In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Alberts, vorderde om de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van een onzelfstandige woonruimte wegens huurachterstand. De gedaagde was niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend. De eiser had een huurachterstand van € 2.705,- opgebouwd, en vorderde daarnaast betaling van de huur voor de komende maanden en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat de eiser een spoedeisend belang had bij de ontruiming en dat de huurachterstand een zodanige tekortkoming vormde dat het waarschijnlijk was dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou worden ontbonden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter wees ook de vordering tot betaling van de huurachterstand toe, maar wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat niet aan de wettelijke eisen was voldaan. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.