden dat zij de afloop van de hoofdzaak afwacht voordat zij hiermee aan de slag gaat, mede gelet op het feit dat er in de hoofdzaak vandaag geen einduitspraak wordt gedaan. Ook een afweging van belangen van partijen maakt dit oordeel niet anders. HW Wonen heeft aangegeven dat er een nadere inspectie zal komen om vast te stellen waar precies moet worden gewerkt om de lekkages te verhelpen. Als uit deze nadere inspectie blijkt dat het noodzakelijk is om in de badkamer werkzaamheden te verrichten, dan is HW Wonen verplicht om dat doen, aangezien zij als eigenaar verplicht is om deze dringende werkzaamheden uit te voeren. Omdat HW Wonen de eigenaar van de woning is, hoeft zij met de voorwaarden die [gedaagden] stelt ten aanzien van de badkamer geen rekening te houden bij de uitvoering van de werkzaamheden.
Conclusie in het incident
4.6
De provisionele vordering waarbij [gedaagden] wordt verplicht om HW Wonen en/of door haar ingeschakelde derden toe te laten tot de woning om een inspectie uit te voeren en herstelwerkzaamheden te verrichten om de lekkages te verhelpen zal dan ook worden toegewezen. Omdat voldoende aannemelijk is dat [gedaagden] HW Wonen niet zal toelaten in de woning om de werkzaamheden te verrichten, zal ook de gevorderde gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming voor de duur van de werkzaamheden worden toegewezen.
Proceskosten in het incident
4.7
[gedaagden] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident. Aangezien de provisionele vordering tegelijkertijd met de dagvaarding is ingediend, deze zaken samenhangen en zowel de hoofdzaak als de provisionele vordering tijdens dezelfde mondelinge behandeling zijn behandeld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in het incident aan de zijde van HW Wonen te bepalen op nihil.
In de hoofdzaak: in conventie en reconventie
4.8
Door het instellen van een vordering binnen acht weken na verzending van de uitspraak van de Huurcommissie is - ingevolge art. 7:262 BW - de uitspraak van de Huurcommissie komen te vervallen. Partijen zijn niet meer gebonden aan de uitspraak van de Huurcommissie.
4.9
Gelet op het feit dat de vorderingen in conventie en reconventie grotendeels samenhangen, zullen deze vorderingen ook gezamenlijk worden behandeld.
Gebreken aan de woning?
4.1
Volgens artikel 7:204 BW is een gebrek een staat of eigenschap van de woning of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de woning aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden woning.
4.11
Partijen zijn het erover eens dat er in de woning in elk geval sprake is van twee lekkages en een niet passend keukenblad, zoals ook in het rapport van onderzoek van de Huurcommissie is vastgesteld. [1] Volgens HW Wonen zijn dat echter geen gebreken in de zin van artikel 7:204 BW, omdat [gedaagden] niet aan de verplichting heeft voldaan om HW Wonen gelegenheid te geven om werkzaamheden aan de woning uit te voeren.
4.12
De lekkages in de woning en het niet passende keukenblad zijn volgens de kantonrechter gebreken in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. De kantonrechter volgt HW Wonen niet in haar stelling dat er geen sprake kan zijn van gebreken als huurders geen gelegenheid geven om deze gebreken te verhelpen. Wel kan het zijn dat de gebreken dan geen huurprijsvermindering rechtvaardigen. Dat zal hierna worden besproken.
4.13
Gelet op artikel 7:206 BW is de verhuurder in principe verplicht om op verlangen van de huurder gebreken te verhelpen. Partijen zijn het eens over het feit dat de gebreken moeten worden verholpen door HW Wonen. HW Wonen heeft zich ter zitting daartoe ook bereid verklaart en heeft voor wat betreft de lekkages hiertoe een provisionele vordering ingesteld. Mede gelet op de beslissing op deze provisionele vordering, ziet de kantonrechter geen aanleiding om op dit moment in de procedure een beslissing te nemen op de vordering in reconventie onder i.
Huurprijsvermindering
4.14
Artikel 7:207 BW geeft aan dat de huurder in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van een gebrek een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs kan vorderen tot de dag waarop het gebrek is verholpen.
4.15
De gebreken die onder 4.11 zijn genoemd (hierna: de gebreken), zijn in principe gebreken die een huurprijsvermindering rechtvaardigen. Voor het antwoord op de vraag of de gebreken ook in dit specifieke geval een huurprijsvermindering rechtvaardigen, is van belang of [gedaagden] HW Wonen de gelegenheid heeft gegeven om werkzaamheden aan de gebreken uit te voeren. Daarbij merkt de kantonrechter op dat huurders enige voorwaarden mogen stellen met betrekking tot data en tijdstippen waarop werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden, indien het voor de uitvoering daarvan nodig is dat zij thuis zijn. Aan de andere kant dienen huurders uitvoerders binnen te laten voor de nodige werkzaamheden als zij daarvoor een afspraak hebben gemaakt en kunnen huurders niet zoveel verhinderdata opgeven dat het uitvoeren van de werkzaamheden praktisch onmogelijk wordt gemaakt.
4.16
Gelet op artikel 7:257 BW kan de huurprijsvermindering slechts worden toegewezen tot zes maanden voorafgaand aan het verzoek bij de Huurcommissie. In dit geval gaat die periode terug tot 26 januari 2020, omdat [gedaagden] op 26 juli 2020 het verzoek tot huurvermindering bij de Huurcommissie heeft ingediend.
4.17
HW Wonen heeft onderbouwd gesteld dat [gedaagden] haar niet de gelegenheid heeft geboden om werkzaamheden aan de gebreken uit te voeren. Daartoe heeft HW Wonen verschillende e-mails en brieven overgelegd waaruit zou blijken dat [gedaagden] geen akkoord heeft gegeven op de uit te voeren werkzaamheden. HW Wonen verwijst hierbij naar producties 6 tot en met 9 bij dagvaarding. Ook zou uit e-mails van uitvoerders (HW Wonen verwijst naar producties 16 tot en met 28) blijken dat [gedaagden] afspraken met uitvoerders niet nakomt.
4.18
[gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat HW Wonen niet de gelegenheid is geboden om werkzaamheden aan de gebreken uit te voeren. [gedaagden] geeft aan dat zij meermaals mondeling akkoord heeft gegeven op uit te voeren werkzaamheden, maar dat het aan de zijde van HW Wonen vast liep, dat uitvoerders meermalen zijn toegelaten en dat er met uitvoerders afspraken zijn gemaakt. [gedaagden] betwist dat afspraken met uitvoerders niet nagekomen zijn en geeft aan dat de uitvoerders zelf hun afspraken niet nakwamen.
4.19
Uit de door HW Wonen overgelegde correspondentie blijkt volgens de kantonrechter dat de communicatie tussen [gedaagden] en HW Wonen of uitvoerders in de afgelopen jaren stroef is verlopen. Echter blijkt uit de overgelegde correspondentie vooralsnog niet op welk moment HW Wonen daadwerkelijk de werkzaamheden ten aanzien van de lekkage en het niet passende keukenblad heeft willen starten en op welk moment en op welke manier [gedaagden] haar of haar uitvoerders daarvoor niet de gelegenheid heeft gegeven. Zo staat vooralsnog niet vast dat HW Wonen zonder schriftelijk akkoord van [gedaagden] op haar e-mail van 30 oktober 2019 ook niet aan de werkzaamheden kon beginnen. Daarnaast staat niet vast of er met betrekking tot het verhelpen van de twee lekkages en het niet passende keukenblad daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt tussen HW Wonen of haar uitvoerders en [gedaagden], dat [gedaagden] die niet is nagekomen en als dat het geval is, hoe vaak dat is gebeurd. In elk geval staat vooralsnog niet vast dat [gedaagden] HW Wonen in de periode vanaf 26 januari 2020 niet de gelegenheid heeft geboden om de werkzaamheden met betrekking tot de twee lekkages en het niet passende keukenblad uit te voeren.
4.2
HW Wonen draagt op basis van artikel 150 Rv de bewijslast van haar stelling dat [gedaagden] haar niet de gelegenheid heeft geboden de gebreken te herstellen – immers is het HW Wonen die in conventie een verklaring voor recht vordert dat de woning geen gebreken kent die een huurprijsvermindering rechtvaardigen. HW Wonen heeft een bewijsaanbod gedaan en zal worden opgedragen te bewijzen dat [gedaagden] haar niet de gelegenheid heeft geboden de gebreken – waarmee wordt bedoeld: de gebreken zoals opgesomd onder 2.4 van dit vonnis – te herstellen vanaf 26 januari 2020.
4.21
Indien vast komt te staan dat [gedaagden] HW Wonen geen gelegenheid heeft gegeven om de werkzaamheden door HW Wonen te laten verrichten, dan zal dat ertoe leiden dat er geen sprake is van gebreken die een huurprijsvermindering rechtvaardigen, dat de huurprijs vanaf 1 februari 2020 vastgesteld kan worden op € 686,01 en dat ook de vordering van [gedaagden] in reconventie voor wat betreft de huurprijsvermindering wordt afgewezen.
4.22
Indien niet vast komt te staan dat [gedaagden] HW Wonen geen gelegenheid heeft gegeven om de werkzaamheden door HW Wonen te laten verrichten, dan dient daarna nog te worden beoordeeld met welk percentage de huur zal worden verminderd en tot welk moment de huurprijsvermindering geldt. Dat zal in elk geval niet langer zijn dan tot het moment dat de gebreken zijn verholpen. Indien HW Wonen bewijs levert van het feit dat [gedaagden] vanaf een bepaald later moment dan 26 januari 2020 HW Wonen niet de gelegenheid heeft geboden om de werkzaamheden uit te voeren, dan zal de huurprijsvermindering hooguit tot dat moment worden toegewezen.
Schadevergoeding?
4.23
In reconventie vordert [gedaagden] een schadevergoeding voor schade die door HW Wonen zou zijn veroorzaakt. De schadevergoeding zou volgens [gedaagden] moeten bestaan uit € 3.000,- vanwege vermindering van huurgenot en € 4.290,- vanwege materiële schade. [gedaagden] voert daartoe de volgende schadeposten op:
Schadepost
Schadebedrag
1.
Behang gang
€ 160,-
2.
Tapijt zolder en trap
€ 1.340,-
3.
Schoonmaken tapijt woonkamer
€ 250,-
4.
Buitenlampen voor en achter
€ 110,-
5.
Vliegenhorren
€ 450,- (3x € 150,-)
6.
Tuinset
€ 400,-
7.
Tegels gang
€ 120,-
8.
Behang trap en slaapkamer
€ 560,-
9.
Matras
€ 200,-
10.
Bed ombouw
€ 600,-
11.
Plafond toilet
€ 100,-
Dit telt op tot een totaalbedrag van € 4.290,-
4.24
[gedaagden] heeft ten aanzien van de schadeposten 1 tot en met 7 gesteld dat de schade het gevolg is van handelen van HW Wonen dan wel hulppersonen van HW Wonen tijdens renovatiewerkzaamheden in en rondom de woning. Voor wat betreft de schadeposten 8 tot en met 11 wordt gesteld dat dit is veroorzaakt door lekkage of vochtdoorslag als gevolg van de lekkage.
4.25
HW Wonen heeft aangegeven dat zij de schadeposten 1, 4 (voor wat betreft de lamp aan de achterzijde van de woning), 5 en 6 zelf heeft geconstateerd en de schade wil vergoeden, indien [gedaagden] haar een onderbouwing van de kosten geeft. Dit heeft zij per brief van 4 januari 2022 al bij [gedaagden] aangegeven (productie 33 bij dagvaarding). Omdat [gedaagden] de schadeposten niet heeft onderbouwd met facturen, offertes of andere specificaties, heeft HW Wonen tot op heden geen vergoeding betaald. Voor het overige betwist HW Wonen de schadeposten, het causaal verband en het schadebedrag. Ten aanzien van schadepost 11 heeft HW Wonen aangegeven dat zij tijdens de werkzaamheden die nog uitgevoerd moeten worden het plafond zal gaan herstellen. Als dat inderdaad gebeurt, zal deze schadepost niet meer bestaan en moeten worden afgewezen.
4.26
De kantonrechter stelt [gedaagden] in de gelegenheid om haar schade nader te onderbouwen. Dit dient [gedaagden] op de volgende manier te doen:
- Voor wat betreft alle schadeposten (1 t/m 11) dient [gedaagden] kostenspecificaties (bijvoorbeeld een rekening, factuur of offerte) te overleggen van het herstel of de vervanging. Als er nog geen herstel of vervanging heeft plaatsgevonden, moet de hoogte van de schade anderszins worden onderbouwd, bijvoorbeeld door documenten waaruit blijkt wat de waarde was op het moment dat de schade is opgetreden.
- Voor wat betreft de schadeposten 2, 3, 4 (lamp aan de voorzijde), 7, 8, 9 en 10 dient [gedaagden] foto’s of anderszins onderbouwing van het bestaan van de schade te overleggen.
- Voor wat betreft de schadeposten onder 2, 3, 4 (lamp aan de voorzijde) en 7 dient [gedaagden] aan te geven wanneer en waardoor de schade is veroorzaakt en op welk moment dit voor het eerst is gemeld aan HW Wonen.
4.27
De gevorderde immateriële schadevergoeding voor verminderd huurgenot zal worden afgewezen, omdat [gedaagden] reeds een vordering tot huurprijsvermindering heeft ingesteld en onvoldoende heeft onderbouwd welke immateriële schade daarnaast zou zijn geleden.
4.28
Alle overige beslissingen worden aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
met betrekking tot de incidentele vordering:
veroordeelt [gedaagden] om HW Wonen en/of door haar ingeschakelde derden onmiddellijk gelegenheid te geven tot de uitvoering van de inspectie en de daaruit voortvloeiende herstelwerkzaamheden ten aanzien van de lekkages in de woning en gedaagden hiervoor te veroordelen om het gehuurde aan de [adres] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis voor de duur van de werkzaamheden tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van HW Wonen zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van HW Wonen te stellen;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van dit incident, tot op heden aan de zijde van HW Wonen bepaald op nihil;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
draagt HW Wonen opte bewijzen dat [gedaagden] haar niet de gelegenheid heeft geboden de gebreken – waarmee wordt bedoeld: de gebreken zoals opgesomd onder 2.4 van dit vonnis – te herstellen vanaf 26 januari 2020;
draagt [gedaagden] opom de gestelde schade nader te onderbouwen zoals onder 4.26 van dit vonnis is opgenomen;
verwijst de zaak naar de
rolzitting van 2 juni 2022om:
- [gedaagden] in de gelegenheid te stellen om de hierboven genoemde stukken over te leggen;
- HW Wonen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of, en zo ja op welke wijze, zij bewijs wenst te leveren van haar stelling;
bepaalt dat indien HW Wonen dit bewijs schriftelijk wenst te leveren, zij dit direct bij deze akte moet doen;
bepaalt dat indien HW Wonen dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen,
zij bij deze akte de namen en woonplaats van de voor te brengen getuigen moet opgeven
met opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden juni 2022 tot en met
oktober 2022;
bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan het
Steegoversloot 36 te Dordrecht;
wijst HW Wonen erop dat zij voor te brengen getuigen zelf dient op te roepen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. van den Wildenberg en uitgesproken door mr. dr. P.G.J.
van den Berg in het openbaar.
48996

Voetnoten

1.Zie ook 2.4 van dit vonnis.