ECLI:NL:RBROT:2022:3041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
10-221860-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling openlijk geweld en vrijspraak poging doodslag met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. S. Ben Ahmed. De zaak betreft openlijk geweld gepleegd op 20 juni 2019 te Rotterdam, waarbij de verdachte samen met anderen een jongen van een andere school heeft mishandeld. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, heeft vrijspraak gevorderd voor een deel van de tenlastelegging, maar heeft ook bewezenverklaring van het openlijk geweld geëist. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan de poging tot doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan openlijk geweld. De rechtbank heeft daarbij de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking genomen, aangezien de verdachte op 20 juni 2019 in verzekering was gesteld en de behandeling van de zaak meer dan 17 maanden heeft geduurd. De rechtbank heeft de verdachte een werkstraf van 12 uur opgelegd, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij, [naam slachtoffer 2], is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat niet is komen vast te staan dat de gevorderde schade rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-221860-21
Datum uitspraak: 21 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. Ben Ahmed, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzittingen van
31 maart 2022 (inhoudelijke behandeling) en 7 april 2022 (sluiting van het onderzoek).

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 1] ;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 2] ;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uur met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 2] is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 20 juni 2019 te Rotterdam openlijk, te weten, op de [naam locatie] , op het schoolplein van het [naam school] aldaar, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 2] door
- terwijl die [naam slachtoffer 2] op de grond lag meermalen te slaan en schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en
- met een wapenstok, te slaan tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Hij heeft samen met anderen een jongen van een andere school mishandeld. Deze jongen is daarnaast tijdens deze vechtpartij door een onbekend gebleven persoon gestoken. De verdachte heeft samen met de medeverdachten inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten hebben doorgaans grote impact op de slachtoffers en kunnen traumatiserend zijn, hetgeen tot langdurige psychische schade kan leiden. Bovendien versterken dergelijke feiten in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. De rechtbank rekent de verdachte dat aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring deskundige op de terechtzitting
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna te noemen JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 maart 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, adviseert JBRR de rechtbank om de verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis aangevuld met een taakstraf in de vorm van een werkstraf. De verdachte zal bijna zijn VWO diploma behalen en hij heeft een duidelijk toekomstperspectief; hij wil geneeskunde aan de universiteit gaan studeren. Hij heeft een bijbaan, voetbalt in vereniging en heeft pro sociale vrienden. Daarnaast is er sprake van een warme band met de ouders. Hij accepteert hun gezag en komt regels en afspraken na. De ouders lijken voldoende toezicht en controle op de contacten en activiteiten van de verdachte buitenshuis te hebben. De verdachte heeft zich in de afgelopen drie jaar goed aan de opgelegde schorsende voorwaarden gehouden. Hij is een first offender en er is geen sprake geweest van recidive. Het recidiverisico wordt laag ingeschat.
Ter terechtzitting heeft de deskundige [naam persoon] , werkzaam bij JBRR, naar voren gebracht dat de verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsende voorwaarden. Hij heeft ook goed meegewerkt aan een bemiddelingstraject. De hele zaak en vooral de lange periode waarop hij heeft moeten wachten op een inhoudelijke behandeling, hebben grote impact gehad op de verdachte en zijn gezin. De deskundige adviseert om geen jeugdreclasseringstoezicht op te leggen aangezien dit geen (pedagogische) meerwaarde heeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken, zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna te noemen duur opleggen.
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn dient te zijn afgerond met een eindvonnis. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 20 juni 2019 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn aangevangen en deze is dus fors, met ruim 17 maanden, overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die een overschrijding rechtvaardigen. Gelet op de tijd die inmiddels is verstreken, de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, de omstandigheid dat de verdachte aan een bemiddelingstraject heeft meegewerkt, alsook het gegeven dat de verdachte zich bijna drie jaar aan schorsende voorwaarden heeft gehouden en niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en justitie, zal de rechtbank de verdachte een werkstraf gelijk aan het voorarrest opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij [naam slachtoffer 2]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 236,75 aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering dient te worden afgewezen nu de verdachte niet wordt veroordeeld voor het steken van de benadeelde partij.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen omdat de verdachte niet degene is geweest die het steekletsel aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
12 (twaalf) uur;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) uurte verrichten werkstraf resteert;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en J. Montijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2019 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij, althans in het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2019 te Rotterdam openlijk, te weten, op of aan de [naam locatie] , op het schoolplein van het [naam school] aldaar, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] door
- die [naam slachtoffer 2] onderuit te trappen en/of (terwijl die [naam slachtoffer 2] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of stompen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of
- die [naam slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of stompen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een (wapen)stok, althans een hard voorwerp, te slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken in de zij, althans in het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] .