Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering en het verweer in conventie
4..De vordering en het verweer in reconventie
5..De beoordeling
in conventie:
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een huurrechtkwestie tussen de Stichting Havensteder en [persoon A]. De eiseres, Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [persoon A] wegens een huurachterstand. De huurprijs bedroeg € 628,34 per maand en er was een aanzienlijke achterstand ontstaan. Havensteder vorderde een totaalbedrag van € 7.826,56, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand onvoldoende gemotiveerd was betwist door [persoon A], waardoor het 'tenzij-verweer' faalde. De rechter oordeelde dat de huurachterstand van meer dan drie maanden ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van [persoon A], zoals financiële problemen en een bijstandsuitkering, woog het belang van Havensteder zwaarder. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor ontruiming na betekening van het vonnis. In reconventie heeft [persoon A] een vordering ingesteld voor onverschuldigde betalingen, maar deze werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De proceskosten werden toegewezen aan Havensteder.