ECLI:NL:RBROT:2022:3104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
10/165836-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor verboden wapenbezit met bewijswaardering van DNA-materiaal en rechtmatigheid van doorzoeking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verboden wapenbezit. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen redelijke verdenking was en dat het aangetroffen DNA-materiaal een mengprofiel betrof van minimaal drie personen, waarbij de halfbroer van de verdachte niet was meegenomen in het DNA-onderzoek. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende gronden waren voor een redelijke verdenking. De verdachte was eerder als bestuurder van een Audi geregistreerd, die in verband werd gebracht met een schietincident. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte werd een geladen vuurwapen en een geluiddemper aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was en dat de bewijskracht van het DNA-onderzoek niet volledig kon worden uitgesloten, ondanks de bezwaren van de verdediging. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/165836-21
Datum uitspraak: 20 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Dordrecht,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de doorzoeking van de woning onrechtmatig is geweest, bij gebreke van een redelijke verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting van de voorwerpen die tijdens de doorzoeking in beslag genomen zijn. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de bewijskracht van het door het NFI geteste DNA-materiaal niet betrouwbaar is, nu het aangetroffen DNA een mengprofiel is van minimaal drie personen. De verdachte is aangehouden in de woning van zijn halfbroer. Nu zijn halfbroer niet is meegenomen in het DNA-onderzoek, is de uitslag daarvan niet betrouwbaar en kan het niet voor het bewijs worden gebezigd.
4.1.2.
Beoordeling
Doorzoeking
De verdenking tegen de verdachte [naam verdachte] is ontstaan in de zaak Molen (onderzoek Vleugel). In de nacht van 16 op 17 juni 2021 vond er een feest plaats in een appartementengebouw aan de [adres 1] , ter hoogte van portiek [portiek 1] . De feestvierders hielden zich ook op in het naastgelegen portiek ( [portiek 2] ). Tijdens dat feest is slachtoffer [naam slachtoffer] met een hard voorwerp op het hoofd geslagen, is hij vermoedelijk tweemaal neergeschoten en is vermoedelijk gepoogd hem te beroven. Het slachtoffer verklaarde dat op dat moment alleen de inzittenden van een zwarte auto bij hem waren. Hij verklaarde ook dat hij vermoedde dat een jongen met een donkere huiskleur in donkere kleding op hem had geschoten vanuit een kleiner model donkerkleurige wagen. Uit camerabeelden bleek dat er op 17 juni 2021 omstreeks 02.05 uur een zwarte Audi met kenteken [kentekennummer] met hoge snelheid wegreed bij de genoemde portiek. Op 17 juni 2021 omstreeks 02.10 uur werden twee politieambtenaren verzocht naar Capelle aan den IJssel ter hoogte van nummer [nummer] te gaan omdat daar een man gewond zou zijn. Uit politiesystemen kwam naar voren dat de Audi op naam gesteld staat van [naam 1] , maar dat er ook meerdere malen een andere bestuurder was geregistreerd, namelijk de verdachte. In 2021 is [naam verdachte] viermaal als bestuurder van de Audi aangetroffen naar aanleiding van bekeuringssituaties. Nadat de Audi op een referentielijst voor Automatic Number Plate Recognition was geplaatst, is de Audi nog tweemaal gecontroleerd (op 2 augustus 2021 en op 15 september 2021) waarbij verdachte beide keren de bestuurder van het voertuig was. Tijdens de controle op 15 september 2021 werd in de auto een lege kogelhuls van het kaliber 9x19 mm aangetroffen. Op 1 december 2021 werd [naam 1] gehoord door de politie. Hij verklaarde dat hij zijn auto in de periode van 16 en 17 juni 2021 aan zijn vriend [naam verdachte] (de verdachte) had uitgeleend en daardoor zeker wist dat hij niet de bestuurder van de Audi was op die data. De verdachte werd op 21 december 2021 aangehouden, waarbij de woning aan de [adres 2] , waar de verdachte op dat moment verbleef, is doorzocht.
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een redelijke verdenking tegen de verdachte, aangezien hij pas ruim zes maanden na het plaatsvinden van de feiten werd aangehouden, als gevolg waarvan de doorzoeking van de woning waar de verdachte zich bevond onrechtmatig zou zijn. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. De verdenking tegen de verdachte volgt uit het feit dat hij meerdere malen als bestuurder van de Audi is geregistreerd. Toen de Audi een paar maanden na het incident nogmaals werd gecontroleerd, werd in het voertuig een lege kogelhuls aangetroffen. Verder heeft de eigenaar van de auto verklaard dat de verdachte zijn auto geleend had ten tijde van het incident. Dat gevoegd bij de verklaring van het slachtoffer is voldoende om te kunnen oordelen dat er sprake was van een redelijke verdenking van het plegen van een strafbaar feit. De doorzoeking van de woning aan de [adres 2] was rechtmatig. De bevindingen bij de aanhouding en de tijdens de doorzoeking in beslag genomen voorwerpen kunnen dus voor het bewijs worden gebezigd.
Bewijskracht DNA
Op 21 december 2021 is er met instemming van de verdachte celmateriaal bij hem afgenomen. Het in beslag genomen vuurwapen is onderworpen aan DNA-onderzoek. Uit het rapport van het NFI volgt dat DNA van de verdachte is aangetroffen op de ruwe delen en de trekker van het pistool en op het patroonmagazijn. De kans dat het DNA van een willekeurige derde is, is door het NFI berekend op kleiner dan 1 op 1 miljard. De verdediging heeft aangevoerd dat deze uitslag niet betrouwbaar is, aangezien het aangetroffen DNA een mengprofiel is en de halfbroer van de verdachte niet is meegenomen in het DNA-onderzoek, terwijl deze halfbroer ook in de woning aan de [adres 2] woonde. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de bewijskracht van het DNA-onderzoek mogelijk afwijkt van de werkelijkheid, omdat het DNA van de halfbroer van de verdachte niet is meegenomen in het onderzoek. Dat betekent echter niet dat er geen enkele bewijskracht toe te kennen is aan het DNA-onderzoek. In het DNA-rapport staat immers dat andere aannames voor de berekening kunnen leiden tot een
anderebewijskracht, waarbij gedacht kan worden aan een bijdrage van DNA van een verwant. De rechtbank kent dan ook in het kader van de bewijsbeslissing betekenis toe aan bedoeld onderzoek.
Het geladen vuurwapen is aangetroffen op het nachtkastje in de slaapkamer van de verdachte en zijn vriendin, nadat de verdachte in die slaapkamer ’s ochtends om 8.10 uur is aangehouden. In de lade van het nachtkastje zijn kogelpatronen aangetroffen en in de wasmand is een geluiddemper aangetroffen. De vriendin van de verdachte heeft verklaard dat zij het wapen op het nachtkastje van de verdachte heeft zien liggen, naast het bed waar zij in sliepen. Daarnaast is er een telefoongesprek van de verdachte opgenomen waarin hij zegt: “
Ik had nog een demper daar ook”. Gelet op al het voorgaande, kan het ten laste gelegde bewezen worden.
4.1.3.
Conclusie
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 21 december 2021 te [plaatsnaam]
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9mm, met bijbehorende patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 21 december 2021 te [plaatsnaam]
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

2..handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. In zijn slaapkamer zijn een geladen vuurwapen en bijbehorende munitie aangetroffen. Verder is er een geluidsdemper aangetroffen. Met vuurwapens worden zeer ernstige delicten gepleegd. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met name in de grote steden begint een steeds groter probleem te worden. Niet zelden leidt het bezit van een vuurwapen tot het daadwerkelijk gebruik daarvan. Het aantal schietincidenten met soms dodelijke afloop neemt nog steeds toe. Reden waarom tegen het bezit van vuurwapens hard behoort te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 8 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils heeft een reclasseringsrapport over de verdachte opgesteld, gedateerd 30 december 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte had zijn leven tot aan de coronapandemie goed op orde. Er was sprake van huisvesting, inkomen en werk. Dit alles is hij in 2021 kwijtgeraakt ten gevolge van de coronamaatregelen. Omdat hij niet in het bezit is van een geldig ID, kan hij geen postadres en inkomen regelen. Er lijkt geen sprake te zijn van problematisch middelengebruik en/of psychiatrische problematiek.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en is aansluiting gezocht bij de Landelijke Oriëntatiepunten van het Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank ziet aanleiding om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, teneinde de verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst nogmaals schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
29 (negenentwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 december 2021 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9mm, met bijbehorende patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2021 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.