ECLI:NL:RBROT:2022:2998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
9760695 VV EXPL 22-126
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Alberts, vorderde om de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van een onzelfstandige woonruimte wegens huurachterstand. De gedaagde was niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend. De eiser had een huurachterstand van € 2.705,- opgebouwd, en vorderde daarnaast betaling van de huur voor de komende maanden en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat de eiser een spoedeisend belang had bij de ontruiming en dat de huurachterstand een zodanige tekortkoming vormde dat het waarschijnlijk was dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou worden ontbonden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter wees ook de vordering tot betaling van de huurachterstand toe, maar wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat niet aan de wettelijke eisen was voldaan. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9760695 VV EXPL 22-126
uitspraak: 15 april 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats eiser],
eiser bij dagvaarding van 31 maart 2022,
gemachtigde: mr. M.J. Alberts te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de akte eiswijziging/vermindering van eis tevens inhoudende akte nadere producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2022.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1.
In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.2.
[gedaagde] huurt van [eiser] de onzelfstandige woonruimte, gelegen aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’), tegen een huurprijs inclusief voorschot servicekosten van € 615,- per maand, bij vooruitbetaling te betalen steeds vóór de 26e dag van iedere maand.
2.3.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. De huurachterstand berekend tot en met april 2022 bedraagt € 2.705,-.

3..De vordering

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen vijf dagen na het wijzen van het vonnis te ontruimen;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de huurachterstand van € 2.705,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het moment van verzuim;
III. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] bij vooruitbetaling, doch uiterlijk op de 25e van elke maand, te betalen een bedrag van € 615,- per maand, voor het eerst per 25 april 2022, tot het moment waarop het gehuurde zal zijn ontruimd;
IV. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke kosten à € 478,56;
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
Aan de vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting uit de huurovereenkomst. De tekortkoming, bestaande uit de huurachterstand, is zodanig dat voldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure ontbonden zal worden. Bovendien gedraagt [gedaagde] zich niet als een goed huurder. Hij dient met [eiser] te communiceren over een eventueel voornemen om het gehuurde te verlaten en mee te werken aan een tijdige en correcte oplevering van het gehuurde. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering tot ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[eiser] heeft getracht om buiten rechte voldoening van zijn vordering te krijgen, maar zonder resultaat. [eiser] maakt daarom aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten.

4..De beoordeling

4.1.
Voldoende is gebleken dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorzieningen, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
4.2.
[gedaagde] is, zonder bericht van verhindering, niet op de zitting verschenen en heeft evenmin schriftelijk verweer gevoerd. [eiser] heeft het exploot van de op 31 maart 2022 betekende dagvaarding overgelegd. Gebleken is dat de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zodat verstek is verleend tegen [gedaagde]. Bij gebreke van verweer daartegen moet in rechte worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser]. Nu de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zullen deze worden toegewezen, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
Ontruiming
4.3.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van de voorzieningen zoals gevorderd. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien een kort geding zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering.
4.4.
Vast staat dat sprake is van een huurachterstand van [gedaagde], die overeenkomt met een achterstand van ruim vier maanden. Dit is een zodanige tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de huurovereenkomst, dat het zeer waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De kantonrechter acht het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen door de vordering tot ontruiming van het gehuurde toe te wijzen, met dien verstande dat de termijn voor ontruiming zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.5.
De door [eiser] gestelde tekortkoming van [gedaagde] die zien op het (mogelijke) einde van de huurovereenkomst en de verplichtingen van [gedaagde] ten aanzien van communicatie en oplevering kunnen niet tot toewijzing van de ontruimingsvordering leiden. Niet gebleken is dat de huurovereenkomst is geëindigd of door opzegging of met wederzijds goedvinden binnen afzienbare tijd zal eindigen, zodat [gedaagde] terzake geen (opeisbare) verplichtingen heeft. De huurachterstand is, zoals onder 4.4 overwogen, op zichzelf echter reeds voldoende om de ontruimingsvordering van [eiser] toe te wijzen.
Huurachterstand en gebruiksvergoeding
4.6.
Met betrekking tot de vordering tot betaling van de achterstallige bedragen overweegt de kantonrechter dat een dergelijke vordering in kort geding slechts wordt toegewezen indien het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk is en de eisende partij bovendien een spoedeisend belang heeft.
4.7.
[eiser] heeft zijn spoedeisend belang en de hoogte van de huurachterstand voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 2.705,- kan dan ook worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de vordering strekkende tot betaling van een bedrag van € 615,- over de periode met ingang van 1 mei 2022, te betalen uiterlijk op 25 april 2022 en zo voor iedere volgende maand, totdat ontruiming heeft plaatsgevonden.
Incassokosten
4.8.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet heeft voldaan aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW stelt, nu aan [gedaagde] geen zogenoemde 14-dagenbrief is gestuurd. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
4.9.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4.10.
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onzelfstandige woonruimte aan de [adres], met al degenen en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden, te ontruimen en ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, zulks leeg en bezemschoon en onder afgifte van de sleutels;
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.705,- aan huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de verzuimdata tot de datum van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 615,- per maand vanaf 1 mei 2022 tot aan de datum van ontruiming van het gehuurde, steeds te betalen op de 25e van de voorafgaande maand;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
  • € 371,43 aan verschotten;
  • € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
51909