ECLI:NL:RBROT:2022:305

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
ROT 21/4481
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ontheffing van arbeidsverplichtingen op grond van de Participatiewet afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Maassluis. De eiser had een verzoek ingediend om ontheffing van de arbeidsverplichtingen op grond van de Participatiewet (Pw). Het primaire besluit van 18 december 2020, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door de eiser bestreden. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 12 juli 2021, waarna de eiser beroep instelde.

De rechtbank overwoog dat de eiser een bijstandsuitkering ontvangt op basis van de Pw en dat hij op 12 november en 4 december 2020 een verzoek om ontheffing had ingediend. Het college had de eiser verzocht om bewijsstukken aan te leveren ter onderbouwing van zijn verzoek, maar de eiser weigerde dit, omdat het om medische stukken ging. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had onderbouwd dat er dringende redenen waren voor ontheffing van de arbeidsverplichtingen. De bewijslast lag bij de eiser, en hij had niet aangetoond dat hij niet aan de verplichtingen kon voldoen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4481

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. I. Car,
en

het college van burgemeester en wethouders van Maassluis, verweerder,

gemachtigde: mr. N.E. Bensoussan.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om ontheffing van de arbeidsverplichtingen op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 12 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser ontvangt een bijstandsuitkering op grond van de Pw. Op 12 november 2020 en op 4 december 2020 heeft eiser een verzoek om ontheffing van de arbeidsverplichtingen ingediend. Hierop heeft verweerder eiser verzocht het verzoek te onderbouwen met bewijsstukken waaruit blijkt dat hij niet aan die verplichtingen kan voldoen. Eiser heeft op 15 december 2020 te kennen gegeven dat hij die bewijsstukken niet wil inleveren omdat het gaat om medische stukken. Hij heeft verweerder verzocht een medisch specialist in te schakelen.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser zijn verzoek om ontheffing van de arbeidsverplichtingen niet heeft onderbouwd en daarom niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van dringende redenen op grond waarvan hij van de verplichtingen dient te worden ontheven.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. De onderbouwing van zijn aanvraag is gelegen in het feit dat zijn medische klachten al jaren bekend zijn bij verweerder. In het verleden is eiser al meerdere malen vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.
4.1.
In artikel 9, eerste lid, van de Pw zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling opgenomen.
Artikel 9, tweede lid, van de Pw biedt verweerder de mogelijkheid om in individuele gevallen tijdelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen bedoeld in het eerste lid, onder a en onder c, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.2.
De bewijslast van dringende redenen die aanleiding kunnen vormen voor ontheffing van de arbeidsverplichtingen, rust op de aanvrager van de ontheffing. Het is aan de aanvrager om eerst met (een begin van) bewijs te komen waaruit blijkt dat hij beperkingen bij de arbeidsinschakeling ondervindt, voordat het aan verweerder is hier nader onderzoek naar te doen (vgl. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:639).
4.3.
Eiser heeft in zijn aanvraag vermeld dat hij wegens beperkingen niet aan de arbeidsverplichtingen kan voldoen. Op basis daarvan was verweerder nog niet gehouden een medisch onderzoek te laten verrichten. Eiser had daarvoor met (een begin van) bewijs moeten komen, bijvoorbeeld door enig inzicht te geven in wat hij, gelet op zijn medische situatie, wel en niet kan. Het hoeft hierbij niet om informatie van een arts te gaan. Het enkele feit dat verweerder aan eiser wegens medische beperkingen in het verleden een ontheffing heeft verleend, betekent niet dat eiser zijn aanvraag niet diende te onderbouwen. Zijn situatie kan immers zijn gewijzigd. Verweerder heeft de aanvraag dan ook, bij gebrek aan onderbouwing, terecht afgewezen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J. Flikweert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 januari 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.