In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2022 een beschikking gegeven over de opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De moeder van [naam kind] heeft op 11 maart 2022 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk was uitgesproken bij beschikking van 10 juni 2021. De ondertoezichtstelling was ingesteld omdat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd, onder andere door het verleden van de moeder met middelengebruik. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2022, die met gesloten deuren plaatsvond, was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. S.F. Smidt, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI). De moeder heeft toegelicht dat zij de nodige stappen heeft ondernomen om de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] weg te nemen en dat het goed gaat met hen beiden. De GI heeft ingestemd met het verzoek van de moeder, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft geen zorgen meer over de ontwikkeling van [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De kinderrechter heeft de moeder geprezen voor haar positieve ontwikkeling en haar inzet voor [naam kind]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.