ECLI:NL:RBROT:2022:3140

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
9499564 VZ VERZ 21-16451
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tegen de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor, ingediend door [verzoeker] tegen de Staat der Nederlanden. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een incident dat plaatsvond op 1 november 2017, waarbij [verzoeker] tijdens zijn detentie in de Penitentiaire Inrichting De Schie te Rotterdam buiten bewustzijn raakte door een onbekende substantie. [verzoeker] heeft aangegeven dat hij meer duidelijkheid wil krijgen over de samenstelling van deze substantie, alvorens hij mogelijk juridische stappen onderneemt tegen de Staat voor schadevergoeding.

De Staat heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek tot het getuigenverhoor, met de stelling dat [verzoeker] geen belang heeft bij het verzoek en dat het getuigenverhoor niet meer zinvol zou zijn na zoveel tijd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid of andere zwaarwichtig geoordeelde bezwaren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] wel degelijk belang heeft bij het verkrijgen van informatie over de substantie, wat hem kan helpen bij het bepalen van zijn positie in een eventuele aansprakelijkstelling.

De kantonrechter heeft het verzoek tot het voorlopig getuigenverhoor toegewezen en beide partijen verzocht om verhinderdata op te geven voor de maanden mei tot en met juli 2022. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere afhandeling. De beschikking is uitgesproken door mr. drs. E. van Schouten tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9499564 VZ VERZ 21-16451
uitspraak: 2 maart 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker],
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.J. Michielsen,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden,(Ministerie van Justitie en Veiligheid, meer speciaal de Dienst Justitiële Inrichtingen Penitentiaire Inrichting Rotterdam “De Schie” te Rotterdam,
zetelend te Den Haag,
verweerder,
vertegenwoordiger: [naam 1].
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[verzoeker]’ en ‘De Staat’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het verzoekschrift van 18 oktober 2021, met bijlagen;
het verweerschrift, met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft op 2 februari 2022 plaatsgevonden
De beschikking is bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1
[verzoeker] verzoekt een voorlopig getuigenverhoor te bevelen en wenst de volgende personen als getuige te laten horen:
  • [naam 2], medewerker arbeid “poedercoaterij” PI De Schie;
  • [naam 3], penitentiair medewerker;
  • [naam 4], General Manager van [naam bedrijf];
  • [naam 5], plv. vestigingsdirecteur PI De Schie.
2.2
[verzoeker] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. [verzoeker] heeft tijdens zijn detentie in de PI De Schie te Rotterdam werkzaamheden in opdracht van De Staat moeten verrichten, waarbij hij op 1 november 2017 bij het werken in een reservoir met onbekende substantie buiten bewustzijn is geraakt. [verzoeker] had nadien last van misselijkheid en knie(huid)klachten. Alvorens eventueel een juridische procedure tegen De Staat te starten – strekkende tot vergoeding van de door hem geleden materiële/immateriële schade als gevolg van de blootstelling aan een blubberachtige substantie – wenst [verzoeker] meer duidelijkheid krijgen over de samenstelling van deze blubberachtige substantie.
2.3
De Staat heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor, op welk verweer hierna – voor zover voor de beoordeling van belang – zal worden ingegaan.

3..De beoordeling

3.1
Uitgangspunt is dat de kantonrechter in beginsel een getuigenverhoor beveelt als een belanghebbende of -in het geval van een reeds aanhangig geschil- één der partijen dit verzoekt, en het bewijs door getuigen is toegelaten.
3.2
Nu het verzoek van [verzoeker] voldoet aan de wettelijke vereisten moet het in beginsel worden toegewezen. Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd zou zijn met de goede procesorde, de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel wordt misbruikt of het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Verder geldt dat een verzoeker zonder voldoende belang geen bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken toekomt (artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek).
3.3
De Staat meent dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek. Allereerst omdat De Staat ruim twee jaar na het aan [verzoeker] betaalde voorschot – in afwachting van een eventuele onderbouwing van het causale verband tussen het incident en het knieletsel – niets meer van de gemachtigde van [verzoeker] heeft vernomen. Het is ook de vraag of na zoveel tijd een zinvol getuigenverhoor nog mogelijk is. Daarnaast betwijfelt De Staat dat het voorlopig getuigenverhoor over de samenstelling van het slib meer informatie geeft over de causaliteit tussen het incident en het knieletsel van [verzoeker]. [verzoeker] stelt echter dat hij met het voorlopig getuigenverhoor enkel duidelijkheid wil verkrijgen over de samenstelling van de substantie. Die duidelijkheid kan hem helpen bij het bepalen van zijn positie rond eventuele aansprakelijkstelling. De kantonrechter oordeelt dat hieruit voldoende een belang van [verzoeker] blijkt. Het standpunt dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek acht de kantonrechter daarom niet juist en wordt verworpen. Niet is gebleken dat [verzoeker] om andere redenen geen belang zou hebben of dat één van de andere afwijzingsgronden zoals in punt 3.2 vermeld, zich hier voordoet.
3.4
Ten aanzien van de voorgestelde getuigen door [verzoeker] voert De Staat aan dat enkel [naam 2] kan worden opgeroepen als getuige, omdat hij de enige is die daadwerkelijk aanwezig was bij het incident en hij zelf ook in het vat met het slib is geweest, voorafgaand aan [verzoeker]. [verzoeker] stelt daarentegen dat hij ook belang heeft bij het oproepen van de overige getuigen. Gelet op het verzoek van [verzoeker] ziet de kantonrechter geen aanleiding om het getuigenverhoor te beperken tot bepaalde getuigen.
3.5
Gelet op het bovenstaande wordt het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor toegewezen.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
wijst het verzoek toe;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 21 maart 2022om 13.30 uur voor het opgeven door [verzoeker] van de te horen getuigen en het opgeven door
beide partijenvan verhinderdata;
bepaalt dat [verzoeker] de verhinderdata van alle betrokkenen, inclusief de getuigen, voor de maanden mei tot en met juli 2022 moet opgeven;
bepaalt dat De Staat de verhinderdata van zijn zijde voor de bovengenoemde maanden eveneens moet opgeven;
bepaalt dat partijen de bovenbedoelde opgave ook bij akte mogen insturen, te ontvangen door de griffie uiterlijk de dag voorafgaand aan voornoemde rolzitting, om 12.00 uur;
bepaalt dat een getuigenverhoor wordt gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 in Rotterdam ten overstaan van de kantonrechter die deze beschikking wijst.
Deze beschikking is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236