ECLI:NL:RBROT:2022:3037

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
10-221814-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Sönmez. De rechtbank heeft de zaak behandeld op besloten zittingen op 31 maart en 7 april 2022. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, heeft vrijspraak gevorderd voor het geweld tegen [naam slachtoffer 1] en bewezenverklaring voor het geweld tegen [naam slachtoffer 2], met een schuldigverklaring zonder straf of maatregel.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Voor het geweld tegen [naam slachtoffer 2] heeft de verdachte bekend, en de rechtbank heeft dit feit zonder nadere bespreking bewezen verklaard. De verdachte heeft op 20 juni 2019 in Rotterdam openlijk geweld gepleegd op het schoolplein van [naam school], waarbij hij [naam slachtoffer 2] meermalen heeft geslagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak met meer dan 17 maanden is overschreden. Gezien de omstandigheden, waaronder de leeftijd van de verdachte en zijn recente motivatie om aan zijn toekomst te werken, heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, ondanks de ernst van het feit. De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde geweld tegen hem. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-221814-21
Datum uitspraak: 21 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzittingen van
31 maart 2022 (inhoudelijke behandeling) en 7 april 2022 (sluiting van het onderzoek).

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 1] ;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 2] ;
  • schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 2] is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 juni 2019 te Rotterdam openlijk, te weten, op de [naam locatie] , op het schoolplein van het [naam school] aldaar, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 2] door
- die [naam slachtoffer 2] vast te pakken en meermalen, te slaan tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel

7.1.
Algemene overweging
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Hij heeft samen met anderen een jongen op het schoolplein van het [naam school] mishandeld. Door zo te handelen heeft de verdachte samen met de medeverdachten inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten hebben doorgaans grote impact op de slachtoffers en kunnen traumatiserend zijn, hetgeen tot langdurige psychische schade kan leiden. Bovendien versterken dergelijke feiten in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. De rechtbank rekent de verdachte dat aan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit zou daarop in beginsel met een straf dienen te worden gereageerd.
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn met een eindvonnis dient te zijn afgerond. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte of het verhoor bij de politie kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 1 juli 2019 door de politie verhoord. Op deze datum is de redelijke termijn aangevangen en deze is dus fors, met ruim 17 maanden, overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die de overschrijding rechtvaardigen. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een werkstraf hebben opgelegd. Gelet echter op de tijd die is verstreken alsmede de recente ontwikkeling dat de verdachte inmiddels gemotiveerd is te werken aan zijn toekomst, dient het opleggen van een straf, waaronder ook een voorwaardelijke straf met (algemene en/of bijzondere) voorwaarden, naar het oordeel van de rechtbank geen redelijk doel meer. Hierbij heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de - relatief geringe - bijdrage van de verdachte aan het openlijk geweld.
De rechtbank zal de verdachte dan ook schuldig verklaren, maar hem, gelet op het hiervoor overwogene, geen straf of maatregel opleggen.

8..Vordering benadeelde partij [naam slachtoffer 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 236,75 aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering dient te worden afgewezen nu de verdachte niet wordt veroordeeld voor het ten laste gelegde geweld ten aanzien van de benadeelde partij.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen omdat vrijspraak is bepleit ten aanzien van de benadeelde partij.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde met betrekking tot [naam slachtoffer 1] .
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en J. Montijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 juni 2019 te Rotterdam openlijk, te weten, op of aan de [naam locatie] , op het schoolplein van het [naam school] aldaar, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] door
- die [naam slachtoffer 1] onderuit te trappen en/of (terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of stompen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of
- die [naam slachtoffer 2] vast te pakken en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of stompen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een (wapen)stok, althans een hard voorwerp, te slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of die [naam slachtoffer 1] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken in de zij, althans in het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] .