ECLI:NL:RBROT:2022:3153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
C/10/628099 / FA RK 21-8247
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning onder toepassing van Nederlands recht in plaats van Kaapverdisch recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van verzoekster door belanghebbende. Verzoekster, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft het verzoek ingediend omdat zij van mening is dat belanghebbende, die haar op 13 februari 2001 erkend heeft, niet haar biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Kaapverdisch recht, dat van toepassing zou zijn op de erkenning, geen mogelijkheid biedt voor vernietiging van de erkenning. Dit zou verzoekster in een onwenselijke positie brengen, aangezien zij zich niet kan losmaken van haar juridische vader, terwijl zij daar een zwaarwegend belang bij heeft. De rechtbank heeft daarom op grond van artikel 10:6 BW afgeweken van de verwijzingsregel en Nederlands recht toegepast, omdat de toepassing van het Kaapverdisch recht in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde en het recht op respect voor het privéleven van verzoekster, zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster tijdig een verzoek tot vernietiging heeft ingediend en dat zij voldoende heeft aangetoond dat belanghebbende niet haar biologische vader is. Het verzoek tot vernietiging van de erkenning is toegewezen, waardoor verzoekster van rechtswege de geslachtsnaam van haar moeder zal hebben. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. B. Krijnen, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. M. Ligthart.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/628099 / FA RK 21-8247
Beschikking van 13 april 2022 betreffende vernietiging van de erkenning
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen verzoekster,
advocaat mr. L. Vieira te Rotterdam.
In deze zaak is belanghebbende:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [belanghebbende]
.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 2 november 2021;
- het bericht van de zijde van [belanghebbende] van 9 februari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022. Daarbij is verzoekster met haar advocaat verschenen.
[belanghebbende] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Zoals afgesproken tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster de rechtbank nog bericht. Er zijn van haar zijde twee berichten ingekomen, van 9 maart 2022 respectievelijk van 24 maart 2022.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Verzoekster is op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , [geboorteland] , geboren uit [persoon A] .
2.2.
[belanghebbende] heeft verzoekster op 13 februari 2001 erkend.
2.3.
Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit sinds 6 november 2019.
[belanghebbende] heeft de Portugese en Kaapverdische nationaliteit.

3..De beoordeling

3.1.
Verzoekster verzoekt de erkenning van haar door [belanghebbende] te vernietigen en te bepalen dat zij heeft verklaard dat zij voortaan de geslachtsnaam van haar moeder zal hebben.
Rechtsmacht
3.2.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv rechtsmacht, omdat verzoekster haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Toepasselijk recht
3.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 10:96 BW wordt de vraag op welke wijze een erkenning kan worden tenietgedaan, wat betreft de bevoegdheid van de erkenner en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het volgens artikel 10:95 lid 1 BW toegepaste recht.
3.4.
[belanghebbende] heeft verzoekster op Kaapverdië erkend. In aanmerking nemende dat [belanghebbende] (onder meer) de Kaapverdische nationaliteit heeft, gaat de rechtbank ervan uit dat op de erkenning Kaapverdisch recht is toegepast. Dat recht is daarom ook van toepassing op het verzoek tot vernietiging van de erkenning.
3.5.
Het Kaapverdische recht kent niet de mogelijkheid van een vernietiging van de erkenning. Het verwijzingsresultaat brengt verzoekster dus in een positie waarin zij zich in familierechtelijke zin niet zou kunnen losmaken van haar juridische vader, terwijl zij daar wel een zwaarwegend belang bij heeft. Verzoekster heeft onweersproken gesteld dat [belanghebbende] niet haar biologische vader is en dat het contact tussen hen al jaren geleden is verbroken. Verder stelt zij slechte herinneringen te hebben aan [belanghebbende] , zodat de juridische band als pijnlijk kan worden beschouwd. Tegen die achtergrond leidt een toepassing van het Kaapverdisch recht tot een inbreuk op het in artikel 8 EVRM opgenomen recht van verzoekster op respect voor haar privéleven. De rechtbank is gezien deze inbreuk van oordeel dat het ontbreken van een mogelijkheid voor verzoekster om de erkenning door [belanghebbende] te vernietigen, in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank zal daarom op grond van artikel 10:6 BW afwijken van de verwijzingsregel van artikel 10:96 BW en Nederlands recht toepassen op het verzoek.
Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat verzoekster reeds vanaf jonge leeftijd in Nederland woont en inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft en deze zaak dus een nauwe betrokkenheid heeft bij de Nederlandse rechtsorde.
3.6.
Op grond van artikel 1:205 lid 1 onder a BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning worden gedaan door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens de meerder-jarigheid van het kind heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft als voorwaarde te gelden dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind. Op grond van artikel 1:205 lid 4 BW wordt het verzoek door het kind ingediend binnen drie jaar nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet de biologische vader is. Indien het kind echter gedurende de minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaar nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
Ontvankelijkheid
3.7.
Verzoekster stelt dat zij op jonge leeftijd door haar moeder naar Nederland is gestuurd om bij haar tante en (aangetrouwde oom) [belanghebbende] te gaan wonen, hetgeen mogelijk was door de erkenning van verzoekster door [belanghebbende] . Verzoekster heeft nooit gedacht dat [belanghebbende] haar biologische vader is.
Gelet op de omstandigheid dat verzoekster al tijdens haar minderjarigheid ermee bekend was dat [belanghebbende] niet haar biologische vader is, was zij tot 7 november 2021 in de gelegenheid een verzoek tot vernietiging van de erkenning in te dienen. Het verzoek is op
2 november 2021 en dus tijdig ingediend, zodat verzoekster hierin kan worden ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
3.8.
[belanghebbende] heeft per e-mail laten weten in te stemmen met het verzoek.
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster voldoende heeft gesteld om aan te nemen dat [belanghebbende] niet haar biologische vader is. Hierbij is tevens in aanmerking genomen dat [belanghebbende] de stellingen van verzoekster onweersproken heeft gelaten.
Het verzoek tot vernietiging van de erkenning van verzoekster door [belanghebbende] zal dan ook worden toegewezen.
3.10.
Door de vernietiging van de erkenning zal verzoekster van rechtswege de geslachtsnaam van haar moeder hebben. Zij heeft dan ook geen belang bij dit verzoek dat om die reden zal worden afgewezen.
3.11.
Het verzoek de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren zal worden afgewezen, omdat de vernietiging van de erkenning eerst rechtsgevolg krijgt indien de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
Proceskosten
3.12.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
vernietigt de erkenning van [verzoekster] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , [geboorteland] , door [belanghebbende] , geboren op
[geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , [geboorteland] ;
4.2.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden niet eerder dan drie maanden na de dag van de beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag, op voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. M. Ligthart op 13 april 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.