ECLI:NL:RBROT:2022:3088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/10/633980 / JE RK 22-436
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een gezinsconflict met ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 april 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de onderlinge strijd tussen haar ouders, die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen. De ouders hebben moeite om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor [naam kind]. De vader heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis, wat extra zorgen oproept bij de moeder over de veiligheid van [naam kind] tijdens omgangsregelingen.

De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, maar de kinderrechter heeft besloten deze te beperken tot negen maanden. De kinderrechter oordeelt dat de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [naam kind] af te wenden, en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om deel te nemen aan het traject Kinderen uit de Knel (KUK) en speltherapie voor [naam kind].

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de Raad voor de overige duur van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/633980 / JE RK 22-436
datum uitspraak: 8 april 2022

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2013 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam curator], hierna te noemen de bijzondere curator,

kantoorhoudende te [vestigingsplaats].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 22 februari 2022, ingekomen bij de griffie op
22 februari 2022;
- een verweerschrift van mr. A.C.M. van Lieshout namens de moeder van 30 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 30 maart 2022;
- een pleitnotitie van mr. A.C.M. van Lieshout, die ter zitting is overgelegd.
Op 8 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. A.C.M. van Lieshout,
- de vader, bijgestaan door mr. S. Verhoef,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, te weten [naam 2].
Bijzondere toegang is verleend aan [naam 3], werkzaam als advocaat-stagiaire bij Van Benthem & Keulen en kantoorgenote van mr. S. Verhoef.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 24 december 2020 betreffende wijziging voorlopige voorzieningen is [naam curator] tot bijzondere curator over [naam kind] benoemd.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden.

De standpunten

De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
[naam kind] wordt belast met de strijd tussen haar ouders. Vanwege de houding van de ouders naar elkaar zit [naam kind] klem. De ouders beseffen onvoldoende het effect hiervan op [naam kind].
De vader is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De vader ontvangt hiervoor intensieve behandeling. De moeder heeft geen vertrouwen en heeft grote zorgen wanneer [naam kind] bij haar vader is.
Volgens de leerkracht op school zit [naam kind] in haar eigen wereld, zijn haar prestaties gemiddeld en komt zij vermoeid en niet opgewekt over. [naam kind] praat vrijwel nooit over thuis.
De ontwikkeling van [naam kind] wordt ernstig bedreigd door de houding van de ouders. Het is van belang dat de ouders en [naam kind] alsnog het traject Kinderen uit de Knel (KUK) zullen volgen. Voor het vertrouwen van de moeder is het wenselijk dat de vader haar op de hoogte houdt van het verloop van zijn behandeling. Het is een prille positieve ontwikkeling dat speltherapie voor [naam kind] is gestart. Deze therapie is echter pas na het onderzoek van de Raad van de grond gekomen.
De GI heeft ter zitting het volgende meegedeeld.
Indien een ondertoezichtstelling wordt verleend, kan de GI toezicht houden op het verloop van het KUK-traject en bezien of dat voldoende is voor [naam kind] en of indien nodig meer hulpverlening moet worden ingezet. De verwachting is dat dit traject tegen de zomervakantie afgerond zou kunnen zijn. Het is van belang om vervolgens te bezien of het geleerde beklijft.
Weliswaar is er bij de GI sprake van een wachtlijst bij het aanstellen van een jeugdbeschermer, maar het plegen van overleg met KUK over de voortgang en het afleggen van een huisbezoek op termijn is echter altijd mogelijk.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting verzocht om het verzoek van de Raad niet-ontvankelijk te verklaren althans af te wijzen en subsidiair om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot een kortere periode, te weten voor zes maanden. Ter onderbouwing van dit standpunt is ter zitting het volgende aangevoerd.
De door de Raad verzochte maatregel is een forse inbreuk op de rechten van de moeder en [naam kind] en een ingrijpende inmenging in het gezinsleven van de ouders en [naam kind]. Daar komt bij dat de Raad in het rapport is uitgegaan van onjuiste en onvolledige feiten en omstandigheden. De zorgen van de Raad zijn vooral op het verleden gebaseerd. Een deugdelijke objectieve grondslag voor het verzoek ontbreekt. Niet is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling. Immers is niet aangetoond dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind]. Bovendien is niet vast komen te staan dat hulpverlening in een vrijwillig kader ter afwending van de ontwikkelingsbedreiging heeft gefaald of zal falen. De hulpverlening en ingezette middelen in het vrijwillig kader zijn net gestart, te weten KUK. Ook hebben de ouders samen besloten om opnieuw voor [naam kind] speltherapie in te zetten zodat zij een vertrouwenspersoon heeft. De ouders tonen ook inzet en bereidheid om samen beslissingen over [naam kind] en de uitvoering van de zorgregeling te nemen. Zo verlopen de overdrachtsmomenten rondom de zorgregeling rustig en is er duidelijkheid over de belregeling tijdens de omgangsmomenten. Vanuit KUK krijgen de ouders handvatten aangereikt, die zij al hanteren en kunnen hanteren indien zich een situatie voordoet waarin dat nodig is. Met hulp van een vertrouwenspersoon en KUK in het vrijwillig kader kunnen de door de Raad geformuleerde doelen ook worden bereikt. Het verzoek van de Raad is dan ook prematuur, disproportioneel en een te ingrijpende maatregel. Ook is het de vraag wat de meerwaarde van een ondertoezichtstelling is. Deze maatregel is niet bedoeld om de hulpverlening aan [naam kind] en de ouders te monitoren.
In aanvulling op het betoog van haar advocaat heeft de moeder ter zitting het volgende verklaard.
Een OTS is een te zwaar middel. De moeder maakt zich zorgen over het effect van deze maatregel op [naam kind]. KUK zal de ouders helpen om beter met elkaar te communiceren. [naam kind] heeft bij dit traject baat en gaat graag mee. Ook heeft de moeder na de scheiding zelf hulp gehad. Zij heeft baat gehad bij de verschillende gesprekken met POH, die via de huisarts hebben plaatsgevonden. De door de school verstrekte informatie aan de Raad is verouderd. Volgens de juf op school gaat het goed met [naam kind]. Zij heeft bovendien inmiddels meer vrienden en vriendinnen.
Namens de vader heeft zijn advocaat ter zitting aangegeven dat hij het eens is met een ondertoezichtstelling. Wel is verzocht om de duur van deze maatregel te beperken tot zes maanden. Er is nog niet veel hulpverlening ingezet en de ouders hebben nog stappen te zetten. Binnen een periode van zes maanden zal duidelijk moet worden of het KUK-traject beklijft en of er meer hulpverlening nodig is.
De bijzondere curator heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld.
Het is de wens van [naam kind] dat haar ouders samen verder gaan. Dit is echter niet mogelijk. [naam kind] heeft last van de spanningen tussen haar ouders en zit in een loyaliteitsconflict. Ondanks de wachtlijst bij de GI is toezicht door de jeugdbescherming in het kader van een ondertoezichtstelling dan ook wenselijk. Betreurd wordt dat het KUK-traject niet eerder van de grond is gekomen. Het is echter wel positief dat de ouders inmiddels met dit traject zijn gestart. Ook heeft [naam kind] baat bij de gesprekken met de speltherapeute als vertrouwenspersoon.

De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een GI indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd en de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter overweegt allereerst dat er geen aanknopingspunten zijn om het raadsonderzoek voor onvolledig of onjuist te houden. De informanten zijn immers akkoord gegaan met de wijze waarop hun informatie in het rapport door de Raad is weergegeven terwijl daarvan ook overigens naar aanleiding van de stukken en de behandeling ter zitting niet is gebleken. De kinderrechter acht zich met het combinatie rapport raadsonderzoek gezag en omgang en kinderbeschermingsmaatregel van 21 februari 2022 voldoende voorgelicht om tot een afgewogen beoordeling van het voorliggende verzoek te komen. Het verweer van de advocaat van de moeder dat de Raad in het rapport is uitgegaan van onjuiste en onvolledige feiten en omstandigheden wordt dan ook verworpen.
Op grond van de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, aanwezig zijn. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is immers gebleken dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd.
Als gevolg van hun scheiding belasten de ouders [naam kind] met hun onderlinge strijd, hun moeizame communicatie en hun wederzijdse wantrouwen. [naam kind] is getuige van conflicten tussen haar ouders. Al een langere periode hebben de ouders moeite om op een passende wijze met elkaar te communiceren. Zij leggen de schuld hiervoor bij de ander.
Vanwege de antisociale persoonlijkheidsstoornis bij de vader heeft de moeder zorgen over [naam kind] wanneer zij bij haar vader is. Tegen de beslissing van de rechtbank over de contactregeling tussen [naam kind] en haar vader is de moeder in hoger beroep gegaan.
Tijdens het raadsonderzoek heeft school zorgen over de gemoedstoestand van [naam kind] geuit, zoals ter zitting door de Raad is toegelicht. Dat de leerkracht van [naam kind] aan de moeder zou hebben verteld dat het momenteel goed met [naam kind] gaat, is positief, maar doet aan de eerdere zorgen van school over [naam kind] niets af. Daar komt bij dat de bijzondere curator naar aanleiding van een gesprek met [naam kind] vorige week heeft aangegeven dat zij last heeft van de spanningen tussen haar ouders en een loyaliteitsconflict heeft. [naam kind] zit klem tussen haar ouders.
Ondanks de eerder aangeboden hulpverlening vanuit KUK heeft [naam kind] geen onbelast contact met haar beide ouders, rust, duidelijkheid en ruimte voor haar eigen ontwikkeling en ontwikkeltaken. Vanwege het onderlinge wantrouwen van de ouders en de hoger beroep procedure is hulpverlening in het vrijwillig kader niet van de grond gekomen. Nu de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [naam kind] af te wenden, is thans hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Gelet op al het voorgaande zal de kinderrechter [naam kind] dan ook onder toezicht stellen.
Naar aanleiding van de prille positieve ontwikkelingen zoals ter zitting besproken ziet de kinderrechter wel aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot negen maanden en het verzoek voor het overige af te wijzen. In de afgelopen periode hebben de ouders immers overeenstemming bereikt over hun deelname aan het KUK-traject en over de speltherapie voor [naam kind]. Ook is de belregeling in rustiger vaarwater terecht gekomen. De komende periode is het van belang dat de ouders en [naam kind] het KUK-traject zullen volgen en afronden, dat het geleerde vanuit dit traject bij [naam kind] en de ouders zal beklijven en dat zij zonodig meewerken aan de daaruit volgende (individuele) hulpverlening. Het is immers in het belang van [naam kind] dat zij onbelast contact kan hebben met haar beide ouders en dat zij van haar beide ouders toestemming ervaart om een fijne tijd te hebben bij de andere ouder zodat [naam kind] zich zal kunnen ontspannen en zich optimaal zal ontwikkelen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 8 april 2022 tot 8 januari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2022 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.